Rechtbank DEN HAAG
Parketnummer: 09/817881-15
Datum uitspraak: 22 december 2015
De rechtbank Den Haag heeft op grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag 1] 1987 te [geboorteplaats 1] ,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
De terechtzitting
Het onderzoek is gehouden ter terechtzittingen van 13 juli 2015, 22 september 2015 (beide pro forma), 30 november 2015 (inhoudelijk) en 15 december 2015 (sluiting).
De verdachte is niet ter terechtzitting verschenen.
Wel aanwezig is haar raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, die heeft verklaard uitdrukkelijk gemachtigd te zijn om de verdediging van de verdachte te voeren.
De officier van justitie mr. H. Mol heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde en gevorderd dat de verdachte te dier zake wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) jaren, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht.
Voorts heeft de officier van justitie ter terechtzitting van 30 november 2015 medegedeeld dat hij voornemens is een ontnemingsvordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
zij in of omstreeks de periode van 17 t/m 19 februari 2015 te Hoorn en/of Assen en/of Apeldoorn en/of Beverwijk en/of Deventer en/of Almelo, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
op 17 februari 2015(ZD Zeventien Twee)
- meerdere goederen (waaronder meerdere sjaals en/of portemonnees), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan de V&D en/of
- meerdere parfums, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Douglas en/of
op 18 februari 2015(ZD Achttien Twee)
- een camerasysteem, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Gamma en/of
- meerdere polo's en/of een trainingspak, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 1] en/of
- een sjaal en/of meerdere blouses en/of meerdere jurken en/of een trui en/of meerdere t-shirts en/of
meerdere schoudertassen en/of meerdere portemonnees en/of meerdere lederen jassen, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de V&D en/of
- meerdere portemonnees en/of een schoudertas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2] en/of
- meerdere parfums, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Douglas en/of
op 19 februari 2015 (ZD Negentien Twee)
- meerdere parfums, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Douglas en/of een
of meer onbekend gebleven parfumerie(ën)/drogisterij(en) en/of
- meerdere kledingstukken, (waaronder meerdere polo's), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Adams Menswear en/of aan [slachtoffer 3] en/of een of meer onbekend gebleven
kledingwinkel(s),
in elk geval (telkens) goederen toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar
mededader(s);
zij in of omstreeks de periode van 2 maart 2015 t/m 31 maart 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer en/of Apeldoorn en/of Helmond en/of Schijndel en/of Son en Breugel en/of Veghel en/of Oss, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen:
op 2 maart 2015(ZD Twee Drie)
meerdere jurken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan V&D en/of
op 31 maart 2015(ZD Eenendertig Drie)
- meerdere verpakkingen met scheermesjes, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan de Albert Heijn en/of
- 4 parfums gestolen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de ICI Paris XL
en/of
- een groot aantal cosmetica goederen (waaronder diverse lipgloss en/of mascara en/of nagellak)
en/of haaraccessoires, in elk geval enig goed, geheel of ten dele aan de Big Bazar en/of
- meerdere gereedschappen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan de Gamma
en/of
- 10 parfums toebehorende aan een onbekend gebleven eigenaar/winkel,
in elk geval (telkens) goederen toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s);
3.
zij in of omstreeks de periode van 28 oktober 2014 t/m 31 maart 2015 te Alkmaar en/of Schoorl en/of Egmond aan den Hoef en/of Egmond aan Zee en/of Purmerend en/of Hoorn en/of Assen en/of Beverwijk en/of Apeldoorn en/of Deventer en/of Almelo en/of Hoofddorp en/of Helmond en/of Schijndel en/of Son en Breugel en/of Veghel, althans in Nederland, heeft deelgenomen aan een
organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten o.a. verdachte en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of een of meer andere perso(o)n(en), welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van diefstallen en/of het witwassen van gestolen goederen.
De geldigheid van de dagvaarding
Ter terechtzitting van 30 november 2015 heeft de rechtbank de partiële nietigheid van de dagvaarding uitgesproken ten aanzien van feit 1, zaaksdossier Negentien Twee, tweede gedachtestreepje, voor zover het de zinsnede “en/of een of meer onbekend gebleven kledingwinkel(s)” betreft.
Voor het overige acht de rechtbank de tenlastelegging voldoende duidelijk en specifiek, zodat er geen aanleiding bestaat de dagvaarding, al dan niet partieel, nietig te verklaren.
Vrijspraak
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte is ten laste gelegd:
- onder feit 1, zaaksdossier Zeventien Twee, de gedachtestreepjes 1 en 2;
- onder feit 1, zaaksdossier Achttien Twee, de gedachtestreepjes 2 tot en met 4;
- onder feit 1, zaaksdossier Negentien Twee, de gedachtestreepjes 1 en 2;
- onder feit 2, zaaksdossier Eenendertig Drie, vijfde gedachtestreepje.
Ten aanzien van de volgende onderdelen is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de intellectuele en/of materiële bijdrage van de verdachte bij deze specifieke diefstallen van voldoende gewicht is geweest om haar als medepleger aan te merken:
- feit 1, zaaksdossier Zeventien Twee, eerste gedachtestreepje (V&D Assen);
- feit 1, zaaksdossier Achttien Twee, de gedachtestreepjes 2 tot en met 4 (respectievelijk [slachtoffer 1] te Hoorn, V&D te Hoorn en/of Purmerend, en [slachtoffer 2] te Hoorn);
- feit 1, zaaksdossier Negentien Twee, eerste gedachtestreepje (Douglas Apeldoorn);
- feit 1, zaaksdossier Negentien Twee, tweede gedachtestreepje (Adams Menswear te Almelo en [slachtoffer 3] te Deventer).
Ten aanzien van de volgende onderdelen is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig bewijs is:
- feit 1, zaaksdossier Zeventien Twee, tweede gedachtestreepje (Douglas Assen): voor dit onderdeel bevat het dossier niet meer bewijs dan een tapgesprek tussen de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte 1] ;
- feit 1, zaaksdossier Negentien Twee, eerste gedachtestreepje (een of meer onbekend gebleven parfumerie(ën)/drogisterij(en) te Apeldoorn, Deventer en/of Almelo) + feit 2, zaaksdossier Eenendertig Drie, vijfde gedachtestreepje (onbekend gebleven eigenaar/winkel te Helmond, Schijndel, Son en Breugel en/of Veghel): uit het dossier kan niet worden afgeleid wie in welke plaats welke goederen heeft weggenomen, laat staan welke rol de verdachte daarbij heeft gehad.
Van al deze onderdelen van de tenlastelegging zal de verdachte daarom worden vrijgesproken.
De bewijsmiddelen
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
Een overzicht van de redengevende inhoud van de bewijsmiddelen is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
In het overzicht heeft de rechtbank de bewijsmiddelen per datum/zaaksdossier en per gedachtestreepje uitgesplitst. Omwille van de overzichtelijkheid is telkens per onderdeel eerst de betreffende bewezenverklaring vermeld.
Bij dit alles is de volgorde van de tenlastelegging aangehouden.
De bewezenverklaring
Op grond van de bewijsmiddelen heeft de rechtbank de overtuiging bekomen dat de verdachte de bij dagvaarding tenlastegelegde feiten heeft begaan, te weten dat zij:
- op 18 februari 2015 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een camerasysteem, toebehorende aan de Gamma, en
-op 18 februari 2015 te Hoorn met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen meerdere parfums, toebehorende aan de Douglas, en
-op 2 maart 2015 te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen jurken, toebehorende aan V&D, en
- op 31 maart 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen verpakkingen met scheermesjes, toebehorende aan de Albert Heijn, en
- op 31 maart 2015 te Helmond tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 4 parfums, toebehorende aan de ICI Paris XL, en
- op 31 maart 2015 te Oss tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen mascara en haaraccessoires,
toebehorendeaan de Big Bazar, en
-op 31 maart 2015 te Veghel tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen gereedschappen, toebehorende aan de Gamma, en
- in de periode van
9 februari 2015t/m 31 maart 2015 in Nederland heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van natuurlijke personen, te weten o.a. verdachte en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en andere personen, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van diefstallen en het witwassen van gestolen goederen.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Ook heeft de rechtbank de bewezenverklaring omwille van de leesbaarheid per gedachtestreepje uitgesplitst. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Nadere bewijsoverwegingen
Zaaksdossier Achttien Twee, eerste gedachtestreepje (Gamma te Hoorn)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] (hierna: [verdachte] ) gezamenlijk in een auto op een parkeerterrein nabij de Gamma zijn aangekomen. [medeverdachte 1] en [verdachte] gaan de Gamma binnen. Om 11.55 uur verlaat [verdachte] de Gamma en stapt in de auto bij [medeverdachte 2] . Vervolgens gaat [medeverdachte 3] , na een telefoontje van [medeverdachte 1] , de Gamma in. [medeverdachte 1] belt om 12.04 uur op het toestel van [medeverdachte 2] met [verdachte] omdat zij kennelijk haar eigen telefoon niet opneemt. Hij vertelt haar dat hij een camera heeft weggenomen. Vervolgens belt [medeverdachte 1] een minuut later naar [medeverdachte 3] en zegt haar waar hij zich in de Gamma bevindt. Enkele minuten later verlaten [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] na elkaar de winkel en stappen zij in de auto.
Op grond van deze feiten, in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] en [verdachte] sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het plegen van een diefstal bij de Gamma, zodat zij met betrekking tot deze diefstal allen als medepleger kunnen worden aangemerkt.
Zaaksdossier Eenendertig Drie, vierde gedachtestreepje (Gamma te Veghel)
Uit de bewijsmiddelen volgt dat de verdachten [medeverdachte 1] en [verdachte] gescheiden van elkaar de Gamma binnen gaan. Vervolgens treffen ze elkaar in de winkel en plegen verdachte handelingen bij de schoudertas die [verdachte] bij zich heeft. Daarna verlaten de verdachten, ook weer gescheiden van elkaar, de winkel. In de schoudertas worden later die dag door de politie twee dopsleutelsets van het merk Gamma aangetroffen, die nog in de verpakking zitten. De rechtbank gaat ervan uit dat [medeverdachte 1] en [verdachte] deze sets die dag samen bij de Gamma hebben gestolen. De rechtbank wordt daarbij in haar overtuiging gesterkt door de gevolgde werkwijze die sterke overeenkomsten vertoont met eerdere diefstallen van goederen in de bouwmarkten van de Praxis en de Gamma op 16 februari 2015.
Een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht is een samenwerkingsverband, met een zekere duurzaamheid en structuur, tussen ten minste twee personen. Niet is vereist dat daarbij komt vast te staan dat men moet hebben samengewerkt met, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie of dat de samenstelling van het samenwerkingsverband steeds dezelfde is. Aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk samenwerkingsverband kunnen bijvoorbeeld zijn gemeenschappelijke regels, een bepaalde gezamenlijke werkwijze, het voeren van overleg, gezamenlijke besluitvorming, een taakverdeling en een bepaalde hiërarchie.
De organisatie dient het plegen van misdrijven tot oogmerk te hebben. Voor het bewijs van het oogmerk kan betekenis toekomen aan misdrijven die in het kader van de organisatie reeds zijn gepleegd, aan het meer duurzame of gestructureerde karakter van de samenwerking en aan de planmatigheid of stelselmatigheid van de met het oog op dit doel verrichte activiteiten van deelnemers binnen de organisatie.
Er is sprake van deelnemen aan een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht indien de verdachte behoort tot de organisatie en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel bedoelde oogmerk, te weten: het plegen van misdrijven. Hij dient in dat verband in zijn algemeenheid te weten dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de deelnemer enige vorm van opzet heeft gehad op de door de organisatie beoogde concrete misdrijven, aan enig concreet misdrijf heeft deelgenomen of van enig concreet misdrijf wetenschap heeft gehad.
Met betrekking tot deze zaak
De in de bijlage aangehaalde bewijsmiddelen die ten grondslag liggen aan de bewezenverklaarde diefstallen (zaaksdossiers Achttien Twee, Twee Drie en Eenendertig Drie), alsmede de in de bijlage aangehaalde bewijsmiddelen ten aanzien van de zaaksdossiers 140 [medeverdachte 1] en [medeverdachte 4] , alsmede het persoonsdossier [medeverdachte 5] en het zaaksdossier Goedkope Lucht, leveren naar het oordeel van de rechtbank het wettig en overtuigend bewijs dat de winkeldiefstallen en de verkoop van de gestolen goederen zijn gepleegd in het kader van een criminele organisatie en dat de verdachte daarin een leidende rol had. De rechtbank overweegt daartoe nader als volgt.
De verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] gingen in de maanden februari en maart 2015 bijna dagelijks in een groepje op pad, in wisselende samenstellingen en door heel Nederland. Er werd in die periode gebruik gemaakt van verschillende auto’s, steeds bestuurd door [medeverdachte 2] . Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat [medeverdachte 5] (hierna: [medeverdachte 5] ), een zus van [verdachte] , soms tegelijkertijd zelfstandig in andere plaatsen winkeldiefstallen ging plegen.
Eenmaal aangekomen bezochten de verdachten hoofdzakelijk winkels waar waardevolle goederen, zoals dure parfums, merkkleding en elektrische gereedschappen konden worden weggenomen. Verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] voerden onderling intensief telefonisch overleg over de winkelkeuze, de gewenste spullen, waar de spullen zich in de winkel bevonden, wie deze feitelijk moest wegnemen en of er toezicht was door winkelpersoneel of met camera’s. In die contacten kregen [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] van [medeverdachte 1] en [verdachte] opdrachten. De winkels werden individueel of gezamenlijk binnengegaan. In het laatste geval vervulde de één een verkennende, faciliterende en controlerende rol en had de ander een uitvoerende taak door de goederen feitelijk uit de winkel weg te nemen. Bij de diefstallen werd gebruik gemaakt van geprepareerde tassen om te voorkomen dat bij het verlaten van de winkels het alarm afging. Na afloop werd per telefoon gesproken over de buit en overleg gevoerd over het lossen van de gestolen goederen bij de auto waar [medeverdachte 2] op de uitkijk stond. Ook was er telefonisch contact met [medeverdachte 5] over de vorderingen die zij maakte. Op dagen dat [medeverdachte 1] niet meeging op pad, bijvoorbeeld omdat hij in het casino zat, werd hij door [verdachte] en [medeverdachte 2] geïnformeerd over de voortgang.
Over het algemeen bleef het niet bij één winkeldiefstal op een dag, maar kwamen dezelfde dag meerdere winkels in verschillende plaatsen in het vizier. Uit observaties en tapgesprekken volgt dat het handelen van de verdachten intensief en planmatig was. Het plegen van winkeldiefstallen werd door hen als ‘werk’ gezien, door [verdachte] zelfs als ‘leuk’ werk. In door [medeverdachte 1] gevoerde tapgesprekken van 14 en 20 februari 2015 valt op dat hij een zeer calculerende houding had ten aanzien van de strafbedreiging wanneer ze zouden worden betrapt en aangehouden. Ook werd gesproken over de inzet van nieuwe mensen die winkeldiefstallen zouden moeten plegen. Voorts werd op bestelling gestolen en werden contacten onderhouden over de afzet van de spullen in Nederland (onder meer aan Afghaanse mannen) en Roemenië.
Uit niets is gebleken dat de verdachten legale bronnen van inkomsten in Nederland hadden of dat zij hier een ander doel hadden dan het plegen van winkeldiefstallen.
De rechtbank concludeert uit de bewijsmiddelen dat in de bewezenverklaarde periode sprake was van een duurzaam samenwerkingsverband tussen de verdachten, met een duidelijke structuur en een min of meer vaste werkwijze, waarbij dagelijks overleg werd gevoerd en gezamenlijke besluitvorming plaatsvond. Uit de bewijsmiddelen rijst het beeld van een goed geoliede machine die – als het gaat om de verdachten [medeverdachte 1] , [verdachte] , [medeverdachte 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] – in elk geval al op poten stond begin februari 2015, toen het politieonderzoek “Lepelaar” gericht op deze groep geïntensiveerd werd door het uitluisteren van telefoongesprekken en het verrichten van observaties. Het oogmerk van deze organisatie was onmiskenbaar het plegen van diefstallen door het hele land, doorgaans op de hiervoor beschreven werkwijze, en het verkopen van de daarmee verkregen goederen in Nederland en Roemenië (witwassen). De organisatie kende een duidelijke taakverdeling en hiërarchie: [medeverdachte 1] en [verdachte] gingen zelf op dievenpad maar voerden ook de regie over [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] die van hen instructies ontvingen. [medeverdachte 1] en [verdachte] hadden dus een leidende rol, [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] een uitvoerende. In de 15 dagen dat zij blijkens het dossier met [medeverdachte 1] , [verdachte] en [medeverdachte 2] optrok, pleegde [medeverdachte 3] in opdracht van [medeverdachte 1] en [verdachte] winkeldiefstallen. Ook [medeverdachte 2] heeft zich meer dan eens zelf schuldig gemaakt aan winkeldiefstal, maar fungeerde hoofdzakelijk als vaste chauffeur, uitkijkpost en bewaker van de gestolen spullen. [medeverdachte 5] had méér dan alleen een uitvoerende rol. Ook zij pleegde winkeldiefstallen in overleg met [verdachte] , maar zij had daarnaast de belangrijke taak om, in nauw overleg met [medeverdachte 1] en [verdachte] , contacten te onderhouden met afnemers in Nederland en Roemenië. Voor zover zij die taak op afstand vanuit Roemenië uitvoerde, neemt dit niet weg dat zij daarmee feitelijk werkte voor de organisatie die in Nederland actief was, en dat het effect van haar handelen zich in Nederland deed gevoelen. Nederland kan daarom ook ten aanzien van deze contacten van [medeverdachte 5] (mede) als pleegplaats worden aangemerkt.
De rechtbank acht daarmee de onder feit 3 tenlastegelegde deelneming aan een criminele organisatie wettig en overtuigend bewezen.
Opmerking verdient nog dat de weergave van de bewijsmiddelen in de bijlage is beperkt tot een selectie aan tapgesprekken in de periode van 9 februari 2015 tot en met 31 maart 2015, maar dat uit de overige tapgesprekken uit die periode geen ander beeld naar voren komt.
De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier Achttien Twee, eerste gedachtestreepje) en feit 2 (zaaksdossier Twee Drie; zaaksdossier Eenendertig Drie, de gedachtestreepjes 1 tot en met 4):
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier Achttien Twee, vijfde gedachtestreepje):
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
De strafbaarheid van de verdachte
De verdachte is eveneens strafbaar omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.
De strafoplegging
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft zich samen met anderen in een relatief korte periode schuldig gemaakt aan het plegen van een groot aantal winkeldiefstallen. Kennisneming van het volledige dossier maakt duidelijk dat het om ware strooptochten ging waarbij goed georganiseerd aan de lopende band diefstallen van waardevolle goederen, zoals parfums, merkkleding en gereedschappen, werden gepleegd. Over hoe de groep te werk ging en hoe de onderlinge verhoudingen daarbij waren, heeft de rechtbank reeds in de nadere bewijsoverwegingen stilgestaan.
Door deze diefstallen is enorme schade toegebracht aan de desbetreffende winkelketens en daarmee indirect ook aan de consument die uiteindelijk, door middel van doorberekening van de schade in de prijzen, de rekening betaalt.
Voorts rekent de rechtbank het de verdachte aan dat zij naar Nederland is gekomen met kennelijk als enige doel om hier diefstallen te plegen. Daarbij is het ook nog bijzonder kwalijk dat zij na te zijn opgepakt op 2 maart 2015 gewoon de draad weer heeft opgepakt en is doorgegaan met haar activiteiten. Ook eerdere veroordelingen in Nederland en Frankrijk, zoals vermeld in de betreffende justitiële documentatie, hebben haar kennelijk niet op andere gedachten gebracht.
Het moge duidelijk zijn dat deze vorm van criminaliteit het niveau van een serie eenvoudige winkeldiefstallen verre overstijgt. Qua ernst zijn deze diefstallen – in termen van de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting – meer vergelijkbaar met een inbraak in een bedrijfspand. Bovendien gaat het om winkeldiefstallen gepleegd binnen het kader van een criminele organisatie, welke vorm van criminaliteit een sterk maatschappij-ontwrichtende werking heeft, terwijl de verdachte binnen deze organisatie ook nog eens een leidende rol heeft gehad.
Al het vorenstaande brengt de rechtbank tot het eindoordeel dat aan de verdachte een vrijheidsbenemende straf van aanmerkelijke duur passend is, waarbij de normbevestigende werking van de straf voorop staat. De rechtbank zal daarom een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren opleggen.
Schorsing van de voorlopige hechtenis
De rechtbank constateert dat de voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van
14 juli 2015 te 10.00 uur voor bepaalde tijd is geschorst en dat de schorsing (na verlenging) met ingang van 15 oktober 2015 te 12.00 uur is geëindigd, maar dat de verdachte zich op laatstgenoemd tijdstip niet heeft gemeld bij de penitentiaire inrichting Nieuwersluis.
De rechtbank verstaat dat het bevel tot voorlopige hechtenis thans onverminderd van kracht is.
De toepasselijke wetsartikelen
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen:
57, 140, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
De beslissing
De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de volgende onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij:
- zaaksdossier Zeventien Twee, de gedachtestreepjes 1 en 2;
- zaaksdossier Achttien Twee, de gedachtestreepjes 2 tot en met 4;
- zaaksdossier Negentien Twee, de gedachtestreepjes 1 en 2;
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het volgende onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij:
- zaaksdossier Eenendertig Drie, vijfde gedachtestreepje;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de volgende onder 1 ten laste gelegde feiten heeft begaan:
- zaaksdossier Achttien Twee, de gedachtestreepjes 1 en 5;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de volgende onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan:
- zaaksdossier Twee Drie;
- zaaksdossier Eenendertig Drie, de gedachtestreepjes 1 tot en met 4;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan;
verklaart dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier Achttien Twee, eerste gedachtestreepje) en feit 2 (zaaksdossier Twee Drie; zaaksdossier Eenendertig Drie, de gedachtestreepjes 1 tot en met 4):
diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 1 (zaaksdossier Achttien Twee, vijfde gedachtestreepje):
diefstal;
ten aanzien van feit 3:
deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 3 (DRIE) JAREN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de tenuitvoerlegging van de haar opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
verstaat dat de schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van 15 oktober 2015 te 12.00 uur is geëindigd en dat het bevel tot voorlopige hechtenis thans onverminderd van kracht is.Dit vonnis is gewezen door
mr. G.J. Schiffers-Hanssen, voorzitter,
mr. M.L. Harmsen, rechter,
mr. M.L. Ruiter, rechter,
in tegenwoordigheid van W.M.W. van Nuss, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2015.
Mr. Harmsen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage bij vonnis van [verdachte] d.d. 22 december 2015.
Zaaksdossier Achttien Twee, eerste gedachtestreepje
Bewezenverklaard is dat de verdachte:
- op 18 februari 2015 te Hoorn tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een camerasysteem, toebehorende aan de Gamma.