ECLI:NL:RBDHA:2015:15478
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift tegen tenuitvoerlegging vervangende jeugddetentie na niet-nakomen werkstraf
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 10 december 2015 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de tenuitvoerlegging van een vervangende jeugddetentie. De veroordeelde had in 2010 strafbare feiten gepleegd, waarvoor hij in 2011 een voorwaardelijke jeugddetentie van 60 dagen opgelegd kreeg. In 2012 werd hem de kans gegeven om in plaats van de jeugddetentie een werkstraf van 120 uur te verrichten. Echter, in de daaropvolgende jaren heeft de veroordeelde geen enkele uur van deze werkstraf uitgevoerd, wat leidde tot de beslissing van het Openbaar Ministerie om de vervangende jeugddetentie ten uitvoer te leggen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft meegewerkt aan de uitvoering van de werkstraf en dat zijn inzet in de afgelopen jaren heeft geleid tot een uitbreiding van zijn strafblad. Tijdens de zitting heeft de raadsman van de veroordeelde gepleit voor een laatste kans om de werkstraf te verrichten, waarbij de veroordeelde zijn motivatie en veranderde omstandigheden heeft toegelicht. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de veroordeelde geen blijk heeft gegeven van inzet voor de werkstraf en dat er geen aannemelijke bewijsstukken zijn over een arbeidsverhouding.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaard, waarbij de rechtbank oordeelde dat er geen aanleiding was om de beslissing van het Openbaar Ministerie te herzien. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van kinderrechters, waarbij de voorzitter en de andere rechters de zaak hebben beoordeeld in aanwezigheid van de griffier.