ECLI:NL:RBDHA:2015:16017
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoekster in verzoeken tot toepassing dwangakkoord en wettelijke schuldsaneringsregeling
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 29 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot toepassing van een schuldsaneringsregeling en een dwangakkoord. Verzoekster, die als wettelijke vertegenwoordiger van haar minderjarige zoon optrad, had een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, waaronder Zorg en Zekerheid en de Belastingdienst. De rechtbank heeft vastgesteld dat Zorg en Zekerheid niet akkoord ging met de aangeboden regeling, omdat de vordering op naam van de zoon stond en niet op verzoekster zelf. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet aansprakelijk was voor de schuld, aangezien zij enkel als vertegenwoordiger van haar zoon had opgetreden en de verplichtingen van het PGB op de zoon rustten. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van weigerachtige schuldeisers, omdat de Belastingdienst inmiddels akkoord was gegaan met de schuldregeling. Hierdoor was er sprake van een geslaagde buitengerechtelijke schuldregeling. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoeken tot toepassing van de schuldsaneringsregeling en het dwangakkoord, omdat alle schuldeisers akkoord waren gegaan met de regeling. Verzoekster kan binnen acht dagen na de uitspraak in hoger beroep komen.