ECLI:NL:RBDHA:2015:15511
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Poging doodslag door meervoudige geweldpleging in Papendrecht
Op 2 december 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1993 te Litouwen, die wordt beschuldigd van poging tot doodslag. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 10 februari 2013 in Papendrecht, waar de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij een gewelddadige aanval op het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks dat hij niet aanwezig was tijdens de zitting, wettig en overtuigend schuldig is aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte veroordeeld zou worden tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vierentwintig maanden, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een straf van twintig maanden opgelegd, rekening houdend met de ernst van het feit en de overschrijding van de redelijke termijn.
De rechtbank heeft in haar overwegingen de verklaringen van getuigen en het letsel van het slachtoffer meegewogen. Het slachtoffer had ernstige verwondingen opgelopen, waaronder meerdere breuken in het gezicht, als gevolg van de geweldshandelingen van de verdachte en zijn medeverdachte. De rechtbank concludeert dat de verdachte en zijn medeverdachte bewust de aanmerkelijke kans op de dood van het slachtoffer hebben aanvaard door meermalen met kracht tegen het hoofd van het slachtoffer te schoppen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplegen van poging tot doodslag.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twintig maanden, waarbij de tijd die de verdachte in verzekering heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht. De vordering van de officier van justitie tot het geven van een bevel tot gevangenneming is afgewezen, omdat er onvoldoende redenen waren om van het uitgangspunt af te wijken dat de verdachte in vrijheid de tenuitvoerlegging van de straf kan afwachten.