Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
1.De procedure
- de dagvaarding van 12 november 2014, met producties 1 tot en met 4;
- de conclusie van antwoord tevens conclusie van eis in reconventie, met producties 1 tot en met 8;
- het tussenvonnis van 8 april 2015, waarbij een comparitie van partijen is bevolen;
- de brief van 4 augustus 2015 van mr. Huijben, met bijlagen;
- de brief van 4 augustus 2015 van mr. De Jong, met producties 9 en 10;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 augustus 2015.
3.Het geschil
4.De beoordeling
in conventie
Op verzoek van [de BV] is op 23 december 2013 door [Y] een indicatieve opstelling gemaakt van het vermogen van de vennootschap en waarde van de aandelen in de vennootschap. De bijgevoegde balans van 16 december 2013 kent een post “crediteuren” ter hoogte van € 267.404,=. Dat is – op een bedrag van € 404,= na – precies het bedrag dat [A] aan [de BV] had geleend. Nu een andere verklaring voor de post crediteuren niet is gegeven door [de BV] , houdt de rechtbank het er op dat de door [A] verstrekte bedragen daarvan onderdeel uitmaken.
€ 40.000,= opeisbaar geworden. De wettelijke rente zal daarom, zoals gevorderd, worden toegewezen vanaf datum dagvaarding (12 november 2014).
5.160,=(2 punten × tarief € 2.580,=)