ECLI:NL:RBDHA:2015:15159

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
09/777076-15; 09/777089-15; 09/777100-14
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging zware mishandeling en medeplichtigheid oplichting via Marktplaats

Op 18 december 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1998, die werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en medeplichtigheid aan oplichting via Marktplaats. De zaak werd behandeld door de meervoudige kamer jeugdstrafzaken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 juni 2015 in Zoetermeer opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht aan een slachtoffer door deze meermalen met zijn vuisten te slaan, terwijl hij een grote ring droeg. De rechtbank oordeelde dat het letsel niet als zwaar lichamelijk letsel kon worden gekwalificeerd, waardoor de verdachte van de zwaarste aanklacht werd vrijgesproken. Echter, de rechtbank achtte het wel bewezen dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, wat leidde tot een veroordeling voor poging zware mishandeling.

Daarnaast werd de verdachte beschuldigd van medeplichtigheid aan oplichting, waarbij hij zijn bankrekening ter beschikking had gesteld aan een medeverdachte die via Marktplaats oplichting had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op de hoogte was van de oplichting en dat hij medeplichtig was aan de gepleegde feiten. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte de subsidiaire aanklachten bewezen.

De rechtbank legde een jeugddetentie op van 76 dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 60 uren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn licht verminderd toerekeningsvatbaarheid, en de aanbevelingen van de psycholoog en de Raad voor de Kinderbescherming. Tevens werden schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder het slachtoffer van de mishandeling en de slachtoffers van de oplichting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/777076-15 en 09/777089-15 (tbg) en 09/777100-14 (tul)
Datum uitspraak: 18 december 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 4 december 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C. de Ceuninck-Van Capelle en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. L. Windhorst, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
09/777076-15
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2015 te Zoetermeer aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken kaak en/of jukbeen, heeft toegebracht door die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met zijn vuist(en) in het gezicht en/of tegen de slaap en/of tegen het hoofd te stompen en/of slaan (terwijl hij een grote ring aan zijn vinger had) en/of die [slachtoffer] – terwijl hij op de grond lag - meerdere malen althans eenmaal tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juni 2015 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met zijn vuist(en) in het gezicht en/of tegen de slaap en/of tegen het hoofd heeft gestompt en/of geslagen (terwijl hij een grote ring aan zijn vinger had) en/of die [slachtoffer] - terwijl hij op de grond lag - meermalen althans eenmaal tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt; terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 juni 2015 te Zoetermeer opzettelijk een persoon (te weten [slachtoffer] ) heeft mishandeld door die [slachtoffer] meermalen althans eenmaal met zijn vuist(en) in het gezicht en/of tegen de slaap en/of tegen het hoofd te stompen en/of slaan (terwijl hij een grote ring aan zijn vinger had) en/of die [slachtoffer] - terwijl hij op de grond lag - meerdere malen althans eenmaal tegen het hoofd en/of lichaam te schoppen, tengevolge waarvan deze zwaar lichamelijk letsel (een gebroken kaak en/of jukbeen), althans enig
lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 300 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2. ter berechting gevoegd: 09/777089-15
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 3 februari 2015 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag (en), (respectievelijk een bedrag van 70 euro en/of 110 euro en/of 200 euro en/of 180 euro), in elk geval van enig goed, hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
- op de internetsite www.marktplaats.nl advertenties opgezocht, waarin door voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] een xbox en/of een playstation en/of andere goederen te koop werd gevraagd en/of
- zich voorgedaan als eigenaar/bezitter en/of als bonafide verkoper van dat/die goed(eren) nadat hij en/of zijn mededader(s) contact had(den) opgenomen met genoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] en/of nadat voornoemde [benadeelde 3] contact had opgenomen met hem en/of zijn mededader(s) en/of
- een valse naam gebruikt, te weten [naam 1] en/of [naam 2] , als ware dit zijn/hun eigen naam en/of
- een bankrekeningnummer en/of telefoonnummer doorgegeven en/of verzocht (een deel van) het te betalen bedrag (als voorschot) over te maken naar dat rekeningnummer en/of
- zich aldus als bonafide verkoper voorgedaan,
waardoor voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] werd(en) bewogen tot bovenomschreven afgifte;
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 3 februari 2015 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3]
en/of [benadeelde 4] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) (respectievelijk 70 euro en/of 110 euro en/of 200 euro en/of 180 euro), in elk geval van enig goed, hebbende die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -,
- op de internetsite www.marktplaats.nl advertenties opgezocht, waarin door voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] een xbox en/of een playstation en/of andere goederen te koop werd gevraagd en/of
- zich voorgedaan als eigenaar/bezitter en/of als bonafide verkoper van dat/die goed(eren) nadat hij en/of zijn mededader(s) contact had(den) opgenomen met genoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 4] en/of nadat voornoemde [benadeelde 3] contact had opgenomen met hem en/of zijn mededader(s) en/of
- een valse naam gebruikt, te weten [naam 1] en/of [naam 2] , als ware dit zijn/hun eigen naam en/of
- een bankrekeningnummer en/of telefoonnummer doorgegeven en/of verzocht (een deel van) het te betalen bedrag (als voorschot) over te maken naar dat rekeningnummer en/of
- zich aldus als bonafide verkoper voorgedaan,
waardoor voornoemde [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] werd bewogen tot bovenomschreven afgifte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 3 februari 2015 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft doorzijn, verdachtes, rekeningnummer beschikbaar te stellen;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
Aan de orde is de vraag of de verdachte op 21 juni 2015 in Zoetermeer aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht (onder 1 primair ten laste gelegd), althans of hij een poging daartoe heeft gedaan (onder 1 subsidiair ten laste gelegd) dan wel of zijn handelen een mishandeling oplevert met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg (onder 1 meer subsidiair ten laste gelegd).
Daarnaast dient de rechtbank te beoordelen of de verdachte zich in of omstreeks de periode van 14 september 2014 tot en met 3 februari 2015 in Den Haag en/of elders in Nederland schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting van [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] en/of [benadeelde 3] en/of [benadeelde 4] via Marktplaats (onder feit 2 primair ten laste gelegd) dan wel of hij daaraan medeplichtig is geweest (onder feit 2 subsidiair ten laste gelegd).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan. Ten aanzien van de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft zij de rechtbank verzocht de verdachte vrij te spreken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft betoogd dat het handelen van de verdachte gekwalificeerd dient te worden als eenvoudige mishandeling met zwaar lichamelijk letsel tot gevolg, zodat slechts het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde feit bewezen kan worden. Ten aanzien van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit, nu volgens haar bij de verdachte geen opzet aanwezig was op de oplichting.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging [1]
3.4.1
Feit 1 – (poging) (zware) mishandeling?
Op basis van de aangifte van [slachtoffer] (hierna ook: aangever), de verklaring van de verdachte en de verklaring van [getuige 1] stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 21 juni 2015 in Zoetermeer [slachtoffer] meermalen met zijn vuisten tegen het gezicht en/of tegen de slaap en/of tegen het hoofd heeft gestompt en dat hij daarbij een grote ring aan een van zijn vingers droeg.
Zo blijkt uit de verklaring van zowel de aangever als de verdachte, dat de verdachte op de bewuste dag  vrijwel onmiddellijk nadat hij de aangever zag  hem bij de kraag van zijn jas pakte en dat hij hem met zijn vuisten (kei)hard in zijn gezicht stompte. [2] Volgens de verdachte sloeg hij aangever drie keer hard. Hij zag dat de aangever bij de tweede klap een beetje wegdraaide en dat de aangever toen hij viel bijna “knock-out” ging. [3] De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij die dag een grote ring aan zijn vinger droeg. [4]
Aangever heeft hierover verklaard dat hij door de klappen van de verdachte “groggy” en duizelig werd. Hij heeft verder verklaard dat hij heeft teruggevochten, dat hij op enig moment op de grond terecht is gekomen en ook even bewusteloos is geweest. [5] Volgens [getuige 1] probeerde de verdachte de aangever in zijn gezicht te slaan en raakte hij aangever op zijn slaap, waarna aangever viel. [6] Uit het voorgaande leidt de rechtbank af dat de verdachte meermalen met behoorlijke kracht heeft geslagen.
Aan de orde is de vraag hoe het handelen van de verdachte gekwalificeerd dient te worden.
Toebrengen van zwaar lichamelijk letsel
Ten aanzien van de vraag of sprake is van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, overweegt de rechtbank dat uit de geneeskundige verklaring en de brief van de kaakchirurg van het Bronovo ziekenhuis blijkt dat de aangever zijn kaak had gebroken en dat het herstel daarvan door de kaakchirurg op ongeveer zes weken werd ingeschat. [7] Uit de stukken valt niet op te maken of de aangever daadwerkelijk (een) operatie(s) heeft moeten ondergaan of dat het herstel anderszins langer dan de geschatte zes weken heeft geduurd. Gelet op het bepaalde in artikel 82 Wetboek van Strafvordering (Sv) is het letsel van de aangever op grond van de beschikbare gegevens naar het oordeel van de rechtbank niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel, zodat de rechtbank de verdachte van het onder 1 primair ten laste gelegde feit zal vrijspreken.
Poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel
De rechtbank overweegt voorts dat uit de stukken blijkt dat de aangever en de verdachte op 20 juni 2015 hadden afgesproken om elkaar de volgende dag te ontmoeten. [8] Hoewel de rechtbank ervan uitgaat dat de verdachte er rekening mee hield dat het op de bewuste dag op vechten zou aankomen, valt uit het dossier niet op te maken dat bij de verdachte ook (boos) opzet bestond op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever. Dit betekent echter niet dat bij de verdachte geen opzet – in voorwaardelijke zin – aanwezig was.
De rechtbank overweegt in dit kader dat naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel bestaat, wanneer een slachtoffer met kracht tegen het hoofd (in het bijzonder tegen de slaap) wordt geslagen. Nu uit het bovenstaande blijkt dat de verdachte de aangever meermalen met kracht tegen zijn gezicht en/of slaap en/of hoofd heeft gestompt, heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangever zwaar zou verwonden. Dit betekent dat bij de verdachte voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel bij de aangever aanwezig was.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Partiële vrijspraak
Ten aanzien van de vraag of de verdachte de aangever ook tegen zijn hoofd en/of lichaam heeft geschopt, terwijl hij op de grond lag, overweegt de rechtbank dat de aangever heeft verklaard dat hij tijdens de klappen “groggy” en duizelig werd, dat hij niet goed meer weet hoe hij op de grond terecht kwam, en dat hij voelde dat die jongen hem tegen zijn hoofd en rug schopte. De rechtbank merkt daarbij op dat uit de verklaring van de aangever niet duidelijk blijkt dat de aangever ook daadwerkelijk heeft gezien dat en door wie hij geschopt werd. Voorts geldt dat diverse (oog)getuigen zijn gehoord, maar dat slechts de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] verklaren dat de verdachte aan het trappen was. Daarbij geldt dat de [getuige 1] heeft verklaard dat de verdachte aan het trappen en lachen was, maar dat hij niet specifiek heeft verklaard dat de verdachte de aangever tegen zijn hoofd en/of lichaam raakte. Volgens de getuige [getuige 2] raakte de verdachte aangever niet, maar miste hij. Verder geldt dat [getuige 3] heeft verklaard dat het zou kunnen dat de verdachte de aangever schopte, maar dat zij dat niet gezien heeft. Dit betekent dat er in het dossier weliswaar aanwijzingen zijn dat de verdachte de aangever heeft geschopt, maar dat de verklaringen omtrent het trappen/schoppen naar het oordeel van de rechtbank te ver uiteenlopen om met voldoende zekerheid te kunnen vaststellen dat de verdachte ook daadwerkelijk tegen het hoofd en/of het lichaam van de aangever heeft geschopt. De rechtbank zal de verdachte daarom van dit deel van tenlastelegging vrijspreken.
3.4.2
Feit 2 – medeplegen of medeplichtigheid oplichting?
Op basis van het dossier en het verhandelde ter zitting, meer in het bijzonder de aangiftes van [benadeelde 1] , [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] [9] , de bevindingen van de politie omtrent de betaling van geldbedragen op de bankrekening van de verdachte en van zijn [neef] [10] , en de door de medeverdachte [medeverdachte] hierover bij de politie afgelegde verklaring [11] , stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] zich in de periode van 14 september 2014 tot en met 3 februari 2015 in Den Haag en/of elders in Nederland schuldig heeft gemaakt aan oplichting van genoemde aangevers, doordat hij zich – kort samengevat  via advertenties op Marktplaats heeft voorgedaan als een bonafide verkoper (onder de valse naam [naam 1] en/of [naam 2] ) en zo genoemde aangevers heeft bewogen tot de afgifte van geld, zonder dat de afgesproken levering van goederen (zoals een X-box en/of een Playstation) plaatsvond.
De rechtbank dient te beoordelen of de verdachte hierbij betrokken is geweest en of hij kan worden aangemerkt als medepleger van of medeplichtige aan die oplichting gepleegd door [medeverdachte] . De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Niet ter discussie staat dat de verdachte op enig moment zijn bankrekening ter beschikking heeft gesteld aan [medeverdachte] en dat daarop door derden geldbedragen zijn gestort die bestemd waren voor [medeverdachte] . Uit de bevindingen van de politie blijkt dat aangevers [benadeelde 2] , [benadeelde 3] en [benadeelde 4] een bedrag van 110 euro, respectievelijk 200 euro en 180 euro naar de bankrekening op naam van de verdachte hebben overgemaakt. [12] Verder blijkt uit de bevindingen van de politie dat aangever [benadeelde 1] een bedrag van € 70,- euro op een bankrekening op naam van de neef van de verdachte heeft overgemaakt. [13]
De verdachte heeft hierover ter zitting verklaard dat het klopt dat er geldbedragen op zijn bankrekening werden gestort, maar dat hij niet kon zien hoe groot deze bedragen waren omdat hij niet kon internetbankieren, noch over bankafschriften beschikte en dat [medeverdachte] hem telkens op de hoogte stelde wanneer er geld van zijn rekening gehaald moest worden. De verdachte pinde vervolgens deze bedragen en gaf het geld aan [medeverdachte] . Volgens de verdachte had [medeverdachte] tegen hem gezegd dat zijn ouders geld naar [medeverdachte] wilden overmaken, maar dat [medeverdachte] zelf geen bankrekening had en dat hij daarom de bankrekening van de verdachte graag daarvoor wilde gebruiken.
De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat [medeverdachte] bij zijn ouders thuis woonde. Indien zijn ouders geld wilden geven aan [medeverdachte] , hadden zij dit dus gewoon contant aan hem kunnen geven. Op de vraag waarom dit echter via de bankrekening op naam van de verdachte diende te gebeuren, kon de verdachte geen (aannemelijk) antwoord geven. [14] Daarbij komt dat [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte wel degelijk op de hoogte was van de oplichting via Marktplaats en dat de verdachte zelf [medeverdachte] had benaderd omdat hij van zijn neef had gehoord dat er gemakkelijk geld te verdienen was. [15]
Gelet op deze gang van zaken waarbij in een korte periode meerdere geldbedragen op de bankrekening op naam van de verdachte werden gestort, de verdachte deze rekening volgens zijn eigen verklaring nagenoeg uitsluitend voor deze bedragen gebruikte, de verklaring van [medeverdachte] en de rekeninggegevens komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte kan worden aangemerkt als medeplichtige aan de oplichting van voornoemde aangevers. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat uit het dossier en het verhandelde ter zitting niet is komen vast te staan dat de verdachte ook betrokken is geweest bij de oplichting van aangever [benadeelde 1] . Deze betaling heeft immers plaatsgevonden op de rekening op naam van de neef van de verdachte en verdere betrokkenheid van de verdachte hierbij volgt niet uit het dossier. De rechtbank zal de verdachte van dit deel van de tenlastelegging dan ook vrijspreken.
Het voorgaande houdt tevens in dat de rechtbank de verdachte van het onder 2 primair ten laste gelegde feit zal vrijspreken, nu het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot het oordeel te komen dat tussen de verdachte en [medeverdachte] sprake was van een zodanig bewuste en nauwe samenwerking dat de verdachte kan worden aangemerkt als medepleger van de oplichting.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
09/777076-15
1. Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op 21 juni 2015 te Zoetermeer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] meermalen met zijn vuisten in het gezicht en/of tegen de slaap en/of tegen het hoofd heeft gestompt (terwijl hij een grote ring aan zijn vinger had), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. ter berechting gevoegd: 09/777089-15
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op tijdstippen in de periode van 14 september 2014 tot en met 3 februari 2015 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] heeft/hebben bewogen tot de afgifte van geldbedragen (respectievelijk 110 euro en 200 euro en 180 euro), hebbende die [medeverdachte] en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -,
- op de internetsite www.marktplaats.nl advertenties opgezocht, waarin door voornoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 4] een xbox en/of een playstation en/of andere goederen te koop werd gevraagd en
- zich voorgedaan als eigenaar/bezitter en/of als bonafide verkoper van dat/die goed(eren) nadat hij contact had opgenomen met genoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 4] en nadat voornoemde [benadeelde 3] contact had opgenomen met hem en
- een valse naam gebruikt, te weten [naam 1] en/of [naam 2] , als ware dit zijn eigen naam en
- een bankrekeningnummer en/of telefoonnummer doorgegeven en verzocht (een deel van) het te betalen bedrag (als voorschot) over te maken naar dat rekeningnummer en
- zich aldus als bonafide verkoper voorgedaan,
waardoor voornoemde [benadeelde 2] en [benadeelde 3] en [benadeelde 4] werden bewogen tot bovenomschreven afgifte, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 14 september 2014 tot en met 3 februari 2015 te 's-Gravenhage en/of elders in Nederland opzettelijk gelegenheid, middelen heeft verschaft door zijn, verdachtes, rekeningnummer beschikbaar te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit. Daarbij geldt evenwel dat de rechtbank de verdachte conform het advies van de psycholoog die de verdachte heeft onderzocht en het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) als licht verminderd toerekeningsvatbaar beschouwt. De rechtbank houdt hier bij de strafoplegging (zie hierna onder 6.3) rekening mee.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 180 dagen, waarvan 163 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die de verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren, en onder de bijzondere voorwaarden zoals door de Raad en de psycholoog in hun rapportages (en ter zitting) is geadviseerd. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan de verdachte een werkstraf van 100 uren, subsidiair 50 dagen jeugddetentie wordt opgelegd.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht aan de verdachte geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen van langere duur dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft zij zich op het standpunt gesteld dat een voorwaardelijke werkstraf onder de voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad een passende straf is voor de verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een vechtpartij op straat en is medeplichtig geweest aan oplichting van diverse slachtoffers via Marktplaats. Door aldus te handelen heeft de verdachte laten zien geen respect te hebben voor de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de eigendommen van anderen.
Door de vechtpartij is het slachtoffer angst aangejaagd en heeft hij pijn en letsel bekomen (een gebroken kaak). Het is algemeen bekend dat dergelijk geweld, naast lichamelijk leed, voor het slachtoffer gedurende lange tijd grote psychische gevolgen met zich kan brengen. Daarnaast draagt dergelijk geweld bij aan gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan. Daarbij houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het slachtoffer ook een rol heeft gehad in het ontstaan van de vechtpartij en dat het slachtoffer zelf ook geweld jegens verdachte heeft uitgeoefend.
De slachtoffers van de oplichting valt daarentegen niets te verwijten. Zij hebben in goed vertrouwen hun geld overgemaakt in de verwachting het door hen gewenste goed te ontvangen, hetgeen niet gebeurde. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij geen verantwoording heeft genomen voor zijn rol bij deze oplichting.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 6 november 2015 blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaren eerder is veroordeeld voor het plegen van een geweldsfeit. Dit betekent dat ten aanzien van het door de verdachte gepleegde geweldsfeit sprake is van recidive.
De rechtbank heeft kennis genomen van de inhoud van het rapport d.d. 19 september 2015 van A.M.I Peelen (gz-psycholoog) aangaande het psychologisch onderzoek van de verdachte. Hieruit blijkt dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid en een ziekelijke stoornis in de vorm van softdrugsafhankelijkheid (in vroege volledige remissie). Ook blijkt hieruit dat hij lijdt aan een stoornis op het gebied van impulsregulatie (NAO). Gelet hierop acht de psycholoog de verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar. Voorts schat zij het risico op recidive hoog in als de verdachte niet behandeld wordt. Zij adviseert aan de verdachte op te leggen een voorwaardelijke straf alsmede de verplichting tot het volgen van MST-therapie. Daarnaast dient door middel van individuele therapie gewerkt te worden aan het vergroten van zijn mentaliserende vermogens. Met behulp van deze therapie kunnen de gevoelens van empathie en berouw bij de verdachte wordt vergroot en kunnen hem gedragsalternatieven worden aangeleerd. Voorts dient er bij het volgen van de aanbevolen therapieën aandacht te zijn voor het kiezen van de juiste vrienden en het softdrugsgebruik van de verdachte. Indien nodig zal de verdachte daarbij ook dienen te worden verplicht mee te werken aan urinecontroles.
De rechtbank neemt de conclusies uit voornoemd rapport over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad d.d. 1 december 2015, waaruit blijkt dat de verdachte functioneert op zwakbegaafd niveau, dat hij softdrugs gebruikt en primair en impulsief handelt. De zwakbegaafdheid en cannabisafhankelijkheid dragen bij aan een zorgelijke emotionele ontwikkeling van de verdachte en gelet hierop stelt de Raad zich op het standpunt dat de verdachte als licht verminderd toerekeningsvatbaar dient te worden beschouwd. Uit hetgeen door of namens de Raad en de jeugdreclassering ter zitting is meegedeeld blijkt verder dat de verdachte het goed doet op school en dat men hem op school niet ervaart als een agressieve jongen.
De Raad schat het risico op recidive (zonder behandeling) hoog in en adviseert aan de verdachte op te leggen een deels voorwaardelijke jeugddetentie, onder de gebruikelijke algemene voorwaarden en onder de bijzondere voorwaarden dat de verdachte naar school gaat, dat hij bij de Waag de MST-therapie die hij al volgt afmaakt, en dat hij meewerkt aan individuele (psycho)therapie en/of mentaliserende therapie, gericht op het stimuleren van zijn verdere emotionele ontwikkeling. Ook dient hij mee te werken aan urinecontroles.
Ter zitting is namens de Raad meegedeeld dat de Raad ook adviseert dat de verdachte zal meewerken aan begeleiding door de stichting MEE of een soortgelijke instelling die mensen met een verstandelijke beperking begeleidt. Voorts is door de Raad geadviseerd de op te leggen voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Rekening houdend met het voorgaande en de straffen die in soortgelijke zaken aan jeugdigen worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een deels voorwaardelijke jeugddetentie gecombineerd met een onvoorwaardelijke taakstraf een passende straf is.
De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie een proeftijd van twee jaren koppelen. Deze voorwaardelijke straf dient ervoor te zorgen dat de verdachte in de toekomst niet opnieuw strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal daarbij de gebruikelijke algemene voorwaarden opleggen en daaraan de bijzondere voorwaarden koppelen zoals door de Raad in haar rapport en ter zitting is geadviseerd. Dit betekent dat de verdachte gedurende de proeftijd zal worden verplicht naar school te gaan, dat hij zijn medewerking zal dienen te verlenen aan urinecontroles, alsmede dat hij een behandeling blijft volgen bij de Waag, in de vorm van MST-therapie en/of individuele (mentaliserende) therapie. Ook zal de rechtbank bepalen dat de verdachte zijn medewerking verleent aan begeleiding door de Stichting MEE of een soortgelijke instelling die mensen met een verstandelijke beperking begeleidt.
Nu de verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen en gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. De rechtbank zal daarom bevelen dat de opgelegde voorwaarden (en het uit te oefenen toezicht) dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen / de schadevergoedingsmaatregel

Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot schadevergoeding, groot € 1.921,-. De vordering tot schadevergoeding bestaat uit materiële schade voor een bedrag groot € 145,- (telefoon) en uit reiskosten ad € 26,-. Daarnaast vordert de benadeelde partij vergoeding van immateriële schade voor een bedrag groot
€ 1.750,-, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
heeft zich als benadeelde partij gevoegd met een vordering tot vergoeding van door hem geleden materiële schade groot € 110,- (bedrag dat is overgemaakt op de bankrekening op naam van de verdachte), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , voor zover deze ziet op de gevraagde vergoeding voor een telefoon ad € 145,- en gemaakte reiskosten in verband met ziekenhuisbezoek ad € 26,- geheel dient te worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schadevergoeding heeft de officier van justitie gevorderd dat deze wordt toegewezen tot een bedrag van € 750,-, en dat de benadeelde partij in het overige deel van die vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Zij heeft derhalve gevorderd dat aan de benadeelde partij een bedrag van € 921,- wordt vergoed, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze geheel (€ 110,-) dient te worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij [slachtoffer] in zijn vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, en dat de benadeelde partij zijn vordering slechts bij de civiele rechter kan aanbrengen. Subsidiair heeft zij zich de rechtbank verzocht het gevorderde bedrag aan immateriële schadevergoeding naar billijkheid te matigen.
Ten aanzien van de vordering van benadeelde partij [benadeelde 2] heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht deze vordering geheel af te wijzen, nu de verdachte ontkent het onder 2 ten laste gelegde te hebben gepleegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering benadeelde partij [slachtoffer]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit. Ten aanzien van het deel van de vordering dat ziet op een gevraagde vergoeding voor de kosten van een telefoon, overweegt de rechtbank dat uit de stukken van het dossier en het verhandelde ter zitting niet is komen vast te staan dat de schade aan de telefoon van het slachtoffer door toedoen van de verdachte is ontstaan. De rechtbank zal dit deel van de vordering daarom afwijzen. Voor wat betreft het deel van de vordering dat ziet op een vergoeding voor gemaakte reiskosten naar het ziekenhuis van€ 26,- is de rechtbank van oordeel dat deze schade voldoende aannemelijk is gemaakt en is onderbouwd. De rechtbank zal dit deel van de vordering dan ook toewijzen.
De rechtbank acht voorts een bedrag van € 500,-, vastgesteld per heden, als vergoeding voor geleden immateriële schade naar billijkheid toewijsbaar.
De rechtbank zal derhalve de vordering ten laste van de verdachte toewijzen tot een totaalbedrag van € 526,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag, vanaf de datum van de uitspraak, te weten vanaf 18 december 2015 tot aan de dag van algehele voldoening.
Vordering benadeelde partij [benadeelde 2]
Uit het onderzoek ter terechtzitting is vast komen te staan dat de benadeelde partij [benadeelde 2] rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 2 subsidiair bewezenverklaarde feit. De rechtbank zal de vordering van € 110,- ten laste van de verdachte (en zijn mededader(s)) vanwege geleden materiële schade hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf de datum van de uitspraak, te weten vanaf 18 december 2015 tot aan de dag van algehele voldoening.
Kosten
Het voorgaande brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen tot aan deze uitspraak in verband met hun vorderingen hebben gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partijen ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moeten maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de bewezenverklaarde strafbare feiten is toegebracht en de verdachte voor deze feiten zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 526,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] , te vermeerderen met de toegewezen wettelijke rente vanaf 18 december 2015 tot aan de dag van algehele voldoening, en tot hoofdelijke betaling van een bedrag groot € 110,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 2] , te vermeerderen met de toegewezen wettelijke rente vanaf 18 december 2015 tot aan de dag van algehele voldoening.
Indien en voor zover noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt zal  onder handhaving van voormelde verplichting  vervangende jeugddetentie worden toegepast voor de duur van 10 dagen respectievelijk 2 dagen.
8. De vordering tenuitvoerlegging
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering d.d. 2 december 2015 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis d.d. 19 september 2014 van de kinderrechter in deze rechtbank onder parketnummer 09/77710-14 aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een werkstraf voor de duur van 25 uren, dient te worden toegewezen, nu de verdachte zich in de bij genoemd vonnis opgelegde proeftijd wederom schuldig heeft gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de verdachte goed (en druk) bezig is met school en dat hij nog een kans moet krijgen. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht de proeftijd te verlengen van de aan de verdachte voorwaardelijk opgelegde werkstraf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde werkstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 19 september 2014, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan het plegen van strafbare feiten.

9.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 45, 48, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77dd, 77ee, 77gg, 302 en 326 van het Wetboek van Strafrecht. Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de onder 1 subsidiair en 2 subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1 subsidiair:
POGING TOT ZWARE MISHANDELING;
ten aanzien van feit 2 subsidiair:
MEDEPLICHTIGHEID AAN OPLICHTING, IN VERENIGING GEPLEEGD;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een jeugddetentie voor de duur van 76 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de eventuele tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie
groot 60 DAGEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 jaren onder de algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich gedurende een door de Stichting Jeugdbescherming west (afdeling jeugdreclassering) te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de jeugdreclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en/of een andere zinvolle dagbesteding zal hebben;
- gedurende de proeftijd een behandeling zal blijven volgen bij de Waag of een soortgelijke instelling, in de vorm van MST-therapie en/of individuele (mentaliserende) therapie;
- gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan urinecontroles, teneinde te kunnen controleren of hij softdrugs heeft gebruikt;
en
- dat de veroordeelde gedurende de proeftijd zijn medewerking zal verlenen aan begeleiding door de Stichting MEE of een soortgelijke instelling die mensen met een verstandelijke beperking begeleidt;
beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn;
geeft opdracht aan de Stichting Jeugdbescherming west (afdeling jeugdreclassering) om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
en veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, zijnde een werkstraf, voor de duur van 60 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
30 DAGEN;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 19 september 2014, gewezen onder parketnummer 09/777100-14, te weten:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 25 UREN, subsidiair 12 DAGEN vervangende jeugddetentie;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] toe ten laste van de verdachte en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [slachtoffer] een bedrag van € 625,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 december 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige af;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] hoofdelijk toe ten laste van de verdachte (en zijn mededader(s)) en veroordeelt de verdachte tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan [benadeelde 2] een bedrag van € 110,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 december 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 625,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 december 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer] , en tot hoofdelijke betaling van een bedrag groot € 110,-, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente, vanaf 18 december 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan, ten behoeve van het slachtoffer genaamd [benadeelde 2] ;
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van de verschuldigde bedragen volgt  onder handhaving van voormelde verplichting  vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 10 dagen respectievelijk 2 dagen;
bepaalt dat de verdachte bij gehele of gedeeltelijke betaling van het bedrag van € 110,- door zijn mededader(s) aan de benadeelde partij [benadeelde 2] en/of de Staat, zal zijn bevrijd tot de hoogte van het betaalde bedrag;
bepaalt dat voldoening van de ene betalingsverplichting de andere doet vervallen;
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.C. Bruining, kinderrechter, voorzitter,
mr. A.J.J.M. Weijnen, kinderrechter,
en mr. J.A.H.M. Janssen, kinderrechter plv.,
in tegenwoordigheid van mrs. K.K. Paap en C. van Oorschot, griffiers.
Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 december 2015.
Mr. Janssen is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven  delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij de dossiers met het nummer PL1500-2015185678 (blz. 1-104) en PL1500-2014285717 (blz. 1-372).
2.PL1500-2015185678: proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , blz. 6 e.v.; proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling, afgelegd bij de rechter-commissaris.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte inbewaringstelling, afgelegd bij de rechter-commissaris.
4.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 december 2015.
5.PL1500-2015185678: proces-verbaal aangifte [slachtoffer] , blz. 6-8.
6.PL1500-2015185678: proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , blz. 73-76.
7.PL1500-2015185678; geneeskundige verklaring, blz. 12; brief kaakschirurg d.d. 22 juni 2015, blz. 102 en 104.
8.PL1500-2015185678: proces-verbaal van bevindingen met weergave Whatsappgesprek, blz. 31-62.
9.PL1500-2014285717: proces-verbaal aangifte internetoplichting aan de politie [benadeelde 1] blz. 333-336; proces-verbaal aangifte internetoplichting aan de politie [benadeelde 2] , blz. 339-342; proces-verbaal aangifte internetoplichting aan de politie [benadeelde 3] , blz. 346-350; proces-verbaal aangifte internetoplichting aan de politie [benadeelde 4] , blz. 353-356.
10.PL1500-2014285717: proces-verbaal van bevindingen, blz. 337; 344; 350; 359.
11.PL1500-2014285717: proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , blz. 136-140.
12.PL1500-2014285717: proces-verbaal van bevindingen, blz. 344; 350; 359.
13.PL1500-2014285717: proces-verbaal van bevindingen, blz. 337.
14.Verklaring van de verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 4 december 2015.
15.PL1500-2014285717: proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] , blz. 136-140.