Uitspraak
Rechtbank den haag
1.Het procesverloop
2.De feiten
van de MEE-organisaties op grond van de Regeling subsidies AWBZ. Vanaf 2015 zijn gemeenten verantwoordelijk voor cliëntondersteuning. Zoals ik heb toegezegd in het notaoverleg met de Tweede Kamer van 10 en 13 juni jl. over de hervorming van de langdurige zorg zal cliëntondersteuning wettelijk worden geborgd in de nieuwe Wmo(voorzieningenrechter: Wet maatschappelijke ondersteuning)
. De middelen voor de cliëntondersteuning zullen met ingang van dat jaar worden toegevoegd aan het gemeentefonds. Met ingang van 1 januari 2015 komt de grondslag voor uw subsidiëring van de MEE-organisaties te vervallen, zodat daarmee de subsidies aan de MEE-organisaties op basis van de Regeling subsidies AWBZ per die datum worden beëindigd.
een transitieplan op. Dit plan zal ook met het CVZ worden afgestemd. (…)
Gemeenten maken afspraken met de MEE-organisaties over de cliëntondersteuning vanaf 2015. Doel van de afspraken is de continuïteit van de cliëntondersteuning voor mensen met een handicap te waarborgen en eventuele frictiekosten bij MEE-organisaties te vermijden.
Als op basis van de uitkomsten van het transitievolgsysteem per 1 mei 2014 blijkt dat de afspraken niet c.q. onvoldoende tot stand zijn gekomen neemt VWS de verantwoordelijkheid op zich om - vooraf gehoord hebbend de VNG en MEE NL - partijen bestuurlijk aan te spreken en de noodzakelijke maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat partijen door middel van afspraken de continuïteit van de cliëntondersteuning borgen en frictiekosten te vermijden.
Er zijn voor wat betreft het overgangsrecht extra middelen ter beschikking gesteld om in het overgangsjaar 2015 een zo zacht mogelijke landing te bewerkstelligen. In totaal is € 360 mln. ter beschikking gesteld, waarvan € 195 in verband met het overgangsrecht Wmo."
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
met het oog op bepaalde activiteiten. Zonder meer valt namelijk niet in te zien dat de voldoening van (af)lopende personeels- en huisvestingskosten daaronder moeten worden begrepen. Aan de andere kant wordt de in het kader van de transitie van de jeugdzorg door de Staat ter beschikking gestelde financiële voorziening ten behoeve van onvermijdbare kosten zoals wachtgelden van overtallig personeel, op welke regeling MEE Twente zich ter onderbouwing van haar vorderingen - vergelijkenderwijs - mede heeft beroepen, uitgekeerd in de vorm van een subsidie. De onduidelijkheid wordt niet opgeheven door de omstandigheid dat de Staatssecretaris het verzoek van MEE Twente van 7 juli 2014 'bestuursrechtelijk' heeft afgedaan en MEE Twente tegens diens beslissing een bezwaarschrift heeft ingediend. Te minder nu het een pro forma bezwaar (zonder gronden) betreft. Daarmee staat in ieder geval nog niet vast dat de bestuursrechter van oordeel zal zijn dat sprake is van een subsidieaanvraag.
passende maatregelente treffen ingeval van onvermijdelijk resterende frictiekosten, jegens MEE Twente heeft verplicht om - voor zover die situatie zich voordoet - die kosten voor zijn rekening te nemen. Een zodanige - onvoorwaardelijke, rechtens afdwingbare - toezegging valt in de bestuurlijke afspraken in ieder geval expliciet noch impliciet te lezen. Te minder nu MEE Nederland in het overleg vóór de totstandkoming van de afspraken heeft voorgesteld dat de Staat in geval van onvermijdbare frictiekosten zal besluiten tot een vangnetregeling en andere (bestuurlijke) acties en de Staat - in reactie daarop - heeft medegedeeld:
"Naar aanleiding van overleg zojuist (…) heb ik nog 1 kleine aanpassing gemaakt, nl. in paragraaf 3.2 onder J. Het betreft een aanvulling ("en besluit op basis daarvan over passende maatregelen".) die we in een eerdere versie ook al eens hadden gebruikt maar in latere versies weer is komen te vervallen. Open wordt gelaten wat de eventuele aard van de passende maatregelen is."(prod's Staat 3 en 4). MEE Nederland heeft vervolgens ingestemd met die aanpassing. Gelet hierop en op de uiteindelijke tekst van de afspraken moet worden aangenomen dat de Staat een inspanningsverplichting op zich heeft genomen en niet - zoals MEE Twente meent - een resultaatsverplichting. Het standpunt van MEE Twente dat 'passende maatregelen' alleen kunnen bestaan uit vergoeding van de resterende frictiekosten deelt de voorzieningenrechter dus niet.