ECLI:NL:RBDHA:2015:15076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 januari 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
09/819728-14 en 09/191832-13 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met geweld gepleegd door een minderjarige verdachte in Den Haag

Op 29 januari 2015 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, die op 4 november 2014 in 's-Gravenhage een gewelddadige beroving heeft gepleegd. De verdachte heeft het slachtoffer, [aangever], met geweld beroofd van een pakje Marlboro sigaretten en een simkaart. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich intimiderend heeft opgesteld en het slachtoffer angst heeft aangejaagd, wat bijdraagt aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Tijdens de zitting op 15 januari 2015 zijn camerabeelden bekeken die de verdachte tonen terwijl hij het slachtoffer aanraakt en iets uit zijn zakken haalt. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte schuldig wordt bevonden aan de tenlastegelegde feiten, terwijl de verdediging heeft gepleit voor vrijspraak. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan diefstal met geweld, maar heeft hem van een deel van de tenlastelegging vrijgesproken, omdat niet bewezen kon worden dat hij ook 100 euro had gestolen. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 90 dagen opgelegd, waarvan 47 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht van de jeugdreclassering en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers 09/819728-14 en 09/191832-13 (tul)
Datum uitspraak: 29 januari 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te ’ [geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
adres: [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 15 januari 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.M. Offers en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. M.B. Brouwer, advocaat te Den Haag, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 04 november 2014 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een geldbedrag van 100,- euro en/of een simkaart en/of een pakje sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het duwen/stompen tegen de borst, althans het lichaam van die [aangever] en/of het trekken aan het lichaam van die [aangever] en/of bij de nek beetpakken van die [aangever] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 november 2014 te 's-Gravenhage ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen geldbedrag van 100,- euro en/of een simkaart en/of een pakje sigaretten, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke poging tot diefstal werd vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of bedreiging met geweld bestond(en) uit het duwen/stompen tegen de borst, althans het lichaam van die [aangever] en/of het trekken aan het lichaam van die [aangever] en/of bij de nek beetpakken van die [aangever] ;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
meer subsidiair, indien het vorenstaande niet tot een bewezenverklaring en/of
een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 04 november 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon (te weten [aangever] ), tegen de borst, althans het lichaam heeft gestompt/geduwd en/of aan het lichaam heeft getrokken en/of bij de nek heeft beetgepakt, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding [1]
Op 4 november 2014 omstreeks 00:45 uur bevonden de verdachte en [aangever] (verder: aangever) zich in de Doubletstraat in Den Haag, alwaar zij met elkaar spraken. Verdachte sprak aangever aan omdat aangever geld aan verdachte verschuldigd zou zijn. [2]
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte zich op voormelde datum en plaats schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld en/of bedreiging met geweld van aangever (primair ten laste gelegd), althans aan een poging daartoe (subsidiair ten laste gelegd), dan wel of hij aangever heeft mishandeld (meer subsidiair ten laste gelegd).
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan. Daarbij heeft zij opgemerkt dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte een geldbedrag van 100 euro van aangever heeft gestolen, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging dient te worden vrijgesproken.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem ten laste gelegde, nu niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte aangever heeft beroofd en geweld tegen hem heeft gebruikt.
Verdachte heeft verklaard dat het pakje Marlboro en de simkaart die bij hem zijn aangetroffen van hem zijn en dat hij geen geld van aangever heeft weggenomen.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging
De rechtbank zal hierna bij de beoordeling van de tenlastelegging ingaan op de gevoerde verweren, voor zover het relevante verweren en uitdrukkelijk onderbouwde standpunten betreft. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Camerabeelden
Op de terechtzitting van 15 januari 2015 heeft de rechtbank de camerabeelden, die zijn opgenomen door de Geïntegreerde Monitor Centrale (GMC) van de politie Den Haag [3] , bekeken. De rechtbank heeft daarop waargenomen dat, terwijl verdachte en aangever met elkaar in gesprek zijn, verdachte met zijn hand naar de zak van aangever gaat. Vervolgens trekt verdachte zijn hand terug, schijnt hij op zijn hand met een lampje en kijkt hij wat er in zijn hand ligt. Te zien is dat verdachte iets in zijn hand heeft, dat hij dit in zijn jaszak stopt en dat hij daarna de rits van zijn jaszak dicht doet. Verdachte duwt aangever vervolgens naar achteren, pakt aangever bij zijn nek en loopt met aangever richting de Paviljoensgracht. Aangever stribbelt tegen, maar verdachte duwt hem vooruit. Hierna laat verdachte aangever los en loopt aangever naar de overkant van de straat. Vervolgens is te zien dat verdachte wordt aangehouden door de politie. [4]
Aangifte [aangever]
Aangever heeft verklaard dat hij, terwijl hij met verdachte in gesprek was, voelde dat verdachte hem beetpakte bij zijn schouder, dat verdachte aan hem begon te trekken en hem met kracht tegen de muur duwde. Aangever zag de vuist van verdachte met hoge snelheid op hem af komen en voelde deze met kracht tegen zijn borst aankomen. Hij voelde een hevige pijn op zijn borst. Vervolgens voelde en zag aangever dat verdachte met zijn hand in de zakken van aangever ging. Hij zag dat verdachte uit zijn (aangevers) linker jaszak een pakje sigaretten van het merk Marlboro haalde. In dat pakje zat ook een simkaart van het merk Lebara. Volgens aangever zat er in zijn linker jaszak tevens een geldbedrag van 100 euro, welk geld verdachte pakte en in zijn zak deed. Vervolgens probeerde aangever verdachte van zich af te duwen. Dit lukte echter niet, omdat verdachte fors en groot was. Verdachte pakte aangever hierop vast bij zijn jas en zijn nek en trok hem de Paviljoensgracht op. Aangever zag op dat moment dat de politie vanaf de Stille Veerkade de Paviljoensgracht op kwam rijden. Hij zag vervolgens dat de politie de juiste man aanhield. [5]
Fouillering en onderzoek simkaart
Uit het dossier blijkt verder dat de politie na de aanhouding van verdachte op 4 november 2014 in de fouillering van verdachte een pakje sigaretten van het merk Marlboro heeft aangetroffen. [6]
In dit pakje Marlboro trof de politie ook een simkaart aan van het merk Lebara. [7] Niet is gebleken dat er nog andere spullen in de fouillering van verdachte zijn aangetroffen.
Aangever heeft over de bij verdachte aangetroffen simkaart verklaard dat deze van hem is en dat het telefoonnummer van de simkaart [06-nummer] is. Uit onderzoek is gebleken dat het door aangever opgegeven telefoonnummer bij de simkaart hoort. Voorts heeft aangever een aantal telefoonnummers en namen opgegeven, waarvan is gebleken dat deze op de betreffende simkaart staan. [8]
Verklaring verdachte
Ter terechtzitting van 15 januari 2015 heeft verdachte verklaard dat hij zichzelf op de camerabeelden herkent. Hij heeft verklaard dat hij boos was op aangever en hem beetpakte om hem duidelijk te maken dat hij nog geld van aangever kreeg. Hij pakte hem bij zijn kraag en schudde hem tweemaal heen en weer. Toen aangever wilde weglopen, heeft verdachte hem teruggeduwd. Vervolgens wilde verdachte met aangever buiten het beeld van de camera gaan staan, om hem nog eens goed duidelijk te maken dat aangever geld moest betalen. Verdachte heeft ontkend dat hij zijn handen in de zakken van aangever heeft gedaan. De bij verdachte aangetroffen sigaretten en de simkaart zijn niet van aangever maar van verdachte, aldus de verdachte. [9]
Conclusie van de rechtbank
Nu de rechtbank op de camerabeelden heeft waargenomen dat verdachte iets uit de zakken van aangever haalt, aangever hierover heeft verklaard dat verdachte een pakje Marlboro (met daarin een simkaart van het merk Lebara) uit zijn jaszak pakte en na de fouillering van verdachte bij verdachte een pakje Marlboro (met daarin een simkaart van het merk Lebara) is aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van een pakje Marlboro en een simkaart van het merk Lebara, toebehorende aan aangever.
Dat het pakje sigaretten en de simkaart niet van aangever, maar van verdachte zouden zijn (zoals door verdachte is verklaard), acht de rechtbank niet aannemelijk geworden, nu op de camerabeelden duidelijk is te zien dat verdachte iets uit de zak van aangever haalt, in de fouillering van verdachte verder niets anders is aangetroffen (terwijl verdachte continu in het zicht van de camera’s is geweest) en aangever voorts enkele telefoonnummers heeft opgenoemd, waarvan is gebleken dat deze op de bij verdachte aangetroffen simkaart waren opgeslagen. Verdachte heeft daarentegen – om hem moverende redenen – geen verklaring kunnen geven aangaande de (telefoonnummers op de) simkaart.
De rechtbank overweegt voorts dat uit de verklaring van aangever, de camerabeelden en de verklaring van verdachte zelf blijkt dat verdachte aangever bij de diefstal tegen zijn borst heeft geduwd/gestompt en aan zijn lichaam heeft getrokken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan.
Partiële vrijspraak
Nu de rechtbank in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting geen ondersteuning vindt voor de verklaring van aangever dat verdachte 100 euro uit de jaszak van aangever heeft gepakt (dit geld is niet bij verdachte noch op de looproute van verdachte in de omgeving van de Doubletstraat aangetroffen en ook op de camerabeelden is niet te zien dat verdachte dit geld van aangever wegneemt), zal de rechtbank verdachte van dit deel van de tenlastelegging partieel vrijspreken.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht ten aanzien van de verdachte wettig en overtuigend bewezen dat:
hij op 4 november 2014 te 's-Gravenhage met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een simkaart en een pakje sigaretten, toebehorende aan [aangever] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld bestond uit het duwen/stompen tegen de borst en het trekken aan het lichaam van die [aangever] .
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, waarvan 47 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en onder de bijzondere voorwaarde van Jeugdreclasseringstoezicht, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad).
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – in het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring en strafoplegging komt – de rechtbank verzocht bij het bepalen van de strafmaat de duur van de onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk te laten zijn aan de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht.
Voorts heeft de raadsman erop gewezen dat het geschorste bevel voorlopige hechtenis dient te worden opgeheven.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Verdachte heeft ’s nachts iemand op de openbare weg met geweld beroofd van een pakje Marlboro (met daarin een sim-kaart). Bij de beroving heeft verdachte zich zeer intimiderend opgesteld jegens het slachtoffer. Door aldus te handelen heeft verdachte het slachtoffer angst aangejaagd. Dergelijke geweldsdelicten veroorzaken daarnaast ook gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 5 november 2014 en uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten en bedreiging.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad van 9 januari 2015. Uit dit rapport blijkt dat de Raad veel zorgen heeft over verdachte. Verdachte functioneert op laagbegaafd niveau en volgt door zijn gedragsproblemen geen onderwijs. Hij heeft geen dagbesteding en gaat uit verveling de straat op, waar hij omgaat met jongeren die eveneens in aanraking komen met de politie. De ouders hebben onvoldoende inzicht in de problematiek van verdachte.
De Raad acht de kans op recidive hoog en adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen. Daarnaast adviseert de Raad oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie onder de bijzondere voorwaarde van Jeugdreclasseringstoezicht. In dat kader acht de Raad het nodig dat verdachte wordt verplicht mee te werken aan een behandeling en/of het volgen van systeemtherapie (Multi Dimensional Family Therapy (MDFT)) bij Ipse de Bruggen of een soortgelijke zorginstelling.
De rechtbank onderschrijft de conclusies van de Raad en neemt het strafadvies van de Raad over.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank oplegging van een deels voorwaardelijke jeugddetentie, zoals door de officier van justitie gevorderd, een passende straf. Daarbij zullen de bijzondere voorwaarden worden opgelegd dat de verdachte zich dient te melden bij de reclassering en zich onder behandeling zal stellen van Ipse de Bruggen of een soortgelijke zorginstelling, teneinde zich te laten behandelen in het kader van systeemtherapie (MDFT). Een van de algemene voorwaarden zal luiden dat verdachte medewerking zal moeten verlenen aan het toezicht dat de reclassering dient te houden op de naleving van genoemde bijzondere voorwaarden. Verder ziet de rechtbank in de omstandigheid dat verdachte thans geen dagbesteding heeft een aanknopingspunt om aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen.

7.De vordering tenuitvoerlegging

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de vordering van de officier van justitie d.d. 13 januari 2015 tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de kinderrechter d.d. 26 november 2013 voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie, te weten een jeugddetentie voor de duur van 2 weken, heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat deze jeugddetentie dient te worden omgezet in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 28 uren, subsidiair 14 dagen vervangende jeugddetentie.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de aan verdachte voorwaardelijk opgelegde straf niet ten uitvoer dient te worden gelegd, gelet op de door de raadsman bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsman verzocht de proeftijd behorende bij de voorwaardelijk opgelegde straf te verlengen met een jaar.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde jeugddetentie, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 26 november 2013, nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd. Hij heeft zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd immers wederom heeft schuldig gemaakt aan het plegen van een strafbaar feit. De rechtbank beveelt voorts de omzetting van die jeugddetentie in een taakstraf, bestaande uit een werkstraf van na te melden duur.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
14d, 77a, 77g, 77h, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77dd, 77ee en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte het hem bij dagvaarding primair ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
DIEFSTAL, VERGEZELD VAN GEWELD TEGEN PERSONEN, GEPLEEGD MET HET OOGMERK OM DIE DIEFSTAL GEMAKKELIJK TE MAKEN
verklaart het bewezenverklaarde en verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte tot:
jeugddetentie voor de duur van 90 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt, dat een gedeelte van die straf, groot
47 DAGENniet zal worden ten uitvoer gelegd, zulks onder de algemene voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
alsmede onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde ter vaststelling van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
en onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zijn medewerking zal verlenen aan het door de Reclassering Nederland, Jong Volwassenen (JoVo) (hierna: de reclassering) te houden toezicht, als bedoeld in artikel 14d, eerste en tweede lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
en onder de hierna te noemen
bijzondere voorwaarden:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd en op door de reclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo frequent en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van Ipse de Bruggen (of een soortgelijke zorginstelling) teneinde zich te laten behandelen in het kader van systeemtherapie (MDFT);
waarbij de reclassering krachtens het bepaalde bij artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de veroordeelde voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de tijd van
22 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
11 DAGEN;
gelast, in plaats van een last tot tenuitvoerlegging te geven van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank d.d. 26 november 2013, gewezen onder parketnummer 09/191832-13, te weten een jeugddetentie voor de duur van 2 weken, een
taakstraf, bestaande uit een werkstraf voor de duur van
28 UREN, subsidiair dagen vervangende jeugddetentie, te weten
14 DAGEN;
heft ophet geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.E.M.G. van Wezel, kinderrechter, voorzitter,
mr. H.M.D. de Jong, kinderrechter,
en mr. M. Kramer, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 29 januari 2015.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar doorgenummerde dossierpagina’s betreft dit – voor zover niet anders weergegeven - delen van ambtsedige processen-verbaal, als bijlagen opgenomen bij het dossier van de Politie Haaglanden, met het nummer PL1500-2014278452, doorgenummerd als bladzijden 1 tot en met 72.
2.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 31/32; proces-verbaal van aangifte [aangever] , blz. 22; verklaring verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2015.
3.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 26/27.
4.Eigen waarneming rechtbank ter terechtzitting van 15 januari 2015.
5.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , pagina 22/23.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 34.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 63.
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 66.
9.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 15 januari 2015.