ECLI:NL:RBDHA:2015:1562
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige bewaring van Chinese vreemdeling en afwezigheid van zicht op uitzetting naar China
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 februari 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring die op 17 oktober 2014 aan eiser was opgelegd. Eiser, een Chinese vreemdeling, stelde dat er geen zicht was op uitzetting naar China binnen een redelijke termijn. De rechtbank constateerde dat de Chinese autoriteiten in 2013 en 2014 nauwelijks laissez-passers hebben afgegeven en dat er sinds bijna een jaar geen laissez-passer meer was verstrekt aan Chinese vreemdelingen. Tijdens de zitting op 11 februari 2015 werd duidelijk dat de Chinese autoriteiten niet reageren op aanvragen van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) en dat er geen concrete aanknopingspunten zijn voor een verwachte medewerking van de Chinese autoriteiten aan gedwongen terugkeer.
De rechtbank oordeelde dat, ondanks de verplichting voor de vreemdeling om actief mee te werken aan zijn uitzetting, deze verplichting niet kan worden tegengeworpen als er geen zicht is op uitzetting. De rechtbank achtte de inbewaringstelling van eiser onrechtmatig en verklaarde het beroep gegrond. Eiser kreeg een schadevergoeding van € 80,- voor de onrechtmatige bewaring van 11 tot 12 februari 2015 en verweerder werd veroordeeld in de proceskosten tot een bedrag van € 1.225,-. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.