ECLI:NL:RBDHA:2015:16051

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 januari 2015
Publicatiedatum
24 mei 2016
Zaaknummer
09/755014-12
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omkoping en valsheid in geschrift door ambtenaar gemeente Den Haag

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 januari 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een ambtenaar van de gemeente Den Haag, die beschuldigd werd van omkoping en valsheid in geschrift. De verdachte, werkzaam als ambtenaar, heeft gedurende de periode van 1 januari 2009 tot en met 1 oktober 2012 diverse giften en diensten aangenomen van een ondernemer die regelmatig opdrachten van de gemeente ontving. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist dat deze giften bedoeld waren om hem te bewegen om in strijd met zijn ambtelijke plichten te handelen. Daarnaast heeft de verdachte facturen vervalst en valse facturen in zijn administratie gebruikt. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en hem veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, een geldboete van € 10.000, en ontzetting van het recht om een ambt te bekleden voor de duur van twee jaar. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de Gemeente Den Haag, niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 09/755014-12
Datum uitspraak: 14 januari 2015
Tegenspraak
(Promis vonnis)
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] te [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 10, 12, [huisnummer adres betrokkene 2] en 31 december 2014.
De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.A.E. van Noort en van hetgeen door de raadslieden van de verdachte, mr. S.A. Ray en mr. S. Burger, beiden advocaat te Rotterdam (hierna: de verdediging), en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting – ten laste gelegd dat:
1.
OMKOPING ONDERZOEK [onderzoeksnaam 2]
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2009 tot en met 1 oktober 2012 te 's-Gravenhage en/of [woonplaats betrokkene 2] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, als ambtenaar van de gemeente Den Haag, (een) gift(en) en/of (een) belofte(n) en/of (een) dienst(en), te weten
a. a) een spa Caldera Cantabria en/of
b) het bij het autobedrijf aandragen van verdachte als koper van een Mercedes-Benz met kenteken [nummer auto verdachte] , al dan niet onder de marktwaarde en/of
c) een houten schutting en/of
d) een open haard en/of open haardschermen en/of een sfeerhaard en/of
e) de betaling van de ontwerpkosten voor zijn tuin en/of
f) een small Big Green Egg barbecue en/of
g) de aankoop van een sauna, zitgrasmaaier en Sandstone vloer (via [betrokkene 2] ) voor zijn zus
althans enige gift en/of belofte en/of dienst, verleend en/of aangeboden en/of gedaan door [betrokkene 1] (in zijn hoedanigheid van vennoot van [betrokkene 2] en/of (een) andere medewerker(s) van [betrokkene 2] en/of (namens) [betrokkene 2]
A. heeft aangenomen terwijl hij, verdachte,
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem, verdachte, verleend en/of gedaan en/of aangeboden werd(en) teneinde hem te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
(telkens) wist of redelijkerwijs vermoedde dat dat deze gift(en) en/of belofte(n) en/of dienst(en) hem, verdachte, verleend en/of gedaan en/of aangeboden werd(en) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening is gedaan of nagelaten
en/of
B. heeft gevraagd
(telkens) teneinde hem, verdachte, te bewegen om al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en/of
(telkens) tengevolge of naar aanleiding van hetgeen door hem, verdachte, al dan niet in strijd met zijn plicht in zijn bediening is gedaan of nagelaten
te weten, het (telkens)
i. i) (anders dan om zakelijke redenen) begunstigen van [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] en/of (een) andere medewerker(s) van [betrokkene 2]
en/of
ii) aangaan en/of onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, enerzijds en [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] anderzijds, teneinde (aldus) voor hen een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en/of
en/of
iii) (anders dan om zakelijke redenen) (voorstellen en/of adviseren tot) verstrekken en/of gunnen van werken en/of opdrachten en/of projecten van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag aan [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1]
en/of
iv) (anders dan om zakelijke redenen) toezeggen (tot het voorstellen en/of adviseren tot verstrekken en/of gunnen) van (een) toekomstig(e) werk en/of opdracht(en) en/of project(en) van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag aan [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1]
en/of
v) (anders dan om zakelijke redenen) geven van advies en/of verschaffen van informatie aan [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] voor het opstellen van (een) aangepaste offerte(n) aan de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag
en/of
vi) (anders dan om zakelijke redenen) inkopen van orders bij [betrokkene 2] en/of het afgeven van (een) prestatieverklaring(en) ten gunste van [betrokkene 2] en/of [betrokkene 1] .
2.
VALSHEID IN GESCHRIFT ONDERZOEK [onderzoeksnaam 2]
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 2 december 2009 tot en met 29 september 2011 te 's-Gravenhage en/of [woonplaats betrokkene 2] en/of Wezep en/of [woonplaats medeverdachte] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) een of meer facturen, te weten
A. een factuur met nummer [nummer 1] , gedateerd 29 september 2011, afkomstig van [betrokkene 3] Resort , gericht aan Fam. [verdachte] (bladzijde 631)
en/of
B. een factuur met nummer [nummer 2] , gedateerd 2 december 2009, afkomstig van het [betrokkene 4] , gericht aan [betrokkene 2] (bladzijde 608)
en/of
C. een factuur met nummer [nummer 3] , gedateerd 29 augustus 2012, afkomstig van [betrokkene 5] , gericht aan [betrokkene 2] (bladzijde 642)
(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - (telkens) valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst en/of heeft laten opmaken en/of vervalsen,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid
- op/in de onder A. genoemde factuur opgenomen en/of vermeld "Te betalen voor een geleverde spa overjarig model met schade" en/of een totaalbedrag van 3.500,- euro, terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een spa "Caldera Cantabria showmodel White Pearl/Merlot" ter waarde van 13.500,- euro, zonder schade en/of
- op/in de onder B. en/of C. genoemde factu(u)r(en) door de vermelding en/of de adressering [betrokkene 2] en/of [betrokkene 2] en/of [adres betrokkene 2] en/of [huisnummer adres betrokkene 2] en/of [postcode betrokkene 2] en/of [woonplaats betrokkene 2] voorgedaan dat [betrokkene 2] , gevestigd op het adres [adres betrokkene 2] [huisnummer adres betrokkene 2] te [postcode betrokkene 2] [woonplaats betrokkene 2] afneemster was van de geleverde goederen en/of verrichte diensten, terwijl in werkelijkheid de leveringen plaatsvonden en/of diensten verricht was/werden op/aan het adres/woning [adres medeverdachte] te [woonplaats medeverdachte] en/of medeverdachte [medeverdachte 1] de afneemster van de/het geleverde goed(eren) en/of de verrichte dienst(en) betrof en/of
- op/in de onder B. genoemde factuur opgenomen en/of vermeld "Wij berekenen aan u wegens reparatiewerkzaamheden in de gemalen", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een gestorte Sandstone vloer (voor medeverdachte [medeverdachte 1] en/of de woning [adres medeverdachte] te [woonplaats medeverdachte] ),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken
en/of
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 29 december 2011 tot en met 5 februari 2013 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
(telkens) opzettelijk een valse en/of vervalste factuur voorhanden heeft gehad, te weten een factuur met nummer [nummer 1] , gedateerd 29 september 2011, afkomstig van [betrokkene 3] Resort , gericht aan Fam. [verdachte] (bladzijde 631),
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die factuur bestemd was voor gebruik als echt en onvervalst,
bestaande dat voorhanden hebben hierin dat het geschrift door verdachte en/of zijn mededader(s) is opgenomen in de (eigen) administratie
en bestaande die valsheid hierin -zakelijk weergegeven- dat op/in genoemde factuur is opgenomen en/of vermeld "Te betalen voor een geleverde spa overjarig model met schade" en/of een totaalbedrag van 3.500,- euro, terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een spa "Caldera Cantabria showmodel White Pearl/Merlot" ter waarde van 13.500,- euro, zonder schade.
3. Inleiding [1]
Op 28 november 2011 heeft de Rijksrecherche een anonieme brief ontvangen waarin als afzender is vermeld “een bezorgde Hagenaar”. In de brief uit de schrijver de verdenking van mogelijke corruptie door een ambtenaar van de gemeente Den Haag, te weten verdachte.
Verdachte zou volgens de briefschrijver een levensstandaard hebben die niet past bij zijn betrekking als gemeenteambtenaar. Voorts maakt de schrijver melding van het feit dat verdachte in augustus 2011 een Mercedes E220 met het kenteken [nummer auto verdachte] heeft gekocht, welke auto volgens de schrijver al gauw € 65.000,-- zou kosten. Opvallend is volgens de schrijver dat genoemde Mercedes in april 2011 nieuw is aangeschaft door [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ) van het bedrijf [betrokkene 2] (hierna: [betrokkene 2] ).
Na onderzoek door de Rijksrecherche bleek dat verdachte inderdaad deze Mercedes en twee caravans op zijn naam heeft staan. Eén van de caravans zou een waarde van rond de
€ 27.950 hebben.
Voorts bleek dat voornoemde Mercedes op 18 april 2011 voor het eerst op naam is gesteld en wel op naam van [betrokkene 2] . Op 5 augustus 2011 werd de Mercedes geregistreerd op naam van een Mercedes dealer te Naaldwijk en vervolgens – twee minuten later [2] – op naam van verdachte.
Door de Rijksrecherche was in maart 2011 reeds een onderzoek gestart onder de naam “ [onderzoeksnaam 1] ”. Tijdens dat onderzoek is de verdenking ontstaan dat een ambtenaar bij de gemeente Den Haag, [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ), zich heeft laten omkopen door [betrokkene 1] / [betrokkene 2] .
Gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden is het onderzoek “ [onderzoeksnaam 2] ” gestart. [3]
Gedurende het onderzoek is gebleken dat verdachte in zijn functie als ambtenaar van de gemeente Den Haag diverse opdrachten op het gebied van groenvoorziening heeft gegund aan [betrokkene 1] / [betrokkene 2] . Tevens is de verdenking gerezen dat verdachte diverse luxe privégoederen en diensten heeft ontvangen welke zijn betaald door [betrokkene 2] , dan wel door [betrokkene 1] . [4]
Verdachte wordt er thans van verdacht dat hij – kort samengevat – als ambtenaar van de gemeente Den Haag – giften en diensten heeft aangenomen en dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrift.

4. De rechtmatigheid van het voorbereidende onderzoek / ontvankelijkheid van het openbaar ministerie

4.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er sprake is van ernstige vormverzuimen in het opsporingsonderzoek zodat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte.
Daartoe is aangevoerd – kort samengevat – dat de anonieme brief van 28 november 2011 op geen enkele wijze een basis kon zijn voor het opstarten van een opsporingsonderzoek.
Naar de mening van de verdediging kan uit de informatie in de anonieme brief niet een redelijk vermoeden van schuld gedestilleerd worden. Gelet hierop heeft het openbaar ministerie ten onrechte een grootschalig onderzoek tegen de verdachte gestart
Voorts heeft de verdediging geen toegang gekregen tot de gehele inhoud van het zaaksdossier “ [onderzoeksnaam 1] ”, terwijl dit dossier relevant is voor de verdere verdenking jegens de verdachte. Tevens is de verdediging niet in de gelegenheid gesteld bij de diverse getuigenverhoren van de ambtenaren van de gemeente Den Haag aanwezig te zijn terwijl de processen-verbaal van die verhoren wel in het dossier van verdachte zijn gevoegd.
Door de handelswijze van het openbaar ministerie is verdachte benadeeld in zijn verdedigingspositie en op onherstelbare wijze geschaad in zijn rechten. Subsidiair heeft de verdediging bewijsuitsluiting van al hetgeen is verkregen uit het opsporingsonderzoek verzocht. Meer subsidiair heeft de verdediging verzocht bij de eventuele strafmaat rekening te houden met de onregelmatigheden in het onderzoek.
4.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer dient te worden verworpen. Hij heeft daarbij verwezen naar het proces-verbaal van verdenking jegens verdachte, waaruit een redelijk vermoeden van schuld tegen verdachte afgeleid kan worden.
Het zaaksdossier “ [onderzoeksnaam 1] ” is niet van belang omdat verdachte niet voorkomt in dat onderzoek.
Met betrekking tot de getuigenverklaringen van de gemeenteambtenaren stelt de officier van justitie dat door de verdediging niet is verzocht om deze getuigen te horen. Ook heeft de verdediging op de vraag van de rechter-commissaris of zij zich wil aansluiten bij deze getuigenverhoren, geen reactie gegeven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank bestond ten tijde van de start van het onderzoek [onderzoeksnaam 2] voldoende verdenking tegen verdachte dat hij zich zou hebben schuldig gemaakt aan – kort samengevat – ambtelijke corruptie. De rechtbank verwijst naar het proces-verbaal van verdenking van 15 februari 2012. [5] Daaruit blijkt dat niet alleen de anonieme brief uit november 2011 aan de basis stond van het onderzoek maar ook diverse andere onderzoeksgegevens, waardoor informatie uit de anonieme brief werd bevestigd. De rechtbank verwijst naar het onderzoek bij de RDW naar het aantal voertuigen dat verdachte op zijn naam had staan, en het onderzoek naar de tenaamstelling van de Mercedes die in de anonieme brief werd genoemd. In samenhang met de informatie uit het onderzoek “ [onderzoeksnaam 1] ” waarin het vermoeden was ontstaan dat [betrokkene 1] , dan wel [betrokkene 2] zich schuldig heeft gemaakt aan omkoping van de ambtenaar [medeverdachte 2] , kon naar het oordeel van de rechtbank op goede gronden een opsporingsonderzoek worden gestart. Op het moment dat BOB-middelen werden ingezet, bestond daarvoor voldoende redelijke verdenking.
Voorts ziet de rechtbank in het feit dat het dossier “ [onderzoeksnaam 1] ” niet aan de verdediging is verstrekt, geen reden om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren. Verdachte komt niet in dat dossier voor – en niet is gebleken dat verdachte op enigerlei wijze in zijn verdediging is geschaad.
Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om het openbaar ministerie niet-ontvankelijk te verklaren vanwege de omstandigheid dat de verdediging niet aanwezig is geweest bij de getuigenverhoren van de ambtenaren van de gemeente Den Haag nu niet gebleken is dat de verdediging daar om heeft verzocht.
Derhalve is niet komen vast te staan dat in het voorbereidende onderzoek vormen zijn verzuimd. Aan de door de verdediging bepleite toepassing van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering – in welke vorm ook: hetzij niet-ontvankelijkheid van het openbare ministerie, hetzij bewijsuitsluiting, hetzij strafvermindering – komt de rechtbank dan ook niet toe.
Het gevoerde verweer wordt verworpen.

5.Geldigheid van de dagvaarding

5.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van feit 1 nietig dient te worden verklaard, aangezien de tenlastelegging onvoldoende duidelijk en onvoldoende specifiek is. De aan verdachte verweten gedragingen zijn vaag en voor meerdere interpretaties vatbaar omschreven. Onduidelijk is aldus waar verdachte zich precies tegen moet verweren.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het verweer van de verdediging dient te worden verworpen. Naar zijn mening is de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 voldoende duidelijk en wist verdachte goed waartegen hij zich moet verdedigen. Volgens hem is dit tijdens het onderzoek ter zitting, waar verdachte een verklaring heeft afgelegd, gebleken.
5.2
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging. Naar haar oordeel voldoet de tenlastelegging ten aanzien van feit 1 aan de eisen zoals in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) gesteld. Voorts is tijdens het onderzoek ter terechtzitting op generlei wijze gebleken dat bij verdachte sprake was van verwarring of onduidelijkheid met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde.
De dagvaarding is mitsdien geldig.

6.Bewijsoverwegingen

6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft – zoals verwoord in zijn schriftelijke requisitoir – de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen geacht. Hij heeft – kort samengevat – zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte alle onder a) tot en met g) ten laste gelegde giften of diensten, met uitzondering van het aandragen als koper bij de koop van de Mercedes Benz, van [betrokkene 1] heeft ontvangen en dat hij de onder i) en ii) ten laste gelegde ambtshandelingen heeft gepleegd. Volgens de officier van justitie kan uit de verklaringen van verdachte en van [betrokkene 1] afgeleid worden dat zowel verdachte als [betrokkene 1] wisten dat de giften aan verdachte werden gedaan omwille van werk dat door verdachte gegund werd aan [betrokkene 1] en zijn bedrijf [betrokkene 2] . Hiermee heeft verdachte naar zijn mening ook in strijd met zijn ambtsplicht gehandeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft – zoals verwoord in zijn pleitnotitie – vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit.
De verdediging heeft zich ten aanzien van feit 1 – kort samengevat – op het standpunt gesteld dat verdachte niet wist dat [betrokkene 1] de giften aan hem verstrekte met het oog op een door verdachte te leveren tegenprestatie. Verdachte had niet kunnen vermoeden dat sprake was van giften met een bepaald doel, namelijk het verkrijgen van werk. Er bestaan onvoldoende aanknopingspunten in het dossier op basis waarvan per gift kan worden vastgesteld dat deze het kennelijke doel had of de uiteindelijke strekking had om de zakelijke positie van [betrokkene 1] te versterken om projecten van de gemeente te krijgen.
Voorts kan naar de mening van de verdediging de verklaring van [betrokkene 1] als kennelijk leugenachtig worden aangemerkt, zodat deze niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Met betrekking tot feit 2 heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat verdachte de ten laste gelegde facturen niet heeft vervalst of valselijk heeft opgemaakt. Ook ontbreekt het opzet van verdachte, mocht van enige betrokkenheid blijken bij het vervalsen, dan wel valselijk opmaken van de ten laste gelegde facturen.
6.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Ten aanzien van feit 1
Als ambtenaar van de gemeente Den Haag
Verdachte is van 1 september 1980 tot 1 oktober 2012 werkzaam geweest als ambtenaar bij de gemeente Den Haag. Gedurende de ten laste gelegde periode was hij achtereenvolgens werkzaam in de functie van groenbeheerder, vanaf 1 oktober 2010 in de functie van medior medewerker beheer bij de projectdirectie Deconcentratie van de Bestuursdienst, vanaf 1 februari 2011 als medewerker beheer medior bij de Sector Stadsdelen & Wijken van de dienst Publiekszaken en vanaf 1 juli 2011 in de functie van senior medewerker beheer bij de sector Stadsdelen & Wijken van de Dienst Publiekszaken. [6] Hij hield zich onder andere bezig met het uitbesteden van werk dat in het stadsdeel Loosduinen moest gebeuren aan externe bedrijven, waaronder aan [betrokkene 2] . Hij was belast met het opmaken van de werkbeschrijvingen en het aanvragen van offertes bij de externe bedrijven die hij daarvoor geschikt achtte. Ook was hij belast met de controle op de uitvoering van opdrachten. [7]
Giften, beloften en diensten aangenomen of gevraagd
Niet ter discussie staat dat verdachte van [betrokkene 1] , dan wel van een medewerker van [betrokkene 2] , te weten de zoon van [betrokkene 1] , tijdens de ten laste gelegde periode de navolgende giften en diensten heeft ontvangen, dan wel gevraagd:
- een spa van het merk Caldera Cantabria (gedeeltelijk);
- een houten schutting;
- een open haard, open haardschermen en een sfeerhaard;
- een small Big Green Egg barbecue;
- de aankoop via [betrokkene 2] van een sauna, zitgrasmaaier en Sandstone vloer voor zijn zus.
Verdachte heeft bekend [8] bovenstaande giften en diensten te hebben ontvangen en zijn verklaring wordt ondersteund door de navolgende bewijsmiddelen.
[betrokkene 1] heeft verklaard dat hij op verzoek van verdachte een spa van het merk Caldera Cantabria en de aankoop van een sauna, een zitgrasmaaier en een Sandstone vloer voor de zus van verdachte, als gift aan verdachte heeft gegeven respectievelijk als dienst heeft verleend. [9] De zus van verdachte, mevrouw [betrokkene 6] , heeft verklaard dat zij via haar broer het door hem ondersteunde verzoek aan [betrokkene 2] heeft gedaan om via [betrokkene 2] een sauna, een zitgrasmaaier en een Sandstone vloer aan te kunnen kopen, hetgeen is geschied. [10]
[betrokkene 1] heeft voorts verklaard dat hij een open haard, open haardschermen en een sfeerhaard aan verdachte als gift heeft gegeven. [11]
Uit een e-mailbericht van 11 juli 2012 van verdachte aan [betrokkene 1] blijkt dat verdachte tijdens zijn vakantie gebruik maakte van een “Green Egg” en dat hij hiervoor de zoon van [betrokkene 1] wilde bedanken. [12] Verdachte heeft ter zitting bevestigd dat de small Big Green Egg barbecue een gift was, welke door de zoon van [betrokkene 1] is geregeld. [13]
Met betrekking tot de houten schutting wordt de verklaring van verdachte dat hij de houten schutting van [betrokkene 1] als gift heeft ontvangen, bevestigd door het feit dat in de administratie van [betrokkene 2] een factuur van Houthandel Van der Marel d.d. 8 april 2011 voor het hout van deze schutting is aangetroffen [14] en dat deze factuur op 10 april 2011 door [betrokkene 2] is betaald. [15] Voorts is uit de foto’s die tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte zijn gemaakt, gebleken dat de gehele tuin van de woning van verdachte is voorzien van een (vrij nieuw uitziende) houten schutting. [16]
De rechtbank is - met de officier van justitie en de raadsman - van oordeel dat rond de aankoop van de Mercedes geen gift of dienst kan worden bewezen verklaard. Dit geldt ook voor de ten laste gelegde betaling van de ontwerpkosten voor de tuin. Uit de thans voorhanden zijnde bewijsmiddelen kan niet onomstotelijk vastgesteld worden dat verdachte wist dat [betrokkene 1] die kosten voor hem zou betalen, of had betaald. Voor het aannemen van een gift in de zin van de tenlastelegging is noodzakelijk dat de verdachte op de een of andere wijze wetenschap heeft of krijgt van de gift.
De rechtbank zal verdachte van deze onderdelen van de tenlastelegging vrijspreken.
Wist of redelijk moest vermoeden dat de giften werden gedaan, teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen of na te laten
Anders dan de verdediging ziet de rechtbank geen aanleiding de verklaringen van [betrokkene 1] als kennelijk leugenachtig te beschouwen. Zijn verklaring is consistent en gedetailleerd en wordt grotendeels ondersteund door andere bewijsmiddelen, waaronder de eigen verklaring van verdachte. Deze verklaringen zijn derhalve bruikbaar als bewijsmiddel.
Aan het bestanddeel “wetende dat” is voldaan indien het doel van de giften verdachte duidelijk was. [17] Volgens vaste jurisprudentie is het niet in alle gevallen nodig vast te stellen welke concrete gedraging van de ambtenaar werd gevraagd in ruil voor de gift of dienst. Ook het aannemen van giften teneinde een relatie te doen ontstaan om aldus een voorkeursbehandeling te krijgen voor de verstrekker van de dienst of gift, valt onder de strafbepaling [18] .
Verdachte heeft in zijn verhoor bij de rechter-commissaris op de vraag wat [betrokkene 1] (naar de rechtbank begrijpt: [betrokkene 1] ) terug kreeg voor de giften verklaard dat [betrokkene 1] werk kreeg. [19] Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet weet waarom [betrokkene 1] giften gaf, maar dat hij denkt dat het was om werk te krijgen. [20] Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte wist waarom de giften door [betrokkene 1] aan hem werden gedaan, namelijk om van de gemeente Den Haag opdrachten voor [betrokkene 2] te krijgen.
Dit is bevestigd door [betrokkene 1] . Hij heeft verklaard dat hij de giften deed zodat hij zijn opdrachten bij de gemeente Den Haag niet kwijt zou raken. Als hij wordt ondervraagd over de aankoop van goederen voor de zuster van verdachte verklaart [betrokkene 1] dat hij dat uiteindelijk deed voor een ambtenaar die cruciaal was voor het bestaansrecht van zijn bedrijf. [21] Ook heeft [betrokkene 1] verklaard dat hij, toen hij een keer een gevraagde gift, te weten elektrische fietsen, weigerde aan verdachte te geven, merkte dat de opdrachten van de gemeente minder werden. [22]
Op basis van deze verklaringen stelt de rechtbank vast dat [betrokkene 1] en [betrokkene 2] de bedoeling hadden om met de giften een voorkeursrelatie te bewerkstelligen zodat [verdachte] zijn mogelijkheden en bevoegdheden zou aanwenden om [betrokkene 2] opdrachten te laten krijgen van de gemeente Den Haag en dat [verdachte] dit wist.
Verdachte was – gelet op zijn functie bij de gemeente Den Haag – ook in staat om dit alles te bewerkstelligen voor [betrokkene 1] , dan wel [betrokkene 2] . Hoewel verdachte zelf geen tekeningsbevoegdheid had voor het geven van opdrachten namens de gemeente Den Haag, had hij feitelijk een zeer grote rol bij het verstrekken van orders. Hij vroeg de offertes op bij bedrijven en mede door ingewikkelde en langdurige administratieve procedures kwam het vaak voor dat het werk in mondelinge opdracht van verdachte werd uitgevoerd voordat de formele schriftelijke opdrachtverstrekking was gerealiseerd. [23]
Al dan niet in strijd met zijn plicht
Voor het bestanddeel “in strijd met zijn plicht” uit artikel 363 van het Wetboek van Strafrecht, is het voldoende indien de giften aan een ambtenaar zijn gedaan met het doel een relatie met die ambtenaar te doen ontstaan of te onderhouden teneinde een voorkeursbehandeling te krijgen en de ambtenaar dit wist of redelijkerwijs moest vermoeden. [24] De ambtenaar is gehouden de plichten die uit zijn functie voortvloeien, nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen, zoals een goed ambtenaar betaamt. Van hem mag derhalve worden verwacht dat hij zich bij de uitoefening van zijn bevoegdheden objectief en onpartijdig opstelt. Het geven van een voorkeursbehandeling is op die grond niet toelaatbaar. Het is een feit van algemene bekendheid dat het optreden van een ambtenaar neutraal en transparant moet zijn en dat hij alle belanghebbenden gelijk dient te behandelen.
Uit de verklaring van [betrokkene 1] blijkt dat hij en [betrokkene 2] met het doen van giften aan verdachte het oogmerk hadden een zodanige relatie te onderhouden met verdachte dat [betrokkene 2] opdrachten zou krijgen van de gemeente Den Haag. Naast het hierboven reeds genoemde verklaart [betrokkene 1] omtrent de manier waarop hij verdachte behandelde dat hij dat deed om verdachte te bewegen om, als die werk zou hebben of een aannemer zou zoeken, zou denken: Die Tiem (de rechtbank begrijpt: [betrokkene 1] ) is wel een aardige vent, die gun ik dat werk wel. [25] De gedragingen van [betrokkene 1] waren derhalve gericht op het verkrijgen van een voorkeurspositie voor [betrokkene 2] . Verdachte heeft dit onderdeel van de tenlastelegging niet erkend.
Ter beantwoording van de vraag of verdachte wist dat de giften waren bedoeld om hem, in strijd met zijn plicht, te bewegen [betrokkene 2] een voorkeurspositie te geven, overweegt de rechtbank als volgt.
De zuster van verdachte heeft verklaard dat zij in 2002 reeds door bemiddeling van verdachte goederen via [betrokkene 2] kocht. [26] De waarde van de giften voor verdachte die de rechtbank bewezen verklaart in de ten laste gelegde periode is ongeveer € 20.000 en die voor zijn zuster ongeveer € 15.000. Het doen van de giften is gestopt door ingrijpen van justitie. Tussen [betrokkene 1] en verdachte heeft derhalve een jarenlange relatie bestaan waarin giften van niet geringe omvang hun weg naar verdachte en zijn familie vonden en waarin [betrokkene 1] zijn doel met de giften kennelijk bereikte, anders was de giftenstroom wel opgedroogd. Giften van deze omvang worden niet gegeven als ze zich niet terugbetalen. Verdachte heeft zich, blijkens zijn hierboven genoemde verklaringen bij de rechter-commissaris en ter zitting, gerealiseerd dat de giften zijn gedaan om werk van de gemeente Den Haag te krijgen voor [betrokkene 2] . Voorts blijkt dat verdachte vanaf zijn privé e-mailadres contact met [betrokkene 1] heeft gehad over de inhoud van een bij de gemeente in te dienen offerte. [27] Dit bevestigt dat [betrokkene 2] door verdachte werd bevoordeeld met relevante informatie. Het kan niet anders dan dat verdachte heeft geweten dat [betrokkene 1] een voorkeurspositie voor [betrokkene 2] beoogde.
Conclusie
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank het onder 1 impliciet primair ten laste gelegde, zoals hieronder weergegeven, wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van feit 2
Tijdens een doorzoeking in de woning van verdachte op 5 februari 2013 [28] werd een factuur met nummer [nummer 1] , gedateerd 29 september 2011, afkomstig van [betrokkene 3] Resort , gericht aan Fam. [verdachte] , aangetroffen. Op deze factuur is vermeld "Te betalen voor een geleverde spa overjarig model met schade" voor een totaalbedrag van € 3.500. [29]
Verdachte heeft verklaard dat deze factuur betrekking had op een spa "Caldera Cantabria showmodel White Pearl/Merlot" ter waarde van € 13.500,- euro, zonder schade. [30] De factuur is derhalve vals.
In de administratie van [betrokkene 2] werd tijdens een doorzoeking op 8 november 2012 [31] een factuur met nummer [nummer 2] , gedateerd 2 december 2009, afkomstig van het [betrokkene 4] , gericht aan [betrokkene 2] , aangetroffen. In die factuur is vermeld "Wij berekenen aan u wegens reparatiewerkzaamheden in de gemalen". [32]
De zus van verdachte heeft verklaard dat deze factuur betrekking had op een gestorte Sandstone vloer in haar woning aan de woning [adres medeverdachte] te [woonplaats medeverdachte] . De factuur is derhalve vals. Zij heeft voorts verklaard dat zij op verzoek van verdachte de omschrijving "Wij berekenen aan u wegens reparatiewerkzaamheden in de gemalen" op de factuur heeft laten zetten. [33]
Verdachte heeft verklaard dat de verklaring van zijn zus hieromtrent klopt en dat hij op verzoek van [betrokkene 1] tegen zijn zus heeft gezegd dat zij dit op de factuur moest laten zetten. [34]
Gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderling verband en samenhang bezien – is het onder 2 sub A en sub B ten laste gelegde, zoals hieronder weergegeven, wettig en overtuigend bewezen.
In de administratie van [betrokkene 2] werd tijdens een doorzoeking op 8 november 2012 [35] voorts een factuur met nummer [nummer 3] , gedateerd 29 augustus 2012, afkomstig van [betrokkene 5] , gericht aan [betrokkene 2] , aangetroffen. De datum van deze factuur valt buiten de tenlastegelegde periode, zodat verdachte op dit punt zal worden vrijgesproken.
6.4
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart bewezen dat:
1.
hij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 1 oktober 2012 te 's-Gravenhage en Monster en elders in Nederland, als ambtenaar van de gemeente Den Haag, giften en diensten, te weten
- een spa Caldera Cantabria en
- een houten schutting en
- een open haard en open haardschermen en een sfeerhaard en
- een small Big Green Egg barbecue en
- de aankoop van een sauna, zitgrasmaaier en Sandstone vloer via [betrokkene 2] voor zijn zus
gedaan door [betrokkene 1] , in zijn hoedanigheid van vennoot van [betrokkene 2] en een andere medewerker van [betrokkene 2]
heeft aangenomen terwijl hij, verdachte, telkens wist dat dat deze giften en diensten hem, verdachte, verleend en gedaan werden teneinde hem te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
en heeft gevraagd telkens teneinde hem, verdachte, te bewegen om in strijd met zijn plicht in zijn bediening iets te doen of na te laten
te weten, het telkens
- anders dan om zakelijke redenen begunstigen van [betrokkene 2]
- aangaan en onderhouden van een relatie tussen hem, verdachte, enerzijds en [betrokkene 2] en [betrokkene 1] anderzijds, teneinde aldus voor [betrokkene 2] een voorkeursbehandeling te bewerkstelligen en
- anders dan om zakelijke redenen voorstellen en adviseren tot verstrekken en gunnen van werken en opdrachten en projecten van de Dienst Stadsbeheer van de gemeente Den Haag aan [betrokkene 2]
2.
hij in de periode van 2 december 2009 tot en met 29 september 2011 te 's-Gravenhage en/of [woonplaats betrokkene 2] en/of Wezep en/of [woonplaats medeverdachte] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen facturen, te weten
A. een factuur met nummer [nummer 1] , gedateerd 29 september 2011, afkomstig van [betrokkene 3] Resort , gericht aan Fam. [verdachte]
en
B. een factuur met nummer [nummer 2] , gedateerd 2 december 2009, afkomstig van het [betrokkene 4] , gericht aan [betrokkene 2]
elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens valselijk heeft laten opmaken,
immers hebben verdachte en/of zijn mededaders telkens valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid
- op de onder A. genoemde factuur vermeld "Te betalen voor een geleverde spa overjarig model met schade" en een totaalbedrag van 3.500,- euro, terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een spa "Caldera Cantabria showmodel White Pearl/Merlot" ter waarde van 13.500 euro, zonder schade en
- op de onder B. genoemde factuur door de vermelding en de adressering [betrokkene 2] en [adres betrokkene 2] [huisnummer adres betrokkene 2] en [postcode betrokkene 2] en [woonplaats betrokkene 2] voorgedaan dat [betrokkene 2] , gevestigd op het adres [adres betrokkene 2] [huisnummer adres betrokkene 2] te [postcode betrokkene 2] [woonplaats betrokkene 2] afneemster was van de geleverde goederen en/ of verrichte diensten, terwijl in werkelijkheid de levering plaatsvond en/of dienst verricht was op het adres [adres medeverdachte] te [woonplaats medeverdachte] en [medeverdachte 1] de afneemster van de geleverde goederen en/of verrichte dienst was
- op de onder B. genoemde factuur vermeld "Wij berekenen aan u wegens reparatiewerkzaamheden in de gemalen", terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een gestorte Sandstone vloer voor [medeverdachte 1] en de woning [adres medeverdachte] te [woonplaats medeverdachte] ,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken
en
hij in de periode van 29 december 2011 tot en met 5 februari 2013 te 's-Gravenhage,
opzettelijk een valse factuur voorhanden heeft gehad, te weten een factuur met nummer [nummer 1] , gedateerd 29 september 2011, afkomstig van [betrokkene 3] Resort , gericht aan Fam. [verdachte] ,
zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij wist dat die factuur bestemd was voor gebruik als echt en onvervalst,
bestaande dat voorhanden hebben hierin dat het geschrift door verdachte is opgenomen in de eigen administratie
en bestaande die valsheid hierin -zakelijk weergegeven- dat op genoemde factuur is vermeld "Te betalen voor een geleverde spa overjarig model met schade" en een totaalbedrag van 3.500 euro, terwijl in werkelijkheid genoemde factuur betrekking had op een spa "Caldera Cantabria showmodel White Pearl/Merlot" ter waarde van 13.500 euro, zonder schade.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.

7.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1
als ambtenaar een gift, belofte of dienst aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd
en
als ambtenaar een gift, belofte of dienst vragen, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst

8.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

9.De strafoplegging

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, en tot een geldboete van € 10.000, subsidiair 85 dagen hechtenis. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte op te leggen de ontzetting van het recht om een ambt te bekleden in rijks- provinciaal of gemeentelijk verband, dan wel enige andere organisatie met overheidsstatus voor de duur van twee jaren.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de mate waarin hij reeds is gestraft doordat hij zijn baan bij de gemeente Den Haag is kwijtgeraakt.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft als ambtenaar van de gemeente Den Haag diverse giften aangenomen en gevraagd van een eigenaar van een bedrijf in groenvoorzieningen dat regelmatig opdrachten uitvoerde voor de gemeente die door verdachte werden gegund. De totale waarde van de door de rechtbank vastgestelde giften aan verdachte en diens zuster bedraagt ongeveer € 35.000 in een periode van ongeveer drie jaar. Dit is een hoog bedrag. Verdachte heeft door het aannemen van deze giften het in hem gestelde vertrouwen beschaamd en zijn positie misbruikt voor persoonlijk voordeel. Ook is het vertrouwen dat de burger in het overheidsapparaat moet kunnen stellen, geschaad en is de waardigheid van de overheid aangetast. De burger moet er immers op kunnen vertrouwen dat beslissingen van de overheid op objectieve gronden worden genomen. Daarnaast moet de overheid kunnen vertrouwen op de loyaliteit, betrouwbaarheid en onkreukbaarheid van de eigen ambtenaren in alle geledingen. Uit het dossier en hetgeen ter zitting is besproken concludeert de rechtbank dat verdachte in zijn werk juist zijn uiterste best deed de groenvoorziening in de wijk waar hij werkte zo goed mogelijk te regelen. Verdachte voelde zich belemmerd door ingewikkelde administratieve procedures en ervoer een zeer hoge werkdruk. Begrip voor de moeilijke positie waarin verdachte verkeerde kan echter niet meebrengen dat begrip moet worden opgebracht voor het aannemen van giften en diensten. Dit laatste diende immers geen enkel ander doel dan verrijking van verdachte zelf en is en blijft verwerpelijk.
Verdachte heeft voorts enkele facturen vervalst. Ook heeft hij een valse factuur in zijn eigen administratie gebruikt om als echt te dienen.
Door de handelwijze van verdachte heeft hij het vertrouwen dat men in het maatschappelijke verkeer in de juistheid van documenten moet kunnen stellen beschaamd.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit de Justitiële Documentatie van verdachte van 20 november 2014 waaruit blijkt dat verdachte geen strafblad heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank kan op het handelen van verdachte in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Gelet op de proceshouding van verdachte, waarbij hij openheid van zaken heeft gegeven, en het lange tijdsverloop tussen de aanhouding van verdachte en de inhoudelijke behandeling van deze zaak, ziet de rechtbank aanleiding af te zien van het opleggen van een gevangenisstraf en zal zij aan verdachte een taakstraf en een geldboete van na te melden duur en hoogte opleggen. Nu de bewezenverklaarde feiten ambtsmisdrijven opleveren acht de rechtbank het voorts passend en geboden dat aan verdachte voor een periode van twee jaar het recht wordt ontzegd om een ambt te bekleden in rijks- provinciaal of gemeentelijk verband, dan wel enige andere organisatie met overheidsstatus.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank - alles overwegende - van oordeel dat de door de officier van justitie geëiste straf voldoende tegemoetkomt aan de verzachtende omstandigheden zoals hier geschetst. De rechtbank ziet in hetgeen door de verdediging is aangevoerd geen redenen om hiervan af te wijken.

10.De vordering van de benadeelde partij

De Gemeente Den Haag heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 208.424, [huisnummer adres betrokkene 2] .
10.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring van de benadeelde partij, nu de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen, omdat deze onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair is de verdediging van mening dat de vordering te gecompliceerd en te ingewikkeld is om in deze strafzaak te behandelen. De vordering dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard en te worden aangebracht bij de civiele rechter.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de gestelde schade en het causaal verband met de bewezenverklaarde feiten onvoldoende is onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is het hoogst waarschijnlijk dat de benadeelde partij in een later stadium nog stukken ter verdere onderbouwing zal kunnen verschaffen. Een aanhouding van deze zaak, teneinde de benadeelde partij hiertoe in de gelegenheid te stellen zal een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee, dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.

11.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 28, 29, 47, 57, 225 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.De beslissing

De rechtbank
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1
als ambtenaar een gift, belofte of dienst aannemen, wetende dat deze hem gedaan wordt teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd
en
als ambtenaar een gift, belofte of dienst vragen, teneinde hem te bewegen om, in strijd met zijn plicht, in zijn bediening iets te doen of na te laten, meermalen gepleegd
ten aanzien van feit 2
valsheid in geschrift, meermalen gepleegd
en
opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
120 (HONDERDTWINTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een geldboete van
€ 10.000,- (ZEGGE: TIEN DUIZEND EURO);
bepaalt dat de geldboete bij gebreke van betaling en verhaal zal worden vervangen
door hechtenis voor de tijd van
85 (VIJFENTACHTIG) DAGEN;
legt als bijkomende straf op:
de ontzetting van het recht om een ambt te bekleden in rijks- provinciaal of gemeentelijk verband, dan wel enige andere organisatie met overheidsstatus voor de duur van
2 (TWEE) JAREN;
verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Koole, voorzitter,
mr. M. Rootring, rechter,
mr. A.M. Boogers, rechter,
in tegenwoordigheid van W.H. Ng, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Waar wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer 20120005 van de Rijksrecherche, onderzoek [onderzoeksnaam 2] , zaaksdossier [verdachte] , met bijlagen (doorgenummerd blz. 1 t/m 914).
2.Proces-verbaal van bevindingen Waardebepaling Mercedes [nummer auto verdachte] , blz. 116.
3.Proces-verbaal van verdenking (artikel 27 Sv), blz. 75-78.
4.Proces-verbaal, blz. 15.
5.Proces-verbaal van verdenking (artikel 27Sv), blz. 75-83.
6.Eigen verklaring ter terechtzitting van 10 december 2014, een geschrift, te weten een kopie van een besluit van de Directeur van de Dienst der Gemeenteplantsoenen d.d. 22 augustus 1980, blz. 714, een geschrift, te weten een kopie van een brief van de gemeente Den Haag d.d. 8 oktober 2010, blz. 781, een geschrift, te weten een kopie van een brief van de gemeente Den Haag d.d. 14 januari 2011, blz. 791, een geschrift, te weten een kopie van een brief van de gemeente Den Haag d.d. 11 juli 2011, blz. 801, en proces-verbaal verhoor van de getuige [getuige] , d.d. 28 november 2014, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 5.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige] , blz. 304 en 305.
8.Eigen verklaring van verdachte ter terechtzitting van 10 december 2014, en proces-verbaal verhoor van de getuige [getuige] , d.d. 28 november 2014, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 17 .
9.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte [betrokkene 1] op maandag 1 september 2014, met het nummer 2012005, documentencode [nummer 4] van de Rijksrecherche, blz. 8, en proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte [betrokkene 1] op maandag 2 september 2014, met het nummer 2012005, documentcode [nummer 5] , van de Rijksrecherche, blz. 48, 49, 50, 54 en 55.
10.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 6] , blz. 357, 358 en 359.
11.Proces-verbaal verhoor van getuige [betrokkene 1] , d.d. 1 december 2014, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 38.
12.Een geschrift, te weten een kopie van een e-mailbericht van verdachte aan [betrokkene 1] , blz. 834.
13.Eigen verklaring ter terechtzitting van 10 december 2014.
14.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 126 en 127, proces-verbaal van bevindingen, blz. 180 en 81, en een geschrift, te weten een kopie van een factuur van [betrokkene 7] gericht aan [betrokkene 2] , blz. 647 en 648.
15.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 182 en 183, en een geschrift, een kopie van een rekeningafschrift van de bankrekening van [betrokkene 2] , blz. 914.
16.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 180, en foto’s blz. 667-669.
17.Zie HR 16 maart 1999,
18.Zie HR 27 september 2005
19.Proces-verbaal verhoor van de getuige [getuige] , d.d. 28 november 2014, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 36.
20.Eigen verklaring ter terechtzitting van 10 december 2014.
21.Proces-verbaal verhoor van getuige [betrokkene 1] , d.d. 1 december 2014, opgemaakt en ondertekend door de rechter-commissaris, punt 41.
22.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte [betrokkene 1] op maandag 1 september 2014, met het nummer 2012005, documentencode [nummer 4] van de Rijksrecherche, blz. 11.
23.Eigen verklaring ter terechtzitting van 10 december 2014.
24.Zie HR 20 juni 2006,
25.Proces-verbaal van bevindingen verhoor verdachte [betrokkene 1] op maandag 1 september 2014, met het nummer 2012005, documentencode [nummer 4] van de Rijksrecherche, blz. 14.
26.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 6] , blz. 359.
27.Een geschrift, te weten een kopie van een e-mailbericht d.d. 19 maart 2009, blz. 884,
28.Proces-verbaal Aantreffen documenten [betrokkene 3] , blz. 113-114.
29.Een geschrift, te weten een kopie van een factuur van [betrokkene 3] , gericht aan Fam. [verdachte] , blz. 631.
30.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 december 2014.
31.Proces-verbaal van bevindingen factuur Het [betrokkene 4] , blz. 93-94.
32.Een geschrift, te weten een kopie van een factuur van Het [betrokkene 4] , gericht aan [betrokkene 2] , blz. 608.
33.Proces-verbaal van verhoor verdachte [betrokkene 6] , blz. 359.
34.Eigen verklaring verdachte ter terechtzitting van 10 december 2014.
35.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 122-123-94.