ECLI:NL:RBDHA:2015:15312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2015
Publicatiedatum
28 december 2015
Zaaknummer
09/817195-15
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende beroving van een 77-jarige vrouw met vrijspraak van medeplegen

Op 24 december 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een jeugdzaken waarbij de verdachte, geboren in 1997, werd beschuldigd van medeplichtigheid aan de beroving van een 77-jarige vrouw. De zaak kwam ter terechtzitting op 10 december 2015, waar de verdachte bijgestaan werd door zijn raadsvrouw, jkvr. mr. A. Wladimiroff. De officier van justitie, mr. J.R.M. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters, eiste vrijspraak voor de verdachte van het primair tenlastegelegde en een taakstraf voor het subsidiair tenlastegelegde. De rechtbank overwoog dat de verdachte een belangrijke rol had gespeeld in de voorbereiding van de beroving, maar dat er onvoldoende bewijs was voor medeplegen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde, maar achtte de medeplichtigheid aan de diefstal bewezen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 33 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, en een onvoorwaardelijke werkstraf van 40 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leerstoornis en gedragsstoornis, en de noodzaak van behandeling en begeleiding.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/817195-15
Datum uitspraak: 24 december 2015

(Verkort vonnis)

De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte

[verdachte 1] ,

geboren op [geboortedag 1] 1997 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres]

De terechtzitting.

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 10 december 2015.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw jkvr. mr. A. Wladimiroff, advocaat te Den Haag, is verschenen en gehoord. Namens de Raad voor de Kinderbescherming, de Stichting Jeugdbescherming west en De Waag zijn deskundigen verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr. J.R.M. van Schoonderwoerd den Bezemer-Wolters heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken en dat de verdachte ter zake van het hem subsidiair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van het voorarrest, waarvan 40 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 1 jaar. Gevorderd is hieraan de bijzondere voorwaarde te verbinden dat de verdachte de begeleiding en behandeling van de jeugdreclassering en De Waag blijft voortzetten, zolang dit nodig wordt geacht.

De tenlastelegging.

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2015 te Naaldwijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken,
hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- duwen van die [slachtoffer] (waardoor zij ten val is gekomen) en/of
- trekken aan de tas van die [slachtoffer] en/of
- ( met kracht) losrukken van die tas van de rollator (waaraan die tas vastzat)
subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zijn mededader [medeverdachte] op of omstreeks 15 januari 2015 te Naaldwijk, gemeente Westland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een tas, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte] en/of aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s)
van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- duwen van die [slachtoffer] (waardoor zij ten val is gekomen) en/of
- trekken aan de tas van die [slachtoffer] en/of
- ( met kracht) losrukken van die tas van de rollator (waaraan die tas vastzat),
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 15 januari 2015 te Naaldwijk, gemeente Westland en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- de avond en ochtend voor de diefstal (via Whats Appp) te bespreken hoe de
diefstal plaats zal vinden en/of
- zijn kennis met betrekking tot de winkel waar de diefstal plaats zou vinden
te delen met zijn mededader en/of
- met zijn mededader de winkel (Albert Heijn) (driemaal) heeft betreden, op
zoek naar een slachtoffer en/of
- ( daarna) de tas van zijn mededader heeft aangenomen zodat zijn mededader
meer bewegingsvrijheid had.

Vrijspraak van medeplegen.

De rechtbank overweegt dat de verdachte een belangrijke rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van het delict door de What’s-app-gesprekken tussen hem en de medeverdachte de avond vóór en de dag van het incident, door het feit dat hij tot drie keer toe met de medeverdachte de Albert Heijn is binnengegaan, met de kennelijke bedoeling om een potentieel slachtoffer te vinden en ook door het gegeven dat hij de tas van de medeverdachte in bewaring heeft genomen toen deze laatste de beroving uitvoerde. Voorts is er na de beroving nog contact geweest tussen de verdachte en de medeverdachte over het wissen van gesprekken of What’s-app’s. Daarnaast verklaart de medeverdachte zeer belastend over het aandeel van de verdachte. Voorts heeft de verdachte, die zelf naar de politie is gegaan om de medeverdachte aan te geven, niet direct openheid van zaken gegeven over zijn eigen rol en daarmee vragen opgeroepen over de betrouwbaarheid van zijn eigen verklaring omtrent zijn werkelijke aandeel bij de totstandkoming van het delict. Niettemin acht de rechtbank de inhoud van de bewijsmiddelen niet geheel voldoende om te kunnen spreken van medeplegen, met name vanwege het feit dat de verdachte zelf geen bijdrage heeft geleverd aan de daadwerkelijke uitvoering van de beroving, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank niet geheel wordt gecompenseerd door zijn rol in de voorbereiding en de hierboven genoemde omstandigheden. De rechtbank acht dan ook op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

De bewijsmiddelen.

De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.

De bewezenverklaring.

Door de inhoud van de bewijsmiddelen – elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft – staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het subsidiair vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht dat:
zijn mededader [medeverdachte] op 15 januari 2015 te Naaldwijk, gemeente Westland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas, toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het:
- duwen van die [slachtoffer] (waardoor zij ten val is gekomen),
- trekken aan de tas van die [slachtoffer] en
- met kracht losrukken van die tas van de rollator (waaraan die tas vastzat),
tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 15 januari 2015 te Naaldwijk, gemeente Westland of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid en middelen heeft verschaft en opzettelijk behulpzaam is geweest door:
- de avond en ochtend voor de diefstal (via What’s-app) te bespreken hoe de
diefstal plaats zal vinden en
- zijn kennis met betrekking tot de winkel waar de diefstal plaats zou vinden
te delen met zijn mededader en
- met zijn mededader de winkel (Albert Heijn) (driemaal) heeft betreden, op
zoek naar een slachtoffer en
- de tas van zijn mededader heeft aangenomen zodat zijn mededader
meer bewegingsvrijheid had.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

Strafmotivering.

Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een beroving van 77-jarige vrouw, gepleegd door een kennis van hem. De vrouw werd geduwd, kwam ten val en haar tas werd van haar rollator afgetrokken. Hoewel, zoals eerder is overwogen, onvoldoende kan worden vastgesteld dat de verdachte als medepleger moet worden aangemerkt, acht de rechtbank zijn betrokkenheid (de medeplichtigheid) ernstig. Door via de ’What’s-app plannen te maken, samen met de medeverdachte op zoek te gaan naar een geschikt slachtoffer en ook de tas van de medeverdachte in bewaring te nemen, terwijl deze de beroving uitvoerde, is de medeplichtigheid als een ernstige vorm hiervan te beschouwen. De rechtbank neemt dit de verdachte zeer kwalijk. De gevolgen van een straatroof kunnen voor het dagelijkse leven van een slachtoffer groot zijn. Bovendien nemen door dit soort geweldsdelicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen toe.
De rechtbank volgt niet het betoog van de raadsvrouw dat, omdat de factor geweld bij de uit te voeren diefstal niet was besproken of op andere manier voorzienbaar was voor de verdachte zou moeten leiden tot strafvermindering, omdat zijn opzet niet was gericht op dit geweld. Integendeel, indien een diefstal van een tas of portemonnee van iemand die op straat loopt wordt beraamd, moet er wel degelijk rekening mee worden gehouden dat een en ander niet zonder slag of stoot zal gaan en is de kans op geweldpleging daarbij ook aanzienlijk te noemen.
Voorts is komen vast te staan dat verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, in het verleden reeds eerder is veroordeeld ter zake van een misdrijf en aan hem voorts onlangs een strafbeschikking is uitgevaardigd in verband met overtreding van een APV.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitia rapport van het psychologisch onderzoek d.d. 31 maart 2015, ondertekend door I. Heukelom, gz-psycholoog , onder meer inhoudend:
Er is sprake van een leerstoornis NAO (niet anders omschreven) en een gedragsstoornis NAO. Betrokkene heeft een beperkt inlevingsvermogen en kan impulsief handelen. Hij houdt zich niet aan de regels en kan moeilijk autoriteit verdragen. Hij heeft moeite om complexe sociale situaties in te schatten en zijn morele ontwikkeling verloopt zorgelijk. Betrokkene praat zijn handelen enigszins goed en is geïrriteerd over de negatieve gevolgen van het strafbare feit. Door zijn leerstoornis verloopt de informatieverwerking trager, dit maakt dat hij in het moment minder goed nadenkt over de gevolgen van zijn gedrag. Passend bij de gedragsstoornis is hij geneigd de verantwoordelijkheid buiten zichzelf te leggen en schuldgevoelens af te weren. Hij komt hierdoor sneller tot antisociaal gedrag. Enkele risicofactoren in verband met de kans op recidive zijn, maar ook vijf protectieve factoren. De kans op recidive wordt zonder behandeling als verhoogd ingeschat, vooral vanwege de zorgelijke morele ontwikkeling, zijn beperkte inlevingsvermogen, de indirecte en directe gevoelens van boosheid en zijn externaliserende houding. De betrokkenheid van ouders en het voornemen school voort te zetten draagt bij aan verlaging van het recidiverisico. Behandeling is geïndiceerd, individueel bij het Palmhuis of De Waag, waar tevens gezinsbehandeling wordt aangeboden. De rechtbank komt op grond van bovenstaande bevindingen tot het oordeel dat de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar wordt beschouwd ten tijde van het delict.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming. De houding en het agressieve gedrag van [verdachte 1] vormen hoge risicofactoren voor de kans op herhaling. Behandeling moet insteken op het omgaan met boosheid en agressie. Een deels voorwaardelijk werkstraf en begeleiding van de jeugdreclassering worden als passend beschouwd. In het kader van bijzondere voorwaarden kan de begeleiding van de jeugdreclassering en de behandeling van de Waag worden voortgezet.
Ter terechtzitting is bij het horen van de deskundigen naar voren gekomen dat het inmiddels beter gaat. De behandeling bij de Waag is intensief en verloopt goed en het hele gezin werkt goed mee aan Multi System Therapy (MST). De behandeling is thans in de afrondende fase. Over twee weken kan [verdachte 1] starten met een fulltime baan bij een exportbedrijf. Zijn alcoholgebruik blijft inmiddels binnen de perken. Ter terechtzitting is geadviseerd een deels voorwaardelijke werkstraf met bijzondere voorwaarden en toezicht van de jeugdreclassering op te leggen, waarbij de proeftijd thans beperkt zou kunnen blijven op 1 jaar.
De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht door bovengenoemde rapportages en deskundigen. De rechtbank is van oordeel dat, ook al betreft het medeplichtigheid en geen medeplegen, de ernst van het feit, zoals hierboven overwogen, te groot is om bij de strafoplegging te volstaan met uitsluitend een (deels voorwaardelijke) werkstraf, zoals de officier van justitie heeft geëist. Ten overvloede overweegt de rechtbank nog dat in casu artikel 77ma van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk is. Het uitsluitend opleggen van een taakstraf is immers niet mogelijk indien er sprake is van een misdrijf waarop een gevangenisstraf van zes jaar of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijk integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad. Een en ander is hier het geval, nu uit artikel 78 van het Wetboek van Strafrecht volgt dat waar van een misdrijf wordt gesproken medeplichtigheid daaraan onder misdrijf is begrepen.
Alles afwegende zal de rechtbank daarom een jeugddetentie opleggen voor de duur van 33 dagen, met aftrek van 3 dagen voorarrest waarvan 30 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 1 jaar. Daarnaast zal een onvoorwaardelijke werkstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen jeugddetentie worden opgelegd.

Toepasselijke wetsartikelen.

De artikelen:
48, 63, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77ma, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Beslissing.

De rechtbank:
t.a.v. primair:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
t.a.v. subsidiair:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
medeplichtigheid aan diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot

jeugddetentie voor de duur van 33 DAGEN;

bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
30 dagenniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 1 jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit
- dat de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, de medewerking aan huisbezoeken daarbij inbegrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden:
- dat de veroordeelde zich zal melden bij de Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland
op door haar vast te stellen tijdstippen;
- dat de veroordeelde de behandeling bij de Waag zal voortzetten, zolang dit nodig wordt geacht;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, zijnde een gecertificeerde instelling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet, toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf,zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
40 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
20 dagen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter-plaatsvervanger,
in tegenwoordigheid van mr. T.B. van Amen, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 december 2015.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.