6.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder het is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het langdurig seksueel misbruiken van zijn jongere zus. Het seksueel misbruik bestond uit het verrichten en proberen te verrichten van diverse handelingen, waaronder het seksueel binnendringen bij het slachtoffer.
Het misbruik vond plaats toen de verdachte en zijn zusje beiden nog thuis woonden - bij hun biologische moeder en deels bij haar en de partner(s) van de moeder-, waar geen sprake was van voldoende ouderlijk toezicht of een stabiele thuissituatie.
De verdachte heeft bij zijn handelen louter en alleen oog gehad voor zijn eigen directe behoeftebevrediging en heeft zich op geen enkele wijze bekommerd om de gevoelens van het slachtoffer, de aantasting van haar lichamelijke en psychische integriteit en de doorkruising van haar (seksuele) ontwikkeling. Door zijn handelen heeft de verdachte een zeer ernstige inbreuk gemaakt op haar lichamelijke en psychische integriteit. Het is algemeen bekend dat een dergelijk feit grote schade kan toebrengen aan de ontwikkeling van (jonge) kinderen. Hier komt nog bij dat het slachtoffer de jongere zus van de verdachte is. Uit de schriftelijke slachtofferverklaring is gebleken dat het slachtoffer geen schande wilde zijn voor de familie. De negatieve ervaringen met seks hebben invloed gehad op latere relaties. Zij neemt het de verdachte kwalijk dat hij misbruik heeft gemaakt van haar onzekerheid.
De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij het vertrouwen van het slachtoffer heeft beschaamd.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, is de verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van het Leger des Heils, Jeugdbescherming & Reclassering (verder: de jeugdreclassering) d.d. 27 augustus 2015. Blijkens voornoemd rapport heeft de verdachte een uitermate belaste voorgeschiedenis, welke gekenmerkt wordt door vroege en frequente confrontaties met seks en geweld in zijn geboorteland Brazilië.
Gelet op de problemen thuis en de onveilige leefomgeving, is de verdachte vanaf zijn veertiende jaar uit huis geplaatst en gestopt met het volgen van onderwijs.
Inmiddels lijkt hij zijn leven redelijk op orde te hebben. Hij woont begeleid en is niet meer met politie en/of justitie in aanraking gekomen. Uit de Pro Justitia-rapportages van het psychiatrisch en psychologisch onderzoek van 22 respectievelijk 19 februari 2015 is gebleken dat bij de verdachte sprake is van een (chronische) posttraumatische stressstoornis, een gegeneraliseerde angststoornis en cannabisafhankelijkheid. De verdachte wordt verminderd toerekeningsvatbaar geacht ten tijde van het tenlastegelegde. De kans op recidive wordt laag ingeschat.
Gelet op de problematiek van de verdachte, is reclasseringstoezicht en ambulante behandeling bij De Waag geïndiceerd. Het schorsingstoezicht is echter moeizaam verlopen, omdat de verdachte zich niet heeft gehouden aan de behandel- en meldplichtafspraken.
De behandeling bij De Waag is dan ook afgesloten. De vraag is in hoeverre reclasseringstoezicht en verplichte behandeling haalbaar zijn. Evenwel, de verdachte heeft ter zitting wél verklaard deze behandeling en begeleiding te accepteren, indien de rechtbank hem zulks bij vonnis zal opleggen.
De jeugdreclassering heeft in haar rapport geadviseerd om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, met als (bijzondere) voorwaarden de meldplicht, verplichting tot ambulante (zeden)behandeling bij De Waag, verplichte medewerking aan observatie en diagnostiek en een contactverbod met het slachtoffer.
Ter terechtzitting is in aanvulling op het rapport namens de jeugdreclassering verklaard dat behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling nog mogelijk en geïndiceerd is.
De mentor van [locatie 2], de heer C.F. van Harderbroek, heeft ter terechtzitting verklaard dat de verdachte sinds drie jaar bij hem in het begeleid-wonentraject woonachtig is. De plek van de verdachte bij [locatie 2] kan niet worden gegarandeerd op het moment dat de verdachte onvoorwaardelijke jeugddetentie van langere duur opgelegd krijgt.
De rechtbank neemt de conclusies van de verschillende deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank zal het gegeven advies opvolgen, met dien verstande dat de bijzondere voorwaarden meldplicht en de verplichting tot behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling zullen worden opgelegd. De rechtbank ziet geen grond voor het opleggen van een contactverbod tussen de verdachte en het slachtoffer, nu zij broer en zus zijn en het slachtoffer in haar slachtofferverklaring heeft aangegeven dat zij om deze reden ook graag het contact met de verdachte zou willen herstellen.
Rekening houdend met het voorgaande, is de rechtbank van oordeel dat een (voorwaardelijke) werkstraf, zoals bepleit door de raadsman, geen recht doet aan de ernst van het feit. Oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie van na te melden duur, is naar het oordeel van de rechtbank een passende straf. De rechtbank houdt daarbij – meer dan de officier van justitie – rekening met de belaste voorgeschiedenis van de verdachte, het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit en de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte ten tijde van het tenlastegelegde. Daarnaast heeft de verdachte veel schuldbesef en neemt de rechtbank in haar afweging mee dat het slachtoffer heeft verklaard dat zij vergelding niet noodzakelijk vindt, gelet op de gevolgen die de verdenking tot nog toe al heeft gehad.
De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen waarvan de duur gelijk is aan de tijd die door de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Een verdere onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming, of voortzetting van de voorlopige hechtenis die met de opheffing schorsing op 11 december 2015 weer is herleefd
- ingegeven door het feit dat verdachte niet was verschenen op de eerste zittingsdag
d.d. 19 november 2015- acht de rechtbank niet opportuun en dient naar het oordeel van de rechtbank ook geen doel.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie een proeftijd van twee jaren koppelen. De rechtbank zal daarbij bijzondere voorwaarden opleggen, te weten de meldplicht bij de jeugdreclassering en verplichte behandeling bij De Waag of een soortgelijke instelling. Deze voorwaardelijke straf dient ervoor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen en in het belang van zijn ontwikkeling de noodzakelijke behandeling bij De Waag zal volgen.