In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 november 2015 uitspraak gedaan over het verzoek tot doorhaling van een echtscheidingsakte. Het verzoek is ingediend door de officier van justitie in het arrondissement Den Haag en betreft een akte die op 18 oktober 2002 was ingeschreven in het echtscheidingsregister van de gemeente ’s-Gravenhage. De zaak is behandeld in het kader van het commune internationale privaatrecht, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en Nederlands recht van toepassing is.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de relevante stukken, waaronder een uitspraak van de arrondissementsrechtbank Tanger, Marokko, die het huwelijk tussen de man en de vrouw op 28 mei 2012 nietig heeft verklaard. Dit gebeurde op grond van het feit dat het huwelijk was gesloten tussen een moslima en een niet-moslim, wat in strijd is met het Marokkaanse recht. De man heeft de Nederlandse en Egyptische nationaliteit, terwijl de vrouw de Marokkaanse nationaliteit heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtscheidingsakte ten onrechte in het register van echtscheidingen voorkomt, aangezien het huwelijk nooit formeel heeft bestaan.
De rechtbank heeft ook de vragen van de ambtenaar van de burgerlijke stand beoordeeld, met betrekking tot de erkenning van de Marokkaanse uitspraak en de mogelijke strijdigheid met de Nederlandse openbare orde. De rechtbank concludeert dat de erkenning van de uitspraak van de rechtbank te Tanger niet in strijd is met de Nederlandse openbare orde, en dat de doorhaling van de echtscheidingsakte dient te worden gelast. De beslissing is genomen met instemming van beide partijen, die beiden hebben aangegeven dat zij de doorhaling wensen.