In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 22 december 2015, wordt de geloofwaardigheid van het asielrelaas van een Afghaanse asielzoeker beoordeeld. De rechtbank behandelt de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel, die eerder door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom het asielrelaas van eiser ongeloofwaardig is. Eiser heeft zijn asielaanvraag gebaseerd op verschillende elementen, waaronder bedreigingen door gewapende personen en zijn ervaringen in Afghanistan. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet voldoende heeft onderbouwd waarom bepaalde aspecten van het asielrelaas niet geloofwaardig zijn, en dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de afwijzing te rechtvaardigen. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank de staatssecretaris ook veroordeelt in de proceskosten van eiser. Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en deugdelijke motivering bij de beoordeling van asielaanvragen, en de noodzaak voor de overheid om voldoende bewijs te leveren voor de afwijzing van dergelijke aanvragen.