ECLI:NL:RBDHA:2015:15587

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 december 2015
Publicatiedatum
13 januari 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 6603
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting na controle door parkeercontroleur

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 december 2015 uitspraak gedaan over een naheffingsaanslag parkeerbelasting die aan eiser was opgelegd. Tijdens een controle op 18 juli 2015 constateerde een parkeercontroleur dat er geen geldig parkeerkaartje of vergunning in de auto van eiser aanwezig was. Eiser stelde dat hij wel degelijk een parkeerkaartje achter zijn voorruit had gelegd, maar dat dit mogelijk was verschoven. Hij had zijn bankpas vergeten en een behulpzame burger had voor hem een parkeerkaartje gekocht, dat hij duidelijk zichtbaar had geplaatst.

De rechtbank oordeelde dat het enkel overleggen van het parkeerkaartje onvoldoende was om aan te tonen dat eiser aan zijn betalingsverplichting had voldaan. De rechtbank benadrukte dat eiser de mogelijkheid had gekregen om bewijs te leveren, maar dat de omstandigheden rondom het parkeerkaartje niet aannemelijk waren gemaakt. De rechtbank concludeerde dat de naheffingsaanslag terecht was opgelegd, omdat eiser niet had aangetoond dat hij de parkeerbelasting had betaald.

De uitspraak werd gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, in aanwezigheid van mr. M.L. Scholte, griffier. De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 15/6603

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

22 december 2015 in de zaak tussen

[eiser], te [woonplaats], eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag, verweerder.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van verweerder van 26 augustus 2015 op het bezwaar van eiser tegen de aan eiser opgelegde naheffingsaanslag parkeerbelasting.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2015.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon A]. Eiser is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 11 november aan eiser op het adres [adres] te [woonplaats], onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Eiser is, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 13 november 2015 op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Overwegingen

1. Op 18 juli 2015 om 18:57 stond de auto van eiser geparkeerd op een door parkeerapparatuur gereguleerde parkeerplaats aan de Ruijsdaelstraat te Den Haag. Deze locatie is door het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente Den Haag aangewezen als plaats waar mag worden geparkeerd tegen betaling van parkeerbelasting.
2. Tijdens een controle op voormelde plaats, datum en tijdstip heeft een parkeercontroleur geconstateerd dat in de auto van eiseres geen geldig parkeerkaartje of geldige vergunning aanwezig was. Naar aanleiding hiervan is de naheffingsaanslag aan eiser opgelegd.
3. In geschil is of de naheffingsaanslag terecht is opgelegd.
4. Eiser stelt dat de naheffingsaanslag niet terecht is opgelegd omdat hij wel een parkeerkaartje duidelijk achter zijn voorruit had gelegd. Eiser stelt dat hij zijn bankpas vergeten was mee te nemen waardoor hij niet bij de parkeerautomaat zijn parkeerkaartje heeft kunnen kopen. Een behulpzame burger heeft voor € 2 met zijn bankpas een parkeerkaartje bij de automaat bij een aan de Van der Veldestraat geplaatste automaat gekocht voor eiser, welk kaartje hij duidelijk en leesbaar achter zijn voorruit heeft geplaatst. Het kan zijn dat het kaartje is verschoven.
5. Verweerder voert aan dat het parkeerkaartje niet door de parkeercontroleurs is waargenomen. Hierdoor heeft eiser niet aangetoond dat hij aan zijn aangifte- en betalingsverplichting heeft voldaan. Eiser heeft de mogelijkheid gekregen om alsnog aan te tonen dat hij de belasting wel heeft betaald, maar het enkel overleggen van het parkeerkaartje is daartoe onvoldoende.
6. De enkele mogelijkheid dat een dergelijk kaartje nadien in het bezit van eiser kan zijn gekomen, geeft verweerder niet ten onrechte aanleiding strikt te toetsen, bijvoorbeeld door te verifiëren wanneer en door wie dat kaartje is betaald, om aan de hand daarvan te beoordelen de aannemelijkheid dat eiser op reguliere wijze bij het parkeren over het kaartje zou hebben beschikt.
Of dat zo het geval is geweest, is op grond van de gedingstukken niet aannemelijk geworden.
7. Het beroep is daarom ongegrond verklaard.
8. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C.J.A. Huijgens, rechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Scholte, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20021, 2500 EA Den Haag.