ECLI:NL:RBDHA:2015:16283

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
21 juni 2017
Zaaknummer
4557837 RP VERZ 15-15-50697
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst afgewezen wegens onvoldoende verbetertraject werknemer

In deze zaak heeft de besloten vennootschap AM B.V. verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een werknemer, aangeduid als [verweerder]. Het verzoek is ingediend op 28 oktober 2015 en de mondelinge behandeling vond plaats op 8 december 2015. De werknemer is sinds 1999 in dienst bij AM en heeft in de loop der jaren verschillende beoordelingsgesprekken gehad, waarbij zijn functioneren in 2012 als 'C' en in 2013 als 'D' werd beoordeeld. Ondanks coaching en cursussen heeft de werknemer zijn functioneren niet verbeterd, wat AM als reden voor ontbinding aanvoert. De kantonrechter oordeelt echter dat AM onvoldoende inspanningen heeft geleverd om de werknemer te helpen zijn functioneren te verbeteren. De coaching was niet specifiek genoeg en de werknemer had niet de juiste begeleiding om zijn functioneren te verbeteren. De kantonrechter concludeert dat AM te snel heeft geconcludeerd dat de werknemer ongeschikt was voor zijn functie en wijst het verzoek tot ontbinding af. AM wordt veroordeeld in de proceskosten van de werknemer, begroot op € 500,--.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team kanton Den Haag
JS
Zaaknr.: 4557837 RP VERZ 15-15-50697
Uitspraakdatum: 24 december 2015
Beschikking in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AM B.V.,
gevestigd te Utrecht,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. B. Westerhout,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. M. Smit.
Partijen worden hierna aangeduid als AM respectievelijk [verweerder] .

1.Het procesverloop

1.1.
AM heeft de kantonrechter bij verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 28 oktober 2015, verzocht de arbeidsovereenkomst tussen partijen te ontbinden. [verweerder] heeft een verweerschrift ingediend. Nadien heeft AM nog vier, en [verweerder] drie nadere producties ingediend.
1.2.
Op 8 december 2015 heeft de mondelinge behandeling van het verzoek plaats gevonden. Namens AM zijn verschenen [EJ] en [HP] . [verweerder] is in persoon verschenen. Beide partijen zijn ter zitting bijgestaan door hun gemachtigden voornoemd. AM heeft ter zitting pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt die zich in het procesdossier bevinden.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] is geboren op [1962] en sinds [1999] in dienst bij (een rechtsvoorganger van) AM, laatstelijk in de functie van [functie] . [verweerder] werkt tegen een salaris van € [xx] bruto per maand, exclusief vakantietoeslag.
2.2.
Op 21 december 2012 heeft AM met [verweerder] een beoordelingsgesprek gevoerd. Het functioneren van [verweerder] werd gewaardeerd met de letter ‘C’: ‘heeft een bijdrage geleverd zoals werd verwacht en heeft naar behoren gefunctioneerd’. In het beoordelingsformulier dat naar aanleiding van dat gesprek is opgemaakt, staat – voor zover relevant – het volgende:
‘Eindoordeel: C
Opgemerkt dient te worden dat [verweerder] in 2012 nog niet het gewenste functieniveau van [functie] regio U&NO heeft bereikt.
In 2013 zullen o.a. de volgende punten moeten worden verbeterd teneinde een C beoordeling te handhaven c.q. te verbeteren:
- Planning en Control (inclusief structureren werkzaamheden, focus hoofdlijnen)
- Kwaliteit van de werkzaamheden
- Uitbreiding van de werkzaamheden
Verder dienen in Q1 2013 persoonlijke doelstellingen te worden geformuleerd in combinatie met het coachen van Theo.
Ook een opleiding in het verlengde van bovengenoemde verbeterpunten (bijv. persoonlijke effectiviteit) is gewenst. [..]’
2.3.
In april 2013 heeft AM een bedrijfspsycholoog de opdracht gegeven in samenspraak met [verweerder] een coachingstraject op te stellen. Op 7 mei 2013 heeft deze psycholoog een intakegesprek met [verweerder] gevoerd. [verweerder] is vervolgens acht maanden door de psycholoog gecoacht.
2.4.
In de periode mei 2013 tot en met november 2013 heeft [verweerder] acht verschillende cursussen gevolgd.
2.5.
Op 18 december 2013 heeft AM met [verweerder] opnieuw een beoordelingsgesprek gevoerd. Het functioneren van [verweerder] werd gewaardeerd met de letter ‘D’: ‘heeft (nog) niet naar behoren gepresteerd; zal hard moeten aanpakken om aan alle gestelde eisen te voldoen’. In het beoordelingsformulier dat naar aanleiding van dat gesprek is opgemaakt, staat – voor zover relevant – het volgende:
‘Eindoordeel: D
[verweerder] matcht ondanks zijn inzet en loyaliteit niet met het functieprofiel van [functie] AM. Partijen zullen zich gezamenlijk inspannen om binnen 6 maanden (voor 1 juli 2014) een passende functie voor Theo binnen de BAM Groep te vinden met wederzijdse goedkeuring. Mocht dit onverhoopt niet haalbaar zijn binnen de periode van 6 maanden, dan treden partijen in overleg over het uit dienst treden van Theo. [..]’
2.6.
[verweerder] is niet herplaatst in een andere functie binnen AM of elders.
2.7.
In november 2014 heeft AM [verweerder] loopbaanbegeleiding door een extern loopbaanadviesbureau aangeboden. In de eerste maanden van 2015 is [verweerder] door dit bureau begeleid. In een e-mail van dit bureau aan AM staat – voor zover relevant – het volgende:
‘[..] [verweerder] heeft in zijn persoonlijke presentatie, van cv en motivatiebrief tot en met sollicitatiegesprekken, flinke stappen te zetten, wil hij zich succesvol op de arbeidsmarkt begeven. [..]’

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
De werkgever verzoekt de arbeidsovereenkomst met de werknemer te ontbinden op grond van artikel 7:671b, eerste lid, onderdeel a, van het Burgerlijk Wetboek (BW), in verbinding met artikel 7:669 derde lid, onderdeel d, BW.
3.2.
Aan dit verzoek heeft AM ten grondslag gelegd – kort gezegd – dat er sinds 2012 sprake is van disfunctioneren van [verweerder] . Ondanks [verweerder] daartoe in de gelegenheid te hebben gesteld, heeft hij zijn functioneren niet verbeterd, terwijl ook pogingen om binnen of buiten AM een andere functie voor [verweerder] te vinden niet zijn geslaagd. Gelet hierop kan van AM redelijkerwijs niet gevergd worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
3.3.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, strekkende tot afwijzing van het ontbindingsverzoek.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hieronder – voor zover relevant – nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt voorop dat uit artikel 7:669, eerste lid, BW volgt dat de arbeidsovereenkomst alleen kan worden ontbonden indien daarvoor een redelijke grond is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. In artikel 7:669, derde lid, BW is nader omschreven wat onder een redelijke grond moet worden verstaan.
4.2.
AM heeft gesteld dat de redelijke grond voor ontbinding is gelegen in de omstandigheid dat [verweerder] ongeschikt is tot het verrichten van de bedongen werkzaamheden. Naar het oordeel van de kantonrechter leveren de door de werkgever in dat verband naar voren gebrachte feiten en omstandigheden geen redelijke grond voor ontbinding op, zoals bedoeld in artikel 7:669, derde lid, onderdeel d, BW. Daartoe wordt het volgende overwogen.
4.3.
Vast staat dat het functioneren van [verweerder] in de periode vanaf 2012 onder de maat was. Dat blijkt uit de beoordelingsformulieren over 2012 en 2013. Dat het eindoordeel in 2012 ‘C’ luidde (‘heeft naar behoren gefunctioneerd’) maakt dat niet anders, nu uit de tekst en toelichting van het beoordelingsfomulier duidelijk blijkt dat het functioneren [verweerder] op onderdelen onvoldoende was. Bovendien heeft [verweerder] ter zitting ook erkend dat zijn functioneren op onderdelen verbetering behoefde.
4.4.
De kantonrechter is evenwel van oordeel dat AM [verweerder] onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld om zijn functioneren te verbeteren. Weliswaar heeft AM een psycholoog de opdracht gegeven om [verweerder] te coachen, maar wat die coaching behelsde en waar die uiteindelijk toe moest leiden was ter bepaling van [verweerder] zelf. De psycholoog heeft in totaal vijf sessies met [verweerder] gehad, hem een aantal opdrachten gegeven, alsmede een roze schrift en een stickervel met smileys. Vooraf zijn de doelstellingen van het coachingstraject niet vastgelegd, terwijl er evenmin na afloop verslag is gedaan van de voortgang. Wat betreft de acht cursussen die [verweerder] in 2013 gevolgd heeft, heeft [verweerder] ter zitting onweersproken gesteld dat hij zelf de te volgen cursussen selecteerde en dat zijn leidinggevende alleen de cursus ‘persoonlijke effectiviteit’ heeft voorgesteld. De kantonrechter is van oordeel dat AM zodoende onvoldoende betrokkenheid heeft getoond bij het verbeteren van het functioneren van [verweerder] . Het had op de weg van AM gelegen specifieker de inhoud van het coachingstraject te bepalen teneinde de geconstateerde tekortkomingen ten aanzien van ‘planning en control’ te verbeteren. Ook had AM aan [verweerder] duidelijk moeten maken welke cursussen hij had moeten volgen om de kwaliteit van zijn werk op het gewenste niveau te krijgen. De stelling van AM, onder verwijzing naar het inschakelen van het loopbaanadviesbureau, dat het meer heeft gedaan dan het ter beschikking stellen van een coach en het faciliteren van cursussen kan niet worden gevolgd: de begeleiding die [verweerder] in 2015 van dit bureau heeft gekregen was immers gericht op loopbaanbegeleiding en het vinden van werk elders, zo blijkt onder andere uit de e-mail van dit loopbaanadviesbureau (zie hiervoor onder 2.8), niet op het verbeteren van het functioneren van [verweerder] in zijn huidige functie bij AM. Al met al heeft AM zich te afzijdig gehouden en te snel geconstateerd dat [verweerder] ongeschikt was voor de functie die hij vervult.
4.5.
De slotsom is dat de kantonrechter het verzoek van AM afwijst en dat de arbeidsovereenkomst niet wordt ontbonden.
4.6.
AM wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. Aan de zijde van [verweerder] zijn deze begroot op € 500,-- aan salaris gemachtigde (2 punten à € 250,-- (tarief XVIII)).

5.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst de verzochte ontbinding af;
- veroordeelt AM tot betaling van de proceskosten van [verweerder] , begroot op € 500,--.
Deze beschikking is gegeven door mr. J. Snoeijer, kantonrechter en op 24 december 2015 in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.