ECLI:NL:RBDHA:2015:16261

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 december 2015
Publicatiedatum
23 november 2016
Zaaknummer
09/487313
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring van overlijden van een persoon na zelfmoordaanslag in Irak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2015 een beschikking gegeven inzake de verklaring van overlijden van [betrokkene], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]. Het verzoekschrift, ingediend door de Officier van Justitie in het arrondissement Limburg, betreft de vaststelling van het overlijden van [betrokkene] op 12 november 2014 te Bagdad, Irak, na een zelfmoordaanslag. De rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder instemmingsverklaringen van de ouders van [betrokkene], die geen verweer hebben gevoerd tegen het verzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat op 12 november 2014 een zelfmoordaanslag heeft plaatsgevonden in Bagdad, waarbij de stoffelijke resten van de dader zijn vergeleken met DNA-profielen van de ouders van [betrokkene]. Het NFI heeft bevestigd dat de resten afkomstig zijn van [betrokkene]. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met telefoongesprekken en andere bewijsstukken die de betrokkenheid van [betrokkene] bij de zelfmoordaanslag bevestigen.

Op basis van de overgelegde bewijsstukken en de instemming van de ouders heeft de rechtbank geoordeeld dat het verzoek om verklaring van overlijden gegrond is. De rechtbank heeft de beschikking gegeven op grond van artikel 1:426 tweede lid sub b van het Burgerlijk Wetboek, en verklaart dat [betrokkene] op 12 november 2014 te Bagdad is overleden. Deze beschikking is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2015.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-3062
Zaaknummer: C/09/487313
Datum beschikking: 14 december 2015

Verklaring van overlijden

Beschikking op het op 23 april 2015 ingekomen verzoekschrift van:

DE OFFICIER VAN JUSTITIE,

in het arrondissement Limburg,
te Maastricht.
Als belanghebbenden zijn aangemerkt:

[vader] ,

de vader van de betrokkene,
wonend te [woonplaats] ;
en

[moeder] ,

de moeder van de betrokkene,
wonend te [woonplaats] .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief d.d. 15 juli 2015 met aanvullende informatie;
- de instemmingsverklaring van de vader, ondertekend op 4 november 2015, en de
instemmingsverklaring van de moeder, ondertekend op 3 november 2015, waarin
beide ouders aangeven dat zij akkoord gaan met toewijzing van het verzoek, althans
dat zij geen verweer willen voeren.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe dat de rechtbank zal verklaren dat
[betrokkene]geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , op 12 november 2014 te Bagdad, Irak, is overleden.

Feiten

[betrokkene] is geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , als zoon van [vader] en [moeder] .

Beoordeling

Uit de overgelegde stukken is het volgende gebleken:
  • Op 12 november 2014 is in Bagdad, Irak, een zelfmoordaanslag gepleegd door een persoon genaamd [islamitische naam betrokkene] .
  • [islamitische naam betrokkene] is de Islamitische naam voor [betrokkene] .
  • Er is DNA profiel verkregen uit de stoffelijke resten van de zelfmoordpleger en door het NFI is vastgesteld dat deze stoffelijke resten afkomstig zijn van [betrokkene] .
  • Hierdoor is komen vast te staan dat [betrokkene] Islamitische naam [islamitische naam betrokkene] gewoond hebbende te [woonplaats] , op 12 november 2014 te Bagdad, Irak, is overleden.
Uit het bij brief van 15 juli 2015 overgelegde proces-verbaal – opgemaakt op
26 maart 2015 door de inspecteur van politie [naam] – blijkt dat op 1 december 2014 het Landelijk Internationaal Rechtshulp Centrum, door tussenkomst van de afdeling I 24/7 van Interpol in Lyon, schriftelijke informatie en een DNA profiel heeft ontvangen van de Iraakse opsporingsautoriteiten die hem/haar hebben meegedeeld dat deze informatie op rechtmatige wijze is verkregen en door Nederlandse opsporingsdiensten in een strafrechtelijk onderzoek gebruikt mag worden. Deze informatie is geregistreerd onder nummer: Summit CTER Jihadisme no. [nummer] en luidt als volgt: “
That is the DNA I receive from Baghdad.” In een uit het Arabisch naar Nederlands vertaalde brief van Interpol Bagdad, die als bijlage bij het proces-verbaal is gevoegd, is vermeld: “
Hierbij wil ik u mededelen dat het bureau centrum van Interpol in Bagdad (..) DNA van de zelfmoordpleger die zichzelf opblies heeft gekregen. Het DNA is opgenomen uit de resten van het stoffelijke overschot van de zelfmoordpleger…wetende dat de zelfmoordaanslag is gepleegd met een riem met explosieven op het Irakse politiebureau in An Nousour plein./Bagdad. Hierbij doen we (..) verzoek tot DNA onderzoek (..)
Bij het verzoekschrift heeft de officier van justitie een rapport van DNA-verwantschapsonderzoek overgelegd naar aanleiding van het aantreffen van stoffelijke resten van een ongeïdentificeerde persoon in Bagdad, Irak, in november 2014. Als onderzoeksmateriaal bij het DNA-onderzoek is onderworpen het Interpolformulier met het DNA-profiel van de ongeïdentificeerde persoon en het wangslijmvlies van de vader en de moeder van [betrokkene] Het onderzoek (zaaknummer [nummer] en rapport d.d. 15 januari 2015) concludeert dat de ongeïdentificeerde persoon de vermiste [betrokkene] kan zijn; wanneer deze persoon verwant is met [moeder] en [vader] is de kans een miljard groter dat hij [betrokkene] is dan dat de ongeïdentificeerde persoon niet verwant is aan genoemde personen.
Voorts is er een proces-verbaal ingediend, onder nummer [nummer] , opgemaakt door [naam] , inspecteur van politie Eenheid Limburg, District Zuid-West-Limburg, Districtsrecherche Zuid-West-Limburg, waarin een aantal passages van telefoongesprekken zijn opgesomd, die tijdens het onderzoek op grond van artikel 126m van het Wetboek van Stafvordering, zijn afgeluisterd. De lijnen betroffen onder andere de huislijn, de telefoon van de vader en de moeder van [betrokkene] . Ook is uit de telefoon van de zus van [betrokkene] een videoboodschap veiliggesteld. Overigens kon er technisch niet worden vastgesteld of [betrokkene] tijdens deze telefoongesprekken zich ook daadwerkelijk bevond in het gebied van de Islamitische Staat. [betrokkene] antwoordt in telefonische gesprekken met zijn moeder, gevoerd op 18 september 2014, 7 oktober 2014 en 14 oktober 2014 wel met enige regelmaat op vragen omtrent waar hij verblijft: “
ik ben in Dawla (Staat), het Islamitische Staat” en “
ik ben in Dawla Islamiya (Islamitische Staat) in Shaam (Damascus – Syrië); in Shaam (Syrië)” en dat hij zich heeft aangesloten bij ISIS.
Gelet op het vorenstaande, kan – alle omstandigheden in aanmerking genomen – vastgesteld worden dat [betrokkene] voornoemd, op de wijze zoals weergegeven in het verzoekschrift, is overleden.
Het verzoek is gegrond op artikel 1:426 tweede lid sub b van het Burgerlijk Wetboek en kan als na te melden worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
verklaart dat op 12 november 2014 te Bagdad, Irak, is overleden:
[betrokkene] geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
zoon van: [moeder] , en: [vader] ;
gewoond hebbende te Maastricht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. S.M. Westerhuis-Evers, W.G. de Boer en
C.G. Meeder, bijgestaan door mr. K.M. Heins als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2015.