Overwegingen
1. Eiseres, geboren op [geboortedatum 1], en haar zoon, eiser, geboren op [geboortedatum 1], beiden van Oekraïense nationaliteit, hebben op 17 september 2014 een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Aan die aanvragen ligt het volgende ten grondslag. Eiseres werkte [bedrijf 2] voor de geheime dienst in Oekraïne (SBU) nadat zij daartoe in 1993/1994 door hen was benaderd. Eiseres werkte als hoofdverpleegkundige op een militaire vliegbasis. Zij diende belastende informatie over het personeel op de vliegbasis te verzamelen en in de gaten te houden of er sprake was van spionage onder piloten. De voormalig echtgenoot van eiser werkte als majoor bij de SBU. Sinds april 2014 ondervond eiseres problemen. Eind mei werd eiseres geschorst en is haar een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd. Ze werd op grond van valse beschuldigingen (het delen van vertrouwelijke informatie) gezocht door SBU. Vervolgens is ze gevlucht.
3. Bij de bestreden besluiten zijn de aanvragen als ongegrond afgewezen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de gestelde identiteit en nationaliteit van eiseres en de verklaring dat zij een opleiding tot verpleegkundige heeft gevolgd, geloofwaardig zijn. De verklaringen van eiseres over haar opleiding bij en werkzaamheden voor SBU en de daaruit voortvloeiende problemen worden niet geloofwaardig geacht. Ook de verklaring dat haar ex-man bij SBU werkte wordt ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft een van eiseres afhankelijk asielrelaas. De gevraagde vergunningen zijn daarom geweigerd.
4. Eisers hebben gemotiveerd betwist dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is en - samengevat en voor zover thans van belang - het volgende aangevoerd.
- Eiseres zou een strafbaar feit plegen indien zij vertrouwelijke informatie over haar werkzaamheden bij SBU zou verstrekken.
- Het werkpasje voor de luchtmachtbasis is niet van eiseres afgepakt omdat zij dit nodig had om toegang te krijgen tot de luchtmachtbasis, waar zij werd verhoord. Verweerder heeft onvoldoende waarde aan het pasje gehecht.
- Eiseres heeft haar mailaccount verwijderd om vrienden en kennissen te beschermen, nu eiseres door SBU werd gezocht en het voor de hand ligt dat SBU eerst bij hen zou gaan informeren naar de verblijfplaats van eiseres.
- De vraag waarom SBU eiseres heeft uitgekozen voor de werkzaamheden moet verweerder aan SBU stellen. Het gaat om een geheime dienst, die werknemers op een andere wijze selecteert dan een normaal bedrijf.
- Daarnaast heeft eiseres voldoende documenten overgelegd die haar asielrelaas, waaronder de stelling dat zij door SBU wordt gezocht, ondersteunen. Verweerder gaat daaraan ten onrechte voorbij.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Verweerder heeft aan het standpunt dat de gestelde werkzaamheden bij SBU en de daardoor ondervonden problemen ongeloofwaardig zijn, onder meer het volgende ten grondslag gelegd.
- Eiseres heeft vaag en summier verklaard over haar werkzaamheden bij SBU. Eiseres kan niet toelichten waarom juist zij geselecteerd en opgeleid is door SBU.
- Eiseres heeft geen bewijs van mailcorrespondentie met SBU en heeft verklaard dat ze haar e-mailadres niet wil geven (pagina 5 en 8 van het aanvullend gehoor van 3 november 2014).
- Eiseres wil geen namen noemen van piloten die ze sprak tijdens haar werk.
- Eiseres kan geen telefoonnummer geven van de basis waar ze werkte en stelt zich dat niet te herinneren.
- Eiseres is onbekend met de gevolgen van haar werk en verklaart dat het haar taak was informatie door te geven over de basis. De vraag of zij wel eens veranderingen opmerkte op de basis is ontkennend beantwoord.
- Bureau Documenten kan wegens het ontbreken van voldoende betrouwbaar referentiemateriaal geen uitspraak doen over de echtheid van de onderzochte documenten - waaronder dagvaardingen uit Oekraïne van 12 juni 2014 en 20 juni 2014, een besluit tot opsporing van 10 juli 2014 en de tijdens de procedure (na de zienswijze) overgelegde toegangspas voor de luchtmachtbasis waar eiseres stelt werkzaam te zijn geweest - en kan niet vaststellen of deze door een daartoe bevoegde instantie zijn opgemaakt en afgegeven en inhoudelijk juist zijn.
- Wat betreft de toegangspas merkt verweerder (uiteindelijk) op dat het bevreemdingwekkend is dat eiseres deze toegangspas in haar bezit heeft kunnen houden nadat zij door SBU werd beschuldigd van het delen van vertrouwelijke informatie. Ter zitting heeft eiseres daarover verklaard dat zij ook nadat zij (vals) was beschuldigd en geschorst, nog met het pasje naar binnen kon op tijdstippen waarop zij was uitgenodigd en het buiten die tijdstippen niet heeft geprobeerd.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich reeds gelet op wat onder 5 is vermeld in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het relaas voor wat betreft de werkzaamheden bij SBU en de daardoor ondervonden problemen ongeloofwaardig is.
Daarbij acht de rechtbank tevens het volgende van belang. De stelling van eiseres dat zij haar mailaccount heeft verwijderd om vrienden en kennissen te beschermen, is niet aannemelijk nu ter zitting desgevraagd is verklaard dat eiseres het account heeft verwijderd dat voor werk werd gebruikt en dat dit account niet privé werd gebruikt. Niet valt in te zien waarom het verwijderen van een account dat uitsluitend voor werk wordt gebruikt ter bescherming van vrienden en kennissen geschiedt. Ook wat eiseres overigens heeft aangevoerd met betrekking tot de geloofwaardigheid van het asielrelaas kan niet leiden tot de conclusie dat verweerder het relaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. De kort voor de zitting overgelegde documenten - waaronder een cijferlijst uit 1995 van het departement van veiligheidsdienst van Oekraïne en een door een legereenheid afgegeven identiteitsbewijs van eiseres afgegeven op 15 januari 2014 - kunnen, ook indien de echtheid daarvan vast zou staan, gelet op wat hiervoor is vermeld, evenmin aan voormeld oordeel afdoen.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht geconcludeerd dat eisers niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.