ECLI:NL:RBDHA:2015:15096

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 september 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
09/787015-15; 09/777095-15 (t.b.g.)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot afpersing en gewapende overval met geweld door minderjarige verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 24 september 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die samen met een medeverdachte betrokken was bij een poging tot afpersing en een gewapende overval. De verdachte heeft op 2 maart 2015, samen met een ander, geprobeerd een medewerkster van de Texaco in Gouda onder bedreiging met een mes te dwingen tot de afgifte van geld. Dit misdrijf bleef bij een poging, dankzij de koele houding van het slachtoffer. De rechtbank benadrukt de ernst van dit feit, dat de gevoelens van onveiligheid in de maatschappij vergroot. Daarnaast heeft de verdachte op dezelfde dag een gewapende overval gepleegd op een dierenspeciaalzaak, waarbij hij een klant en een medewerkster met een mes heeft bedreigd en geld uit de kassa heeft weggenomen. De rechtbank rekent het de verdachte zwaar aan dat hij geen respect heeft getoond voor andermans eigendommen en de veiligheid van anderen in gevaar heeft gebracht. Tevens had de verdachte een verboden wapen in zijn bezit, wat bijdraagt aan de onveiligheid in de samenleving. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot jeugddetentie en een werkstraf, met bijzondere voorwaarden voor begeleiding door de jeugdreclassering. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot schadevergoeding aan de slachtoffers van de overval.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/787015-15; 09/777095-15 (t.b.g.)
Datum uitspraak: 24 september 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte 1]
,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
adres: [adres 1]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 10 september 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. D.J. Laman en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. H.F. van Kregten, advocaat te Waddinxveen, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 2 maart 2015 te Gouda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen ongeveer 250 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zeggen van de woorden "geld, geld, geld" en/of "geld, geld, of ik maak jullie af", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het voor de keel van die [slachtoffer 2] houden van dat mes en/of
- zeggen van de woorden "ik meen het, ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het richten van het mes op die [slachtoffer 1] en/of
- pakken van geld uit de kassalade
EN/OF
hij op of omstreeks 2 maart 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 250 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zeggen van de woorden "geld, geld, geld" en/of "geld, geld, of ik maak jullie af", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het voor de keel van die [slachtoffer 2] houden van dat mes en/of
- zeggen van de woorden "ik meen het, ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het richten van het mes op die [slachtoffer 1] en/of
- pakken van geld uit de kassalade;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 2 maart 2015 te Gouda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen ongeveer 250 euro, in elk geval een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zeggen van de woorden "geld, geld, geld" en/of "geld, geld, of ik maak jullie af", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het voor de keel van die [slachtoffer 2] houden van dat mes en/of
- zeggen van de woorden "ik meen het, ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het richten van het mes op die [slachtoffer 1] en/of
- pakken van geld uit de kassalade
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 maart 2015 opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die [medeverdachte] de tip te geven de dierenwinkel te overvallen en/of aan te geven dat er bij de dierenwinkel geen camera's hingen en/of de achterdeur van zijn woning achter te laten ten behoeve van de vlucht van die [medeverdachte]
EN/OF
[medeverdachte] op of omstreeks 2 maart 2015 te Gouda tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van ongeveer 250 euro, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het:
- zeggen van de woorden "geld, geld, geld" en/of "geld, geld, of ik maak jullie af", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- het voor de keel van die [slachtoffer 2] houden van dat mes en/of
- zeggen van de woorden "ik meen het, ik maak jullie kapot", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- het richten van het mes op die [slachtoffer 1] en/of
- pakken van geld uit de kassalade;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 maart 2015 opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door aan die [medeverdachte] de tip te geven de dierenwinkel te overvallen en/of aan te geven dat er bij de dierenwinkel geen camera's hingen en/of de achterdeur van zijn woning achter te laten ten behoeve van de vlucht van die [medeverdachte]
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Gouda, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Texaco, in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen, welke poging diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van een mes en/of roepen van de woorden "geld, geld, ik wil je geld", terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Gouda, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Texaco, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van een mes en/of roepen van de woorden "geld, geld, ik wil je geld", terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op of omstreeks 19 februari 2015 te Gouda, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Texaco, in elk geval aan een ander of anderen dan verdachte en/of zijn mededader(s), weg te nemen, welke poging diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om de diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van een mes en/of roepen van de woorden "geld, geld, ik wil je geld", terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 19 februari 2015 opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest;
EN/OF
hij op of omstreeks 19 februari 2015 te Gouda, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Texaco, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen van een mes en/of roepen van de woorden "geld, geld, ik wil je geld", terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 2 maart 2015 opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3. ter berechting gevoegd 09/777095-15
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 13 april 2014 te Gouda en/of elders in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer bankbiljetten (van 50 euro), die verdachte zelf heeft nagemaakt en/of vervalst of waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven en/of met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad.
Proces-verbaal pagina 17-20, 85-93, 194-215
art 209 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

Ten aanzien van feit 1 [1]
3.1
Inleiding
Op 2 maart 2015 werd bij de dierenspeciaalzaak [benadeelde 1] in Gouda een overval gepleegd. Tijdens deze overval werden [slachtoffer 1] (hierna ook: aangeefster [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna ook: aangeefster [slachtoffer 2] ) door de overvaller met behulp van een mes bedreigd met geweld. Vervolgens heeft de overvaller, naar later bleek de medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: de medeverdachte, of: [medeverdachte] ) een geldbedrag van € 250,- uit de kassalade gepakt. [2]
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij samen met de medeverdachte [medeverdachte] betrokken is geweest bij voornoemde overval.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte betrokken is geweest bij voornoemde overval en zo ja, op welke wijze dit feit dient te worden gekwalificeerd.
3.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van de verdachte, nu het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De verdachte is niet degene geweest die in de dierenspeciaalzaak de overval heeft gepleegd. Uit het dossier blijkt dat uitsluitend de medeverdachte [medeverdachte] belastend heeft verklaard over de verdachte. De verklaring van [medeverdachte] is onbetrouwbaar en niet overtuigend. Hij heeft wisselende verklaringen afgelegd, schroomt niet om onwaarheden te vertellen en zich anders voor te doen. De verklaring van [medeverdachte] omtrent de rol van de verdachte wordt niet ondersteund door ander voldoende dragend bewijs. De verdachte heeft [medeverdachte] later ontmoet en toen [medeverdachte] een stapel geld aan de verdachte toonde onder de mededeling dat dit zijn studiefinanciering was, heeft de verdachte foto’s gemaakt van het geld om indruk te kunnen maken. Vervolgens heeft de verdachte geld van [medeverdachte] ontvangen omdat hij andersom ook wel eens geld had gegeven aan [medeverdachte] en hij nog twee boetes moest betalen. Het dossier bevat geen beeldmateriaal en het buurtonderzoek heeft geen nieuwe feiten opgeleverd.
3.1.3
De beoordeling van de tenlastelegging
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit het volgende af.
Dat de medeverdachte [medeverdachte] degene is geweest die de overval op de dierenspeciaalzaak [benadeelde 1] te Gouda op 2 maart 2015 feitelijk heeft gepleegd, welk feit kan worden gekwalificeerd als de onder feit 1, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde diefstal met geweld, staat buiten discussie. De vraag is echter of ook de verdachte betrokken is geweest bij deze diefstal met geweld en kan worden aangemerkt als medepleger, en of daarmee sprake is van een diefstal met geweld in vereniging.
De rechtbank acht de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] – in tegenstelling tot hetgeen de raadsman van de verdachte ter terechtzitting naar voren heeft gebracht – wel betrouwbaar. De uitgebreide en gedetailleerde verklaring van [medeverdachte] omtrent de betrokkenheid van de verdachte vindt steun in andere bewijsmiddelen, zoals de verklaring van de getuige [getuige 1] (hierna ook: mevrouw [getuige 1] ) en de getuige [getuige 2] (hierna ook: mevrouw [getuige 2] ) en de omstandigheid dat de medeverdachte en de verdachte elkaar vlak na de overval hebben ontmoet bij de verdachte thuis en daar foto’s van de buit hebben gemaakt [3] .
De medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij samen met de verdachte voorbereidingen heeft getroffen voor de overval op de dierenspeciaalzaak, welke zich vlak bij het huis van de verdachte in Gouda bevindt. [medeverdachte] heeft verklaard dat de verdachte hem kleding heeft geleend en een mes heeft gegeven, dat zij samen de route hebben gelopen welke [medeverdachte] na het plegen van de overval zou nemen naar het huis van de verdachte, dat de verdachte [medeverdachte] zou opwachten bij de ingang van het pand waar hij woont, dat zij elkaar na afloop van de overval daadwerkelijk hebben ontmoet en dat zij in de woning van de verdachte foto’s hebben gemaakt van de buit en de buit vervolgens hebben gedeeld. [4]
Mevrouw [getuige 1] is als getuige gehoord en heeft verklaard dat zij op 2 maart 2015 rond 13:00/13:30 uur twee jongens zag lopen richting de Karnemelksloot. Eén van de jongens herkende de getuige aan zijn gezicht, hij woont in de flat tegenover de getuige, in de [adres 2] . Het gaat om een jongen met een Marokkaans uiterlijk, 160 cm of 165 cm lang, zwart kort haar, tenger/mager met lange benen. [5]
Na onderzoek door de politie naar een jongen die woonachtig zou zijn in de [adres 2] en voldeed aan het door mevrouw [getuige 1] gegeven signalement, is mevrouw [getuige 1] opnieuw gehoord en werd aan haar een foto van de verdachte [verdachte 1] getoond. Mevrouw [getuige 1] heeft bij het tonen van deze foto verklaard dat dit de jongen is die zij in haar eerdere verklaring bedoelde. [6]
Mevrouw [getuige 2] heeft verklaard dat zij op 2 maart 2015 op de [adres 3] fietste en twee jongens zag staan op de hoek met de [adres 4] . Zij kreeg bij het zien van deze jongens het gevoel dat zij op de uitkijk stonden. Zij vond het opvallend dat de jongens van die leeftijd op dat tijdstip op straat stonden. Zij heeft de jongens als volgt omschreven:
Jongen 1: Marokkaans of Turks uiterlijk, ongeveer 160 cm lang, jong uiterlijk ongeveer 12 of 13 jaar oud, normaal postuur.
Jongen 2: Marokkaans of Turks uiterlijk, ongeveer 170 lang, slank postuur/slungelig. [7]
Op basis van voormelde verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de verdachte zich samen met de medeverdachte op 2 maart 2015 in de nabije omgeving van de dierenspeciaalzaak [benadeelde 1] te Gouda op straat heeft bevonden..
Dat de medeverdachte [medeverdachte] vlak na de overval bij de verdachte thuis is geweest, dat daar foto’s zijn gemaakt van een geldbedrag van (ongeveer) € 250,- en dat de verdachte een deel van dit geldbedrag heeft gekregen van de medeverdachte, is door de verdachte niet ontkend en vindt bevestiging in de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] .
De verklaring van de verdachte, inhoudende dat hij niets te maken heeft met de overval en dat hij niet wist dat het geld dat [medeverdachte] bij zich had daarvan afkomstig was, acht de rechtbank – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – volstrekt onaannemelijk. Deze verklaring wordt niet ondersteund door bewijsmiddelen in het dossier.
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en onderlinge samenhang bezien – bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met de medeverdachte [medeverdachte] schuldig heeft gemaakt aan de overval op de dierenspeciaalzaak [benadeelde 1] te Gouda op 2 maart 2015 en dat dit feit dient te worden gekwalificeerd als een diefstal met geweld in vereniging, zoals ten laste gelegd onder feit 1, eerste cumulatief/alternatief.
Ten aanzien van feit 2 [8]
3.2
Inleiding
Op 19 februari 2015 heeft de medeverdachte [medeverdachte] (hierna ook: de medeverdachte, of: [medeverdachte] ) bij de Texaco in Gouda gepoogd om [benadeelde 3] te dwingen, onder bedreiging met geweld door middel van een mes, een geldbedrag af te geven. [medeverdachte] heeft de Texaco uiteindelijk verlaten zonder buit. [9]
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij betrokken is geweest bij voornoemd incident.
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte betrokken is geweest bij voornoemd incident en zo ja, op welke wijze dit feit dient te worden gekwalificeerd.
3.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het onder 2, primair, tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde feit heeft begaan.
3.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor vrijspraak van dit feit, nu onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier blijkt dat alleen de medeverdachte [medeverdachte] in de Texaco is geweest. Alleen [medeverdachte] heeft belastend verklaard over de verdachte. De raadsman heeft verzocht om het door hem met betrekking tot feit 1 naar voren gebrachte betoog omtrent de betrouwbaarheid van de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van feit 2 als ingelast te beschouwen. De verklaring van [medeverdachte] is niet betrouwbaar en wordt onvoldoende ondersteund door andere bewijsmiddelen. De door de politie verkregen zendmastgegevens wijzen niet op enige betrokkenheid van de verdachte bij dit feit, zeker niet nu zowel de verdachte als zijn familie in het stralingsgebied woont dat grenst aan het aangestraalde gebied. De aanstraling van de telefoon van de verdachte is van onvoldoende ondersteunende waarde om tot een bewezenverklaring van medeplegen of medeplichtigheid te kunnen komen.
3.2.3
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal de verdachte van het onder 2, primair, eerste cumulatief/alternatief vrijspreken, nu – gelet op de omstandigheid dat de aangeefster tijdens het incident achter glas zat en de medeverdachte dus niet in de gelegenheid was om zelf geld te pakken – niet is gebleken dat sprake is geweest van een poging tot diefstal met geweld in vereniging, doch van een poging tot afpersing in vereniging, zoals ten laste gelegd onder 2, primair, tweede cumulatief/alternatief.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank ten aanzien van het onder 2, primair, tweede cumulatief/alternatief, ten laste gelegde feit het volgende af.
Dat de medeverdachte [medeverdachte] degene is geweest die op 19 februari 2015 feitelijk heeft gepoogd om [benadeelde 3] , werkzaam bij de Texaco, te dwingen, onder bedreiging met geweld door middel van een mes, een geldbedrag af te geven, welk feit kan worden gekwalificeerd als de onder feit 2, primair, tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde poging tot afpersing, staat buiten discussie. De vraag is echter of ook de verdachte betrokken is geweest bij deze poging tot afpersing en kan worden aangemerkt als medepleger, en of daarmee sprake is van een poging tot afpersing in vereniging.
In tegenstelling tot hetgeen de raadsman van de verdachte naar voren heeft gebracht, is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de medeverdachte [medeverdachte] betrouwbaar is en voor het bewijs kan worden gebezigd. [medeverdachte] heeft uitgebreid en gedetailleerd verklaard over zijn eigen aandeel, maar ook over het aandeel van de verdachte in de poging tot afpersing van [benadeelde 3] . Zo heeft hij verklaard dat het idee om de Texaco te overvallen afkomstig was van de verdachte, dat hij een zwarte bodywarmer van het merk Cool Cat, een muts, sjaal en handschoenen van de verdachte heeft gekregen en zich bij de verdachte thuis heeft omgekleed, dat zij de route hebben besproken en verkend en elkaar na de overval – zoals afgesproken – in een speeltuintje hebben ontmoet en dat zij vervolgens samen naar het huis van de verdachte zijn gelopen. [10] De verklaring van [medeverdachte] wordt ondersteund door verschillende bewijsmiddelen.
De verklaring van [medeverdachte] omtrent de gelopen route vindt steun in de bevindingen van de politie. De politie heeft onderzoek verricht naar de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoons van de verdachte en de medeverdachte. Uit dit onderzoek is gebleken dat:
  • de mobiele telefoon van de verdachte op 19 februari 2015 omstreeks 16:18 uur de zendmast 625021538 aan de [adres 5] te Gouda gebruikt. In het gebied van de sector van deze zendmast is de woning van de verdachte gelegen;
  • de mobiele telefoon van de verdachte op 19 februari 2015 om 16:31 uur de zendmast 625026823 aan de [adres 5] te Gouda gebruikt. In dit gebied ligt de Texaco aan het [adres 6] 18 te Gouda. De woning van de verdachte bevindt zich niet in dit gebied;
  • de mobiele telefoon van de medeverdachte op 19 februari 2015 om 16:47 uur en om 16:54 uur de zendmast 625021538 aan de [adres 5] in Gouda gebruikt.
Hoewel de medeverdachte heeft verklaard dat hij en de verdachte hun mobiele telefoons bij de verdachte thuis zouden achterlaten, blijkt uit voornoemde gegevens dat de telefoon van de verdachte om 16:31 uur een andere zendmast heeft aangestraald dan de zendmast die zich in de omgeving van zijn woning bevindt, te weten de zendmast die zich in de omgeving van de Texaco aan het [adres 6] te Gouda – de plek waar de overval heeft plaatsgevonden – bevindt. Op basis van die gegevens kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat de telefoon van de verdachte zich bevond in de omgeving van de Texaco te Gouda ten tijde van de overval en dat verdachte daar naar alle waarschijnlijkheid dus was.
[medeverdachte] heeft voorts verklaard dat hij een zwarte bodywarmer heeft geleend van de verdachte, doch dat deze bodywarmer eigenlijk toebehoort aan een vriend van de verdachte, genaamd [betrokkene 1] (naar later bleek: [betrokkene 1] ). Deze verklaring wordt ondersteund door de volgende bevindingen van de politie.
Door de politie is op 9 april 2015 de kamer van de verdachte bekeken. In deze slaapkamer hebben zij een zwarte bodywarmer met capuchon aangetroffen, welke qua kleur en model specifieke overeenkomsten vertoonde met de bodywarmer die de overvaller tijdens de overval op benzinestation Texaco te Gouda droeg.
Nadat toestemming werd verkregen tot de inbeslagname van de bodywarmer, is de politie op 15 april 2015 teruggekeerd naar de woning van de verdachte om de bodywarmer in beslag te nemen. De bodywarmer bevond zich niet meer in de woning en de verdachte verklaarde dat hij de bodywarmer kort daarvoor had teruggegeven aan [betrokkene 1] , omdat hij de bodywarmer van [betrokkene 1] had geleend. [12]
Vervolgens heeft de politie op 17 april 2015 gesproken met de moeder van [betrokkene 1] en van haar vernomen dat de bodywarmer van haar zoon op dat moment in gebruik was bij [betrokkene 2] en dat de bodywarmer van het merk Cool Cat is.
Op 17 april 2015 heeft de politie verder onderzoek verricht naar de bodywarmer en is voornoemde bodywarmer aangetroffen in de woning van [betrokkene 2] en in beslag genomen. [13]
Uit voornoemd onderzoek door de politie is gebleken dat de verklaring van de medeverdachte omtrent de bodywarmer kan worden bevestigd, namelijk dat de verdachte beschikte over de bodywarmer die toebehoort aan [betrokkene 1]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat de verdachte betrokken is geweest bij de poging tot afpersing van [benadeelde 3] , werkzaam bij de Texaco te Gouda op 19 februari 2015. De verklaring van de medeverdachte over de door de verdachte en medeverdachte gevolgde route wordt bevestigd door de resultaten uit de historische verkeersgegevens van de mobiele telefoon van de verdachte en de verklaring omtrent de bodywarmer vindt steun in het onderzoek naar de bodywarmer dat is verricht door de politie.
De rechtbank acht de verklaring van de verdachte – inhoudende dat hij niets met de overval te maken heeft – gelet op de onderlinge samenhang en het onderlinge verband tussen voornoemde bewijsmiddelen, volstrekt onaannemelijk.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot afpersing in vereniging.
Ten aanzien van feit 3 (parketnummer 09/777095-15; t.b.g.) [14]
3.3
Inleiding
De verdachte wordt ervan verdacht dat hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 13 april 2014 te Gouda, en/of elders in Nederland vals geld, waarvan de valsheid of vervalsing de verdachte bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven. [15] [16]
De verdachte heeft dit feit bekend. [17]
3.3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
3.3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich – gelet op de bekennende verklaring van de verdachte – gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.3
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van feit 3 met een opgave van de bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering kan worden volstaan, nu de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend. Voorts heeft de verdachte nadien niet anders verklaard en heeft de raadsman van de verdachte geen vrijspraak bepleit.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen:
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van bevindingen opgemaakt door verbalisant [verbalisant] op 22 mei 2014, blz. 17 t/m 20;
  • een afschrift van WhatsApp-gesprekken tussen [betrokkene 3] en [verdachte 1] , blz. 85 t/m 93;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van de verdachte, blz. 200 t/m 204, inhoudende een bekennende verklaring, welke verklaring door de verdachte ter terechtzitting van 10 september 2015 is bevestigd;
De rechtbank is van oordeel dat – gelet op voornoemde bewijsmiddelen, in onderling verband en onderlinge samenhang bezien – het onder 3 ten laste gelegde feit bewezen kan worden verklaard en dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2014 tot en met 13 april 2014 schuldig heeft gemaakt aan het opzettelijk bankbiljetten als echt en onvervalst uitgeven, waarvan de valsheid of vervalsing hem op het moment van ontvangst van die bankbiljetten bekend was.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 2 maart 2015 te Gouda, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 250 euro, toebehorende aan [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , welke diefstal werd voorafgegaan door bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, welke bedreiging met geweld bestond uit het:
- zeggen van de woorden "geld, geld, geld" en/of "geld, geld, of ik maak jullie af", en
- tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en
- het voor de keel van die [slachtoffer 2] houden van dat mes en
- zeggen van de woorden "ik meen het, ik maak jullie kapot", en
- het richten van het mes op die [slachtoffer 1]
hij op 19 februari 2015 te Gouda, ter uitvoering van het voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [benadeelde 3] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag, toebehorende aan Texaco, welke bedreiging met geweld bestond uit het tonen van een mes en roepen van de woorden "geld, geld, ik wil je geld", terwijl de uitvoering van dit misdrijf niet is voltooid;
ter berechting gevoegd 09/777095-15
hij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 13 april 2014 te Gouda en elders in Nederland, telkens opzettelijk bankbiljetten van 50 euro, waarvan de valsheid of vervalsing verdachte, toen hij die bankbiljetten ontving, bekend was, als echt en onvervalst heeft uitgegeven.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van de feiten

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van de hem bij dagvaarding onder 1, primair, eerste cumulatief/alternatief, onder 2, primair, tweede cumulatief/alternatief en onder 3 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot jeugddetentie voor de duur van 247 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, met de (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna ook: de Raad) en tot een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen jeugddetentie.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring van de feiten komt, zij bij het bepalen van de straf rekening houdt met het volgende. Het gaat goed met de verdachte. Hij is gemotiveerd voor school. Hij heeft de schorsingsvoorwaarden nageleefd, meegewerkt aan hulpverlening, zich correct laten begeleiden en hij heeft meegewerkt aan de totstandkoming van een uitgebreide Pro Justitiarapportage. Uit de onderzoeken is naar voren gekomen dat de verdachte snel overvraagd kan worden en dat hij een benedengemiddelde intelligentie heeft. Indien de rechtbank komt tot een bewezenverklaring, dan kan de verdediging zich met het strafadvies van de deskundigen verenigen. Daarbij zou een onvoorwaardelijke jeugddetentie, gelijk aan de tijd van de voorlopige hechtenis, kunnen worden opgelegd en een voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringscontact. Het opleggen van een werkstraf heeft geen meerwaarde.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot afpersing van een medewerkster van de Texaco. De medeverdachte heeft geprobeerd deze medewerkster, onder de dreiging van een mes, te dwingen tot de afgifte van geld. Het is te danken geweest aan de koele houding van het slachtoffer dat het is gebleven bij een poging en dat er niet of nauwelijks schade dan wel letsel is ontstaan. Desalniettemin is dit een zeer ernstig feit.
Vervolgens heeft de verdachte zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een dierenspeciaalzaak. Daarbij heeft de medeverdachte een klant en een medewerkster in de winkel bedreigd met een mes en uiteindelijk een geldbedrag weggenomen uit de kassa.
Hoewel de verdachte niet degene is geweest die voornoemde feiten feitelijk heeft uitgevoerd, is hij wel intensief betrokken geweest bij de voorbereiding en uitvoering van de feiten en is hij daarmee verantwoordelijk voor alle handelingen, ook die welke door de medeverdachte zijn verricht.
Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke gebeurtenissen dit als zeer traumatisch ervaren. De verdachte heeft door het plegen van voornoemde feiten laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen en gevoel van veiligheid. Bovendien nemen als gevolg van dit soort feiten de gevoelens van angst en onveiligheid in de maatschappij in het algemeen toe. De rechtbank rekent dit de verdachte zwaar aan.
Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk uitgeven van vals geld. Dat is eveneens een ernstig feit waarmee de verdachte een inbreuk heeft gemaakt op de rechtsorde, omdat dit een wezenlijke bedreiging vormt voor betrouwbaar betalingsverkeer.
Blijkens een hem betreffend uittreksel Justitiële Documentatie, is de verdachte in het verleden niet eerder veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Pro Justitiarapport van het psychologisch-pedagogisch onderzoek d.d. 16 juli 2015, ondertekend door S.A. Moonen, GZ-psycholoog, en het psychiatrisch onderzoek d.d. 7 september 2015, ondertekend door A.D. Roodbergen, (kinder- en jeugd)psychiater, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Bij de verdachte is sprake van een benedengemiddelde intelligentie. Daarnaast is sprake van een enigszins beperkte gewetensontwikkeling en bovenmatige egocentriciteit. Er is echter geen sprake van een gebrekkige ontwikkeling, zodat de verdachte volledig toerekeningsvatbaar kan worden geacht. Er zijn geen indicaties voor behandeling of begeleiding in een strafrechtelijk kader. Bij bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten is het wel van belang dat een (deels) voorwaardelijke straf wordt opgelegd, met als (bijzondere) voorwaarde toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering. De jeugdreclassering dient zich te richten op de schoolgang en de prosociale activiteiten buiten school van de verdachte. Het is van belang dat de verdachte voldoende structuur geboden wordt.
De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 31 juli 2015, onder meer inhoudend, verkort en zakelijk weergegeven:
Hoewel de Raad veel beschermende factoren ziet in de opvoed- en opgroeiomgeving van de verdachte, acht zij het wel zorgelijk dat de verdachte binnen een korte periode tweemaal in aanraking is gekomen met de politie. Toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering heeft een toegevoegde waarde, zodat zicht kan worden verkregen op de vriendschappen en vaardigheden van de verdachte en hij gemotiveerd blijft voor school en vrijetijdsbesteding. Ook kan de moeder worden ondersteund bij de begeleiding van de verdachte naar zelfstandigheid. Indien het aandeel van de verdachte in de ten laste gelegde feiten groter is dan hij beweert, maakt de Raad zich ernstige zorgen over de gewetensontwikkeling van de verdachte. Bij een veroordeling zal de jeugdreclassering dit meenemen in de begeleiding.
De Raad heeft geadviseerd om aan de verdachte een deels (on)voorwaardelijke werkstraf op te leggen, met als (bijzondere) voorwaarden toezicht en begeleiding door de jeugdreclassering, het volgen van onderwijs en dat de verdachte zich houdt aan het contactverbod met de medeverdachte.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemde rapportages en zal het gegeven advies opvolgen. De rechtbank deelt de zorgen van de Raad omtrent de volharding van de verdachte in zijn ontkenning en de omstandigheid dat hij geen openheid van zaken heeft willen geven. Dit zal de rechtbank ook meewegen in de strafmaat. Hoewel de ernst van de feiten een forse jeugddetentie rechtvaardigt, ziet de rechtbank geen toegevoegde waarde in het laten terugkeren van de verdachte naar een JJI. Derhalve zal de rechtbank – conform de vordering van de officier van justitie – een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen, waarvan de duur gelijk is aan de tijd die de verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast zal een forse voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd, teneinde de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw schuldig te maken aan een strafbaar feit. Voorts zullen als voorwaarden de verplichting tot het volgen van onderwijs en het contactverbod met de medeverdachte. Tevens zal aan de verdachte als bijzondere voorwaarde de meldplicht worden opgelegd.
Naast voornoemde straf ziet de rechtbank – gelet op hetgeen hiervoor is overwogen – ook toegevoegde waarde in het opleggen van een werkstraf.

7.De vorderingen van de benadeelde partijen

Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
7.1
Inleiding
[slachtoffer 2] heeft zich ten aanzien van feit 1 gevoegd als benadeelde partij ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 1.250,-, betreffende immateriële schade.
7.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel hoofdelijk kan worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd dat de rechtbank aan de verdachte de verplichting zal opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot € 1.250,- subsidiair 25 dagen jeugddetentie ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2]
7.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering, nu de verdachte heeft ontkend dat hij een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij heeft gepleegd.
7.1.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de vordering van [slachtoffer 2] tot immateriële schade in zijn geheel toewijsbaar, te weten voor een bedrag van € 1.250,-.
De rechtbank zal de betalingsverplichting niet hoofdelijk opleggen, nu zij het onwenselijk acht als de verdachte contact heeft met de medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank zal beide verdachten verplichten de helft te betalen en een bedrag van
€ 625,-ten laste van de verdachte toewijzen.
De rechtbank zal voorts de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 24 september 2015, de datum waarop dit vonnis is uitgesproken.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met haar vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1, eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 625,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 2].
Ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] , namens [benadeelde 1]
7.2
Inleiding
[benadeelde 2] heeft zich als eigenaar van [benadeelde 1] in Gouda ten aanzien van feit 1 gevoegd als benadeelde partij ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.082,-, inhoudende materiële schade, bestaande uit € 500,- voor het weggenomen geld uit de kassa, € 1.000,- aan omzet op een maandag in de dierenspeciaalzaak in Gouda, € 400,- voor een week aan salaris voor [slachtoffer 1] en € 182,- boete bij diefstal.
7.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen voor zover dit betreft een bedrag van € 250,- uit de kassalade, vermeerderd met de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel, nu op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat de medeverdachte dit bedrag heeft weggenomen. Het door de benadeelde partij gevorderde bedrag van € 182,- aan boete voor diefstal is niet voor toewijzing vatbaar, zodat de vordering op dit punt niet ontvankelijk dient te worden verklaard. De overige posten zijn niet onderbouwd, zodat de officier van justitie zich met betrekking tot dit deel van de vordering heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
7.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn vordering. De verdachte heeft ontkend dat hij een onrechtmatige daad jegens de benadeelde partij heeft gepleegd. Daarnaast heeft de benadeelde partij de posten niet onderbouwd met bewijsstukken, zodat deze een onevenredige belasting voor het strafproces met zich meebrengen.
7.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat de benadeelde partij rechtstreeks schade heeft geleden als gevolg van het onder 1, eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde feit. De rechtbank acht de vordering van [benadeelde 2] tot het bedrag van € 250,-, toewijsbaar, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat door de medeverdachte een bedrag van € 250,- uit de kassa is weggenomen. De overige posten, te weten de misgelopen omzet, het salaris van [slachtoffer 1] en de boete bij diefstal, zijn, evenals de resterende € 250,- aan weggenomen geld uit de kassa, onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaart in zijn vordering.
De rechtbank zal de betalingsverplichting niet hoofdelijk opleggen, nu zij het onwenselijk acht als de verdachte contact heeft met de medeverdachte [medeverdachte] . De rechtbank zal beide verdachten verplichten de helft te betalen en een bedrag van
€ 125,-ten laste van de verdachte toewijzen.
De rechtbank zal voorts de door de benadeelde partij gevorderde wettelijke rente toewijzen met ingang van 12 maart 2015, nu vast is komen te staan dat de schade op die datum is ontstaan.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met zijn vordering heeft gemaakt, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil, en de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
Nu de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 1, eerste cumulatief/alternatief bewezenverklaarde strafbare feit is toegebracht en de verdachte voor dit feit zal worden veroordeeld, zal de rechtbank aan de verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van een bedrag groot
€ 125,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde 2]

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen:
36f, 45, 47, 77a, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 209, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het bij dagvaarding onder 2, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de hem bij dagvaarding onder 1, eerste cumulatief/alternatief, onder 2 tweede cumulatief/alternatief en onder 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
Met betrekking tot feit 1, eerste cumulatief/alternatief:
DIEFSTAL, VOORAFGEGAAN VAN BEDREIGING MET GEWELD, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL VOOR TE BEREIDEN, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
Met betrekking tot feit 2, tweede cumulatief/alternatief:
POGING TOT AFPERSING, TERWIJL HET FEIT WORDT GEPLEEGD DOOR TWEE OF MEER VERENIGDE PERSONEN;
Met betrekking tot feit 3:
OPZETTELIJK ALS ECHTE EN ONVERVALSTE BANKBILJETTEN UITGEVEN WAARVAN DE VALSHEID OF VERVALSING HEM, TOEN HIJ ZE ONTVING, BEKEND WAS;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 247 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
180 DAGENniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder
de algemene voorwaardendat de veroordeelde:
- ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, afdeling jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zich gedurende een door Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, afdeling jeugdreclassering, te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd om geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [medeverdachte] , zo lang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
- gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen, of een andere door de reclassering goedgekeurde dagbesteding;
geeft opdracht aan Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
veroordeelt verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
150 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
75 DAGEN;
ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 625,- en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[slachtoffer 2], een bedrag van
€ 625,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 24 september 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 625,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[slachtoffer 2];
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
12 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen;
ten aanzien van de vordering van [benadeelde 2] :
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde 2] toe tot een bedrag van € 125,- en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan
[benadeelde 2], een bedrag van
€ 125,-,vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 12 maart 2015 tot aan de dag waarop deze vordering is voldaan;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige deel niet ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staatvan een bedrag groot
€ 125,-, ten behoeve van het slachtoffer genaamd
[benadeelde 2]
bepaalt dat in geval noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt - onder handhaving van voormelde verplichting - vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
2 dagen;
bepaalt dat voldoening van de betalingsverplichting aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat doet vervallen, alsmede dat voldoening van de betalingsverplichting aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Kramer, kinderrechter, voorzitter,
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter,
en mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 september 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015066812, doorgenummerd van blz. 1 t/m 679
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , blz. 14 t/m 26, proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 2] blz. 27 t/m 30 en proces-verbaal van verhoor aangeefster [slachtoffer 2] , blz. 31 en 32
3.Proces-verbaal van bevindingen uitgelezen GSM-toestellen, blz 69-71
4.Proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] , blz. 130 en 131, proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] , blz. 132 t/m 137 en proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] , blz. 245 t/m 258
5.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , blz. 43 en 44
6.Proces-verbaal van bevindingen van nader verhoor getuige [getuige 1] , blz. 47 t/m 49
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , blz. 51 en 52
8.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1500-2015066812, doorgenummerd van blz. 1 t/m 679
9.Proces-verbaal van aangifte door [benadeelde 3] (namens de Texaco), blz. 140 t/m 143
10.Proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] , blz. 130 en 131, proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] , blz. 132 t/m 139 en proces-verbaal van verhoor van de medeverdachte [medeverdachte] , blz. 245 t/m 258
11.Proces-verbaal van bevindingen analyse telecom, blz. 200 t/m 203
12.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 204 en 205
13.Proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het ophalen van de bodywarmer, blz. 228 t/m 231
14.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier met het nummer PL1600-2014067464, doorgenummerd van blz. 1 t/m 150 en het dossier met het nummer PL1600-2014067464A, doorgenummerd van blz. 105A t/m 680
15.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 17 t/m 20
16.WhatsApp-gesprekken tussen [betrokkene 3] en [verdachte 1] , blz. 85 t/m 93
17.Proces-verbaal van verhoor van de verdachte, blz. 200 t/m 204 en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 10 september 2015