ECLI:NL:RBDHA:2015:15142

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 december 2015
Publicatiedatum
23 december 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 8101
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening in het kader van Wob-verzoek met betrekking tot openbaarmaking van documenten

Op 23 december 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar maakten tegen de gedeeltelijke openbaarmaking van documenten door de minister van Veiligheid en Justitie. Dit verzoek volgde op een besluit van 29 oktober 2015, waarbij de minister had besloten om zes documenten openbaar te maken, met uitzondering van bepaalde gegevens. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, stelden dat openbaarmaking zou leiden tot onomkeerbare schade en dat zij niet gehoord waren voordat het besluit werd genomen. De belanghebbenden daarentegen, voerden aan dat zij een zwaarwegend belang hadden bij onmiddellijke openbaarmaking, gezien de nieuwswaarde van de documenten.

Tijdens de zitting op 10 december 2015 werd de zaak besproken, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeken om voorlopige voorziening moesten worden afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. De belangenafweging viel in dit geval in het nadeel van de verzoekers uit, omdat de verwachting bestond dat het primaire besluit in stand zou blijven. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verzoekers bij niet-openbaarmaking niet opwogen tegen de belangen van de belanghebbenden bij spoedige openbaarmaking van actuele informatie. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. Dekker, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.

Uitspraak

Rechtbank Den Haag

Bestuursrecht
zaaknummers:
SGR 15/8101
SGR 15/8945
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 december 2015 op het verzoek om een voorlopige voorziening van
[verzoeker 1](verzoeker 1)
en [verzoeker 2](verzoeker 2), te [woonplaats], verzoekers,
(gemachtigden: mr. R.W.J. Kerckhoffs en mr. G.M. Boezelman),
en
[X] B.V.(verzoekster 3), gevestigd te [vestigingsplaats], verzoekster, (gemachtigden: mr. R.D. Chavannes en mr. A. Strijbos),
tegen
de minister van Veiligheid en Justitie, het College van procureurs-generaal, verweerder
(gemachtigde: mr. B. Rademacher).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
[Y] B.V. en [belanghebbende A], belanghebbenden, (gemachtigde: mr. J.H. van der Grinten).

Procesverloop

Bij besluit van 29 oktober 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van belanghebbenden om op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) documenten te verstrekken toegewezen, in die zin dat zes documenten gedeeltelijk openbaar worden gemaakt.
Verzoekers hebben hiertegen bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om bij voorlopige voorziening te bepalen dat de openbaarmaking wordt opgeschort.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 december 2015.
Verzoekers hebben zich ter zitting laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Belanghebbende Dohmen is ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2 Het Wob-verzoek van belanghebbenden heeft betrekking op correspondentie tussen verzoeker 1 en de hoofdofficier van het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie. Naar aanleiding van het verzoek heeft verweerder besloten zes documenten (document 1 zonder bijlage), onder weglakking van de strafrechtelijke gegevens, de namen van de betrokken ambtenaren (behalve die van de hoofofficier van justitie) en de naam en het adres van verzoeker 1.
3 Verzoekers stellen – kort gezegd – dat zij ernstige en principiële bezwaren hebben tegen de openbaarmaking. Als er nu tot openbaarmaking wordt overgegaan, leidt dit tot een onomkeerbare situatie die maakt dat het zinloos is om de procedure in de hoofdzaak nog te voeren. Volgens verzoekers hebben belanghebbenden geen zwaarwegend belang bij onmiddellijke openbaarmaking van de documenten. Voorts stellen verzoeker 2 en verzoekster 3 dat zij ten onrechte niet zijn gehoord voordat verweerder het besluit nam.
4 Belanghebbenden voeren aan dat er geen redenen zijn om openbaarmaking tegen te gaan en dat zij een zwaarwegend journalistiek belang hebben bij onmiddellijke openbaarmaking, omdat nieuws een bederfelijk goed is.
5 De voorzieningenrechter overweegt als volgt.
Verweerder heeft aan verzoeker 1 de mogelijkheid geboden om een zienswijze in te dienen. Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter mag verweerder zich op het standpunt stellen dat verzoeker 1 ook opkwam voor de belangen van verzoeker 2 en verzoekster 3 en hoefde verweerder niet aan verzoeker 2 en verzoekster 3 apart om een zienswijze te vragen. Uit de inhoud van de zienswijze van verzoeker 1 blijkt namelijk dat hij kennelijk met instemming van de andere verzoekers het standpunt met betrekking tot het Wob-verzoek aan het Openbaar Ministerie heeft doen blijken. Verzoeker 1 heeft in zijn zienswijze reeds een beroep gedaan op artikel 10, eerste lid, onder b en artikel 10, tweede lid, onder c, e en g, van de Wob, waarmee hij aandacht vraagt voor het lopende strafrechtelijke onderzoek en de privégegevens van derden
Verzoekers hebben nagelaten met een verzoek tot geheimhouding op grond van artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht inhoudelijke argumenten aan te voeren tegen bekendmaking van specifieke onderdelen van de documenten. Verzoekers hadden echter wel bijzonder aanleiding moeten zien om hun argumenten reeds in hun verzoekschriften kenbaar te maken, omdat belanghebbenden zich gemotiveerd op het standpunt hebben gesteld dat de zaak waarvoor verzoeker 1 aandacht vroeg al door de belanghebbenden in de publiciteit is gebracht. De overige door verzoekers aangevoerde gronden falen, omdat verweerder daar al in voldoende mate aan tegemoet is gekomen dan wel dat daarvan geen sprake is.
Met deze stand van zaken zal naar verwachting, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, de beslissing op bezwaar dezelfde beslissing inhouden als het primaire besluit. Die beslissing op bezwaar zal eveneens naar verwachting in een eventueel daarop volgende beroepsprocedure bij de bestuursrechter in stand blijven.
In het kader van het verzoek om voorlopige voorziening moet de voorzieningenrechter afwegen of, gelet op de betrokken belangen, in afwachting van de bodemprocedure de gegevens wel of niet openbaar gemaakt mogen worden. In het kader van de Wob krijgt het belang bij openbaarheid steeds een groot gewicht. Het belang van verzoekers bij niet openbaarmaking in afwachting van een beslissing op bezwaar is in zoverre evident dat openbaarmaking, indien eenmaal geschied, niet omkeerbaar is. Verder is er het belang van belanghebbenden die in verband met de nieuwswaarde belang hebben bij spoedige openbaarmaking van actuele informatie. Daarnaast hebben belanghebbenden ter zitting toegelicht ook belang bij spoedige openbaarmaking te hebben, vanwege het nieuwe wetsvoorstel voor lobbyactiviteiten. Deze belangen, samen met de hiervoor overwogen verwachting dat het bestreden besluit, kort gezegd, materieel in stand zal blijven, maakt dat de belangenafweging in het nadeel van verzoekers uitvalt.
6 De verzoeken om een voorlopige voorziening worden afgewezen.
7 Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst de verzoeken om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.P. Kleijn, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. B.J. Dekker, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2015.

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.