Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
BESLISSING
schuldsaneringsregeling.
Rechtbank Den Haag
Op 30 juli 2015 om 17:00 uur heeft verzoeker een verzoek ingediend bij de Rechtbank Den Haag voor een voorlopige voorziening in het kader van een aanstaande ontruiming van zijn woning, die gepland stond voor de ochtend van 31 juli 2015. Dit verzoek is gedaan in het kader van de Faillissementswet, specifiek artikel 287b, dat bedoeld is om verzoekers de mogelijkheid te bieden om een minnelijk traject te starten voor schuldsanering. De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek in de inventarisatiefase verkeert, wat betekent dat er nog geen schuldenlijst is opgesteld en er geen minnelijk traject is gestart. Hierdoor was het voor de rechtbank niet mogelijk om op het verzoek te beslissen voor de geplande ontruiming.
De rechtbank oordeelt dat er geen ruimte is voor het verlenen van een voorlopige voorziening, omdat het minnelijk traject pas kan beginnen na een volledige inventarisatie van de schulden en een voorstel voor een buitengerechtelijke regeling aan de schuldeisers. Aangezien er geen sprake is van een afgerond minnelijk traject, verklaart de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek om een voorlopige voorziening en ook in zijn verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank benadrukt dat zonder een afgeronde minnelijke regeling, het verzoek niet voldoet aan de wettelijke vereisten.
De beslissing van de rechtbank is als volgt: verzoeker wordt niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek om een voorlopige voorziening en ook in zijn verzoek om toelating tot de schuldsaneringsregeling. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Derijks en is uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op 31 juli 2015, in aanwezigheid van de griffier A. van Groningen Schinkel.