ECLI:NL:RBDHA:2015:16267

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 oktober 2015
Publicatiedatum
14 december 2016
Zaaknummer
AWB-15_17750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geloofwaardigheid van asielrelaas en authenticiteit van documenten in vreemdelingenzaken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij eiseres, een Iraanse vrouw, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De aanvraag werd door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie afgewezen, met als argument dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig was. Eiseres had ter onderbouwing van haar aanvraag documenten ingediend, waaronder een vonnis van een rechtbank, maar de staatssecretaris had deze documenten niet op authenticiteit onderzocht. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er geen wettelijke verplichting was om de documenten te onderzoeken, het uit zorgvuldigheid wel op de weg van de staatssecretaris had gelegen om dit te doen. De rechtbank nam in overweging dat eiseres een daadwerkelijke inspanning had verricht om haar relaas te onderbouwen en dat de documenten, indien authentiek, de geloofwaardigheid van haar verhaal konden bevestigen. De rechtbank concludeerde dat het besluit van de staatssecretaris in strijd was met het zorgvuldigheidsbeginsel en vernietigde het bestreden besluit. De rechtbank droeg de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak en veroordeelde hem in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/17750
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 29 oktober 2015 in de zaak tussen

[eiseres] ,

geboren op [geboortedatum] , van Iraanse nationaliteit,
eiseres,
(gemachtigde: mr. F.W. Verbaas, advocaat te Alkmaar),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: drs. F. Gieskes, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij besluit van 17 september 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond. Het besluit omvat eveneens een terugkeerbesluit, eiseres dient Nederland binnen vier weken te verlaten.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 20 oktober 2015. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres heeft ter onderbouwing van haar aanvraag het volgende aangevoerd. Eiseres is na haar echtscheiding bij haar ouders in Teheran gaan wonen. Haar religieus conservatieve voormalige schoonfamilie, die in de nabijheid woont, hield haar streng in de gaten en oefende druk op haar uit om terug te gaan naar haar man. Met name haar voormalig schoonvader bedreigde haar opdat eiseres geen nieuw huwelijk zou aangaan.
Aanleiding voor haar vertrek uit Iran was een mishandeling door een onbekende man. Hij heeft eiseres benaderd via sms omdat hij haar wilde leren kennen. Na een dag of tien dagen hebben zij afgesproken om koffie te drinken. Eiseres is door een vriendin op 2 februari 2015 afgezet in [naam 1] en zij is bij deze man in de auto van zijn vriend gestapt. Daar heeft de man haar hand omgedraaid, aan haar haren getrokken en getracht haar te wurgen. De politie heeft hen echter in de auto gezien en is te hulp geschoten. De man bleek te hebben gedronken en is aangehouden. Eiseres is verzocht aangifte te doen en is door het OM doorverwezen voor medisch onderzoek. Bij het OM kwam zij echter haar voormalige schoonvader tegen, die al van de gebeurtenis op de hoogte was. Uit zijn woorden heeft eiseres opgemaakt dat hij deze man op haar had afgestuurd en dat hij zijn invloed zou gebruiken om haar te laten veroordelen vanwege het eropna houden van een buitenechtelijke relatie. Onder druk van haar voormalige schoonvader heeft zij hierop haar aangifte ingetrokken. Eiseres heeft een vonnis van een rechtbank overgelegd ter onderbouwing van haar relaas.
Eiseres is gevlucht voor de dreigementen van haar voormalige schoonvader, die haar (openlijk) bedreigde en heeft getoond zijn daden waar te maken, zelfs op het gerechtelijk gebied. Hij heeft banden met de [naam 2] en de [naam 3] en nog steeds veel invloed bij de autoriteiten. Zij stelt daarom niet te zullen worden geloofd indien zij een klacht zou indienen of bescherming zou zoeken bij de autoriteiten.
2.1
Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.2
Volgens paragraaf C1/3.3 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc), zoals gewijzigd bij het Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire 2014/36 van 12 december 2014 (hierna: WBV 2014/36) beoordeelt de IND de geloofwaardigheid van de relevante elementen. Relevante elementen zijn feiten en omstandigheden die in de volgende twee categorieën worden onderscheiden:
a. de voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijde relevante gestelde gegevens die zien op de persoon van de vreemdeling;
b. de voor de beoordeling van de inwilligbaarheid van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd relevante gestelde gebeurtenissen.
Verder blijkt uit paragraaf C1/3.3.1 van de Vc dat als de IND een relevant element niet als geloofwaardig beoordeelt, de vreemdeling op basis van dit element geen aanspraak kan maken op de beschermingsgronden als genoemd in artikel 29, eerste lid, van de Vw. Uit paragraaf C1/3.3.2 van de Vc blijkt dat er een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling plaatsvindt. Hierbij worden alle relevante omstandigheden van het geval betrokken en in onderlinge samenhang gewogen.
2.3
Verweerder heeft in het asielrelaas van eiseres de volgende relevante elementen onderscheiden:
De identiteit en nationaliteit van eiseres.
Eiseres heeft verklaard dat zij eind 2012, begin 2013 is gescheiden van haar voormalige echtgenoot.
Eiseres heeft verklaard dat zij op 2 februari 2015 is mishandeld door een voor haar onbekende man.
Eiseres heeft verklaard dat deze man door haar schoonvader is aangezet tot het plegen van deze mishandeling.
Eiseres stelt dat zij onder invloed van haar schoonvader de aangifte tegen de man die haar heeft mishandeld heeft ingetrokken.
Eisers stelt bij terugkeer te vrezen voor haar schoonvader en diens macht en invloed.
Verweerder acht de verklaringen van eiseres ten aanzien van haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig, evenals die over haar echtscheiding. De overige elementen acht verweerder ongeloofwaardig. Verweerder heeft geconcludeerd dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 29, tweede lid aanhef en onder a, b of c Vw.
3. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder haar relaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Haar relaas is ook niet in strijd met de beschikbare algemene en specifieke informatie over Iran. Daartoe verwijst zij naar pagina 38 van het ambtsbericht van 2013 over Iran waarin is vermeld dat daadwerkelijke bescherming van mensen tegen eerwraak niet eenvoudig is. Verweerder heeft ten onrechte het door haar overgelegde vonnis niet onderzocht op authenticiteit. Eiseres voert aan dat zij haar relaas met het door haar authentiek geachte document wil staven. Een authentiek document is een zwaarwegend element dat aanwijzing geeft dat ook haar overige asielrelaas waar is. Eiseres stelt dat het niet beoordelen van de geloofwaardigheid van haar documenten strijdig is met onderdeel C1/3.3.1 van de Vc en met Werkinstructie 2014/10. Zij stelt met het vonnis te hebben voldaan aan haar bewijsaandraagplicht, en een oprechte inspanning geleverd te hebben om haar aanvraag te staven, zij heeft alle relevante elementen waarover zij beschikt overgelegd. Eiseres concludeert dat onvoldoende sprake is geweest van een deugdelijk onderzoek zoals omschreven in artikel 10 van de Procedurerichtlijn.
3.1
Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat ten aanzien van de geloofwaardigheid van de verklaringen van eiseres is overwogen dat de elementen, zoals eiseres ze heeft gerelateerd, ongeloofwaardig worden geacht. Haar verklaringen over de contacten en de ontmoeting met de onbekende man passen niet in het licht van haar eerdere verklaringen dat zij het onderwerp was van zware sociale controle, die door haar traditionele schoonfamilie zou worden uitgeoefend. Het door eiseres ingebrachte vonnis kan niet als een document dan wel bewijsmiddel dienen ter onderbouwing van het relaas van eiseres in het door haar geschetste samenstel van gebeurtenissen. Vaststelling van de authenticiteit van het document kan de ongeloofwaardig geachte verklaringen niet compenseren. Uit het document kan immers enkel blijken dat eiseres en een man onderwerp zijn geweest van een strafrechtelijke procedure, en dat eiseres is vrijgesproken. Niet blijkt echter uit de inhoud van het document welke feiten en omstandigheden zouden hebben geleid tot de procedure die onderliggend is aan de uitspraak. Evenmin kan hieruit de rol van de voormalig schoonvader van eiseres worden afgeleid. Daartoe strekken enkel de verklaringen van eiseres, die ongeloofwaardig zijn bevonden.
Ter zitting heeft verweerder erop gewezen dat werkinstructie 2014/10 geen wijziging van het inhoudelijke beoordelingskader met zich brengt, zoals is bevestigd door uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling), zie ECLI:NL:RVS:2015:1201 en 1203. Het relevante wettelijke kader is niet gewijzigd, de criteria op grond waarvan asielrechtelijke bescherming wordt geboden zijn niet gewijzigd, de bewijslastverdeling is niet gewijzigd, de omstandigheden als bedoeld in artikel 31, tweede lid, onder a tot en met f, van de Vw worden nog steeds bij de beoordeling betrokken, zij het niet meer aan het begin van een concreet besluit, de opsomming van die omstandigheden noch het relatieve gewicht dat eraan kan toekomen is veranderd.
Noch uit de procedurerichtlijn, noch uit werkinstructie 2014/10 of paragraaf C1/3.3.1 van de Vc volgt voor verweerder een expliciete verplichting om alle documenten die een vreemdeling inbrengt te onderzoeken op authenticiteit. In de uitspraak van 9 april 2015 heeft de Afdeling geoordeeld dat de bewijslastverdeling niet is gewijzigd, en gelet op de eerder gegeven beoordeling of onderzoek naar de authenticiteit van het vonnis een toegevoegde waarde voor de geloofwaardigheidstoets, is op juiste gronden het document niet nader onderzocht, aldus verweerder. Het in samenhang ofwel integraal beoordelen van deze verklaring leidt dan ook niet tot een ander oordeel. Over álle relevante elementen heeft eiseres ongeloofwaardig verklaard.
3.2
Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling (zie bovenvermelde uitspraken) over de bewijslastverdeling in asielzaken is een vreemdeling veelal niet in staat en kan van hem redelijkerwijs niet worden gevergd dat hij zijn asielrelaas overtuigend staaft. Om hem, waar dat probleem zich voordoet tegemoet te komen en toch een adequate beoordeling van de aanvraag te kunnen verrichten, geldt dat verklaring van die vreemdeling en de daarin gestelde feiten en omstandigheden ongeloofwaardig worden geacht, indien die vreemdeling aan de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder artikel 3.35, derde lid van het Voorschrift Vreemdelingen (VV) heeft voldaan.
Artikel 3.35 VV is per 20 juli 2015 vervallen. In dit artikel werd – kort gezegd – bepaald dat van de asielzoeker verwacht mag worden dat hij (zijn persoonlijke omstandigheden en referentiekader in aanmerking genomen) zijn best doet om zijn aanvraag zo goed mogelijk te onderbouwen met documenten en verklaringen. Kortom: alles wat van hem redelijkerwijze verwacht kan worden.
In C1/3.3, onderdeel 3.3.1 van de Vc, thans C1/4.4.1 Vc, is bepaald dat de IND bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van de door de vreemdeling gestelde relevante elementen betrekt:
• alle documenten die de vreemdeling heeft ingediend;
• de verklaringen van de vreemdeling; en
• of de verklaringen van de vreemdeling passen in al datgene wat bij de IND bekend is over de situatie in het land van herkomst van de vreemdeling.
Documenten zijn alle gegevensdragers die een vreemdeling ter onderbouwing van zijn verklaringen heeft ingediend.
Als de IND een relevant element niet als geloofwaardig beoordeelt, kan de vreemdeling op basis van dit element geen aanspraak maken op de beschermingsgronden als genoemd in artikel 29, eerste lid Vw.
Ten aanzien van documenten is in Werkinstructie 2014/10 opgenomen dat indien de vreemdeling documenten heeft overgelegd ter staving van zijn verklaringen, deze in beginsel (voor zover mogelijk) worden onderzocht op echtheid. Met documenten wordt hierbij gedoeld op relevante gegevensdragers in de breedste zin van het woord, het kan zowel gaan om officiële documenten als om foto’s of elektrische bestanden. Vervolgens wordt beoordeeld voor welke van de relevante elementen de documenten ter onderbouwing dienen en welke waarde aan deze documenten kan of moet worden gehecht. (..) Aan de hand van de geloofwaardigheidsindicatoren kan beoordeeld worden hoezeer en door welke zware en lichte omstandigheden de geloofwaardigheid van het relevante element wordt aangetast of versterkt. (..) Ook moet worden getoetst of en in hoeverre bepaalde zware omstandigheden de geloofwaardigheid van het
volledigerelaas aantasten.
3.3
De rechtbank stelt vast dat eiseres bij haar eerste gehoor documenten heeft overgelegd die, naar zij stelt, een authentieke gerechtelijke uitspraak en een doorverwijsbrief voor (een gerechtelijk) medisch onderzoek bevatten. Tijdens het nader gehoor heeft de tolk een vertaling gemaakt van de gerechtelijke uitspraak. Daarbij heeft verweerder vastgesteld dat het vonnis niet compleet is en dat er een emailadres boven staat vermeld. Uit de vertaling blijkt (op hoofdlijnen) dat eiseres betrokken is geweest bij een strafrechtelijke vervolging voor het met opzet bedreigen en mishandelen, het in het bezit hebben van alcohol, aanstoot geven aan de zeden, gebruik van alcoholische drank en buitenechtelijke relatie. De man is hierbij veroordeeld voor het bezit van alcoholische dranken. Ten aanzien van eiseres is geen strafrechtelijke vervolging ingesteld wegens het ontbreken van voldoende bewijs.
3.4
Voor zover uit de bepalingen van de Vc en VV, en de werkinstructie 2014/10, geen wettelijke verplichting volgt om het door eiseres als authentieke vonnis ingebrachte document nader te onderzoeken, had het naar het oordeel van de rechtbank uit het oogpunt van zorgvuldigheid toch op de weg van verweerder gelegen nader onderzoek uit te (laten) voeren naar de gestelde authenticiteit van de documenten. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat eiseres een daadwerkelijke inspanning heeft verricht om haar asielrelaas met documenten te onderbouwen en hier ook consistent over heeft verklaard. Deze documenten zouden, indien de authenticiteit ervan bevestigd kan worden, de geloofwaardigheid van een deel van haar relaas, althans nog een element, kunnen bevestigen. Verweerder zal in dat geval de geloofwaardigheid van het volledige relaas opnieuw dienen te beoordelen tegen de achtergrond van dit element. Niet is immers uit te sluiten dat, hoewel bevreemdend, de gebeurtenissen zijn gegaan zoals eiseres relateert. Voor de verhoging van de geloofwaardigheid van haar asielrelaas acht de rechtbank het daarom essentieel om de documenten op authenticiteit te onderzoeken. Nu verweerder dit heeft nagelaten is het besluit in strijd met het zorgvuldigheidsbeginsel genomen.
Deze beroepsgrond slaagt.
4. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Gelet op de aard van het gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding tot een finale geschillenbeslechting. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen en verweerder opdragen een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
5. De rechtbank zal met toepassing van artikel 8:75, eerste lid, Awb verweerder veroordelen in de kosten die eiseres heeft gemaakt. De kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht € 980,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1). Omdat aan eiseres een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de Rechtsbijstand, moet verweerder op grond van artikel 8:75, tweede lid, van de Awb het bedrag van de proceskosten vergoeden aan de rechtsbijstandverlener van eiseres.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten en draagt verweerder op € 980,- te betalen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.M. Kos, rechter, in aanwezigheid van drs. M.A.J. Arts, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 oktober 2015.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel