Uitspraak
Rechtbank Den Haag
en [verzoeker 2](verzoeker 2), te [woonplaats], verzoekers,
[Y] B.V. en [belanghebbende A], belanghebbenden, (gemachtigde: mr. J.H. van der Grinten).
Rechtbank Den Haag
Op 23 december 2015 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekers, die bezwaar maakten tegen de gedeeltelijke openbaarmaking van documenten door de minister van Veiligheid en Justitie. Dit verzoek volgde op een besluit van 29 oktober 2015, waarbij de minister had besloten om zes documenten openbaar te maken, met uitzondering van bepaalde gegevens. Verzoekers, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, stelden dat openbaarmaking zou leiden tot onomkeerbare schade en dat zij niet gehoord waren voordat het besluit werd genomen. De belanghebbenden daarentegen, voerden aan dat zij een zwaarwegend belang hadden bij onmiddellijke openbaarmaking, gezien de nieuwswaarde van de documenten.
Tijdens de zitting op 10 december 2015 werd de zaak besproken, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat de verzoeken om voorlopige voorziening moesten worden afgewezen. De voorzieningenrechter benadrukte dat het oordeel voorlopig is en niet bindend voor een eventuele bodemprocedure. De belangenafweging viel in dit geval in het nadeel van de verzoekers uit, omdat de verwachting bestond dat het primaire besluit in stand zou blijven. De voorzieningenrechter concludeerde dat de belangen van de verzoekers bij niet-openbaarmaking niet opwogen tegen de belangen van de belanghebbenden bij spoedige openbaarmaking van actuele informatie. De uitspraak werd gedaan door mr. G.P. Kleijn, in aanwezigheid van griffier mr. B.J. Dekker, en is openbaar uitgesproken op dezelfde datum.