Overwegingen
1. Eiseres 1 is geboren op [geboortedatum] en eiseres 2, de dochter van eiseres 1, op [geboortedatum] . Beiden bezitten de Egyptische nationaliteit. Op 10 april 2015 hebben zij aanvragen ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.
2. Het asielrelaas van eisers bevat volgens verweerder de volgende relevante elementen:
- de Egyptische nationaliteit van eisers, hun afkomst uit [plaats] en dat zij koptische christenen zijn;
- de werkzaamheden van eiseres 2 als districtsmanager bij een organisatie. Zij stelt dat zij werd gedegradeerd vanwege haar religie en haar sekse. Zij heeft meermalen onenigheid gehad met collega’s op haar werk vanwege haar religie;
- vanaf november 2013 kregen eisers telefonische bedreigingen van onbekenden op het mobiele en thuisnummer. Er is op 11 december 2013 in het huis van eisers ingebroken door onbekenden;
- eiseres 1 is thuis aangevallen en bedreigd;
- eisers zijn naar Caïro gegaan waar eiseres 2 rond 6 februari 2014 werd aangereden en er een poging tot ontvoering van haar plaatsvond;
- vrees van eisers voor vervolging op grond van hun religie. Eiseres 2 vreest bij terugkeer naar Egypte te zullen worden ontvoerd of vermoord of te worden gedwongen zich te bekeren tot de islam.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000 (oud).
4. Eisers kunnen zich niet verenigen met de afwijzing van de asielaanvraag. Op hetgeen zij in dit verband hebben aangevoerd wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Op 20 juli 2015 is de wet van 8 juli 2015 tot wijziging van de Vw ter implementatie van de herziene Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (Procedurerichtlijn) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (Opvangrichtlijn) in werking getreden. Op grond van het in die wetswijziging opgenomen overgangsrecht, neergelegd in artikel II, eerste lid, is op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd waarop is besloten voor inwerkingtreding van deze wet en intrekkingen voor inwerkingtreding van deze wet, het recht zoals dit gold voor inwerkingtreding van deze wet van toepassing, met uitzondering van artikel 83a (nieuw) van de Vw, tenzij het onderzoek door de rechtbank is gesloten.
6. Nu het bestreden besluit dateert van vóór 20 juli 2015, maar het onderzoek daarna is gesloten, is het oude recht van toepassing, met uitzondering van artikel 83a van de Vw.
7. Ingevolge artikel 83a van de Vw (nieuw) omvat de toetsing van de rechtbank een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.
8. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw (oud) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
9. Het bovengenoemde volledig en ex nunc onderzoek brengt onder meer met zich dat er een volle toetsing van het geloofwaardigheidsoordeel van verweerder dient plaats te vinden, op basis van de beroepsgronden, het bestreden besluit en het door verweerder samengestelde dossier. Een diepgaand onderzoek naar de geloofwaardigheid is vereist, waarbij alle elementen die in het nadeel van de geloofwaardigheid werken (integraal) worden afgewogen tegen hetgeen in het voordeel van de geloofwaardigheid spreekt. Voor wat betreft de intensiteit van de te verrichten toetsing zal de rechter zich, anders dan voorheen, niet terughoudend opstellen.
10. Eisers hebben in hun zienswijze en in beroep gemotiveerd aangevoerd dat de toetsing van de geloofwaardigheid van het asielrelaas door verweerder niet overeenkomstig de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling in werkinstructie (wi) 2014/10 heeft plaatsgevonden en dat de toetsing niet inzichtelijk en consistent is. Hun asielverzoek laat duidelijk een patroon en een cumulatie van problemen zien die ten onrechte niet in samenhang zijn beoordeeld, aldus eisers.
11. Verweerder heeft in de bestreden besluiten overwogen dat de geloofwaardige elementen uit het asielrelaas van eisers in de verdere overwegingen in het voornemen zijn doorgetoetst. Dat deze niet expliciet zijn genoemd in de conclusie of op een andere plaats staan dan door eisers wordt verwacht, brengt niet met zich mee dat in casu sprake zou zijn van een onvolledige en inconsistente beoordeling. Immers, alle relevante elementen zijn in het voornemen beoordeeld en de geloofwaardige elementen zijn conform deze werkinstructie doorgetoetst, aldus verweerder.
12. De rechtbank is met eisers van oordeel dat geen sprake is van een objectieve, gestructureerde en transparante beoordeling van de geloofwaardigheid van de relevante elementen van het asielrelaas van eisers, zoals bedoeld in wi 2014/10. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
13. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit, gelezen in samenhang met het daarin ingelaste voornemen, op het standpunt gesteld dat de verklaringen omtrent hun identiteit, nationaliteit en religie worden gevolgd. Ook de gebeurtenissen op het werk van eiseres 2 kunnen volgens verweerder hebben plaatsgevonden, maar behoeven geen nadere bespreking omdat deze geen aanleiding waren voor hun vertrek. De telefonische bedreigingen van begin 2013 worden door verweerder, door de tegenstrijdigheid met de problemen rond deze bedreigingen, ongeloofwaardig geacht. De inbraak in de woning van eisers en de aangifte hiervan kunnen wel hebben plaatsgevonden, maar behoeven evenmin nadere bespreking omdat deze gebeurtenissen geen aanleiding waren om hun land te verlaten. De aanval op eiseres 1 in haar woning heeft verweerder niet geloofwaardig geacht nu eiseres 2 hier niet veel over heeft verklaard en eisers pas een maand later hun woning hebben verlaten. De aanrijding en poging tot ontvoering van eiseres 2 in Caïro en het gestelde verband tussen de bedreigingen en de aanrijding worden evenmin geloofwaardig geacht nu eiseres 2 vaag is in de toedracht van deze aanvraag en de wijze waarop zij zou zijn gevonden in Caïro door de mensen die haar bedreigd hebben, terwijl de aanrijding volgens eisers de directe aanleiding was voor hun vertrek.
14. Vervolgens heeft verweerder een inschatting gemaakt van de risico’s van wat eisers bij terugkeer zal overkomen en geconcludeerd dat de door eisers gestelde voorgedane problemen niet zwaarwegend genoeg zijn voor vluchtelingschap of het aannemen van een reëel risico op schending van artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden. Eisers zijn immers na de aanrijding in Caïro naar hun woonplaats [plaats] teruggekeerd en hebben nog twee maanden in hun woning verbleven alvorens zij naar Nederland zijn gevlucht. Nu zij op dat moment in het bezit waren van een geldig visum voor Frankrijk, maar hier geen gebruik van hebben gemaakt, zijn alle vermoedens over wat hen bij terugkeer te wachten staat niet aannemelijk. Voorts heeft niet iedere koptische christen te vrezen voor vervolging of een onmenselijke behandeling en hebben zij eerder ook zonder al te veel beperkingen kunnen leven in Egypte.
15. Vervolgens heeft verweerder onder het kopje “vluchtelingschap” met betrekking tot de telefonische bedreigingen overwogen dat deze onvoldoende zwaarwegend zijn voor de conclusie dat zij in het land van herkomst gegronde reden hebben te vrezen voor vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag. Hierbij is van belang dat van hen in alle redelijkheid verlangd kan worden dat zij zich (tijdelijk) elders vestigen in hun land van herkomst om zich aan eventueel dreigende moeilijkheden te onttrekken. Eiseres 2 had zich hieraan makkelijk kunnen onttrekken door een ander telefoonnummer te nemen. Eisers kunnen zich tijdelijk elders vestigen teneinde zich aan eventueel dreigende moeilijkheden te onttrekken, aldus verweerder.
16. De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verweerder enerzijds bepaalde elementen, zoals de telefonische bedreigingen en de aanrijding als niet geloofwaardig heeft aangemerkt, en anderzijds heeft doorgetoetst door een risico-inschatting te maken bij terugkeer en zelfs aan de beoordeling van de zwaarwegendheid van de telefonische bedreigingen is toegekomen. Verweerder heeft ook in de bestreden besluiten erkend dat de geloofwaardige elementen niet expliciet zijn genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de integrale geloofwaardigheidsbeoordeling door verweerder niet overeenkomstig de in werkinstructie 2014/10 beschreven volgorde van toetsing plaatsgevonden, waardoor de beoordeling geenszins gestructureerd en transparant is te noemen. De door verweerder desgevraagd ter zitting gegeven toelichting op het standpunt van verweerder, namelijk dat alle gestelde gebeurtenissen vanaf november 2013 als ongeloofwaardig zijn aangemerkt, volgt de rechtbank niet nu dit standpunt niet uit de bestreden besluiten is af te leiden.
17. De rechtbank is voorts van oordeel dat niet gebleken is dat de verschillende relevante elementen in samenhang zijn bezien. In dit kader acht de rechtbank van belang dat de situatie die eisers hebben beschreven overeenkomt met de algemene informatie over de situatie van koptische christenen in Egypte. Daarnaast hebben eisers in beroep, ter onderbouwing van hun relaas, een vertaling van een proces-verbaal van aangifte van 11 december 2013 van de telefonische bedreigingen overgelegd, waarin een zestal sms-berichten zijn uitgelezen. Dat het proces-verbaal geen bewijs van de telefonische bedreigingen vormt, zoals verweerder ter zitting heeft gesteld, laat onverlet dat de inhoud van het proces-verbaal als staving van de bedreigingen kan dienen. De rechtbank is gelet op het vorenstaande van oordeel dat de bestreden besluiten ondeugdelijk zijn gemotiveerd.
18. De beroepen zijn gegrond en de bestreden besluiten zullen worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht.
19. De rechtbank ziet aanleiding verweerder te veroordelen in de door eisers gemaakt proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, als samenhangende zaken, en 1 punt voor het verschijnen ter zitting; waarde per punt € 490,-; wegingsfactor 1).