3.4De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangifte door [Aangever 1]
heeft aangifte gedaan van brandstichting op 29 mei 2013 aan haar quad, die geparkeerd stond in de parkeergarage op etage -2 aan de Nederlandlaan in Zoetermeer.
Aangifte [Aangever 2]
heeft als schadeonderzoeker namens Unibil-Rodamco, de beheerder van de parkeergarage aan de Nederlandlaan in Zoetermeer, aangifte gedaan van brandstichting in voornoemde parkeergarage. Op verdieping -2 stond in de hoek een quad geparkeerd, die is afgebrand.
[Aangever 2] heeft verklaard dat door de brand ernstig gevaar is ontstaan. Boven de parkeergarage bevindt zich een flat die bewoond wordt, rondom de garage bevindt zich een winkelcentrum met winkelend publiek en boven de uitgebrande quad lopen verschillende elektriciteitskabels. De beschermmantel van de bekabeling is geheel verbrand waardoor de kern van de elektriciteitskabels bloot zijn komen te liggen. De kabels stonden nog onder spanning van 220 volt en 380 volt.
Voorts heeft [Aangever 2] verklaard dat de schade die door de brand is ontstaan aanzienlijk is. Er is schade ontstaan aan de bekabeling en de betonconstructie.
De totale schade bedraagt
€ 22.376,68.
Bevindingen politie
Onderzoek door de politie heeft de volgende bevindingen opgeleverd.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn op 29 mei 2013 naar aanleiding van een melding dat een voertuig in de brand stond ter plaatse gekomen op de Nederlandlaan in Zoetermeer en zagen vanuit een steeg tussen de Nederlandlaan en de winkelstraat een dikke zwarte rookontwikkeling omhoog rijzen, tot 20 meter hoog. Door de wind werd de zwarte rook de winkelstraat in geblazen. Er was duidelijk gevaar voor personen en/of goederen. De verbalisanten zagen dat het winkelend publiek zichtbaar last had van de rookontwikkeling en dat het winkelend publiek op afstand werd gehouden door medewerkers van de Media Markt en de Capicorn. De verbalisanten hoorden dat de naastgelegen winkels waren ontruimd. Later hoorden de verbalisanten van de brandweercommandant dat de locatie van de brand was ontdekt en dat er brand was in de parkeergarage aan de Nederlandlaan. Hierop hebben de verbalisanten de voetgangersingang van de garage afgezet. Van de brandweer hoorden de verbalisanten dat er nog steeds mensen de garage in kwamen lopen. De liften van de woonflats bleken nog in werking te zijn.
De gevolgen van de brand zijn vastgelegd op foto’s.
De verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben op 13 juni 2013 tijdens de dagelijkse briefing, vanuit hun hoedanigheid als schoolwijkagent, drie leerlingen van de J.C. Pleijsierschool herkend op foto’s van mogelijke verdachten van een brandstichting.Op de foto’s herkennen zij de ambtshalve bekenden:
- [Naam medeverdachte 2] (naar de rechtbank begrijpt: medeverdachte [Naam medeverdachte 2] voornoemd),
- [Naam medeverdachte 1] (naar de rechtbank begrijpt: medeverdachte [Naam medeverdachte 1] voornoemd) en
- [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte)
Verklaring van de medeverdachten
De medeverdachte [Naam medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij met [Naam medeverdachte 2] (naar de rechtbank begrijpt: [Naam medeverdachte 2] ) en [verdachte] naar de parkeergarage ging en dat zij zich aan het vervelen waren. In de parkeergarage zagen zij een quad. Zij hebben de tankdop van de quad gehaald. Zij hebben hun handen in de tank gestoken en deze aangestoken. Eerst deed [verdachte] dit, vervolgens [Naam medeverdachte 2] en als laatste [Naam medeverdachte 1] [verdachte] heeft zijn vingers ongeveer drie keer in de tank gestoken en aangestoken. [Naam medeverdachte 1] heeft vervolgens verklaard dat toen hij zijn vingers boven de tank in brand stak er een vlam in de open tank viel, waarop brand ontstond.
De medeverdachte [Naam medeverdachte 2] , heeft bij de politie verklaard dat hij met [Naam medeverdachte 1] en [verdachte] bij de quad in de parkeergarage was. [Naam medeverdachte 1] heeft de dop van de tank van de quad gedraaid. [Naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat zowel [Naam medeverdachte 1] , [verdachte] als hijzelf hun vingers in de benzine van de tank hebben gedoopt en de vingers hebben aangestoken met een aansteker. [verdachte] stond toen naast [Naam medeverdachte 1] . [Naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij een steekvlam zag toen [Naam medeverdachte 1] op de quad zat. [Naam medeverdachte 2] zag vlammen en is toen gaan rennen.
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is, anders dan het standpunt van de verdediging, van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en zijn medeverdachten. Daartoe acht de rechtbank redengevend dat uit de verklaring van de medeverdachten naar voren is gekomen dat de zowel de verdachte als de medeverdachten om beurten hun vingers in de tank benzine hebben gedoopt en deze vloeistof vervolgens hebben aangestoken met een aansteker. Gelet op deze verklaringen van de medeverdachten, waarin zij ook zichzelf belasten, acht de rechtbank de verklaring van de verdachte dat hij niet zou hebben meegedaan aan het spelen met vuur, onaannemelijk. Nadat de vlam in de tank van de quad was gevallen en de quad in brand kwam te staan, zijn verdachte en zijn medeverdachten gezamenlijk de parkeergarage uitgerend. Uit de handelingen van de verdachte en zijn medeverdachten leidt de rechtbank af dat het aandeel van de verdachte en zijn medeverdachten in de brandstichting min of meer gelijkwaardig is geweest. Uit de gepleegde handelingen blijkt genoegzaam dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachten, zodat sprake is van het medeplegen van brandstichting.
De rechtbank is voorts, anders dan het standpunt van de verdediging van oordeel dat sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de brandstichting van een quad bij de verdachte en zijn medeverdachten. De verdachte en de medeverdachten hebben hun vingers in de brandstof in de tank van de quad gedoopt en hebben vervolgens de vloeistof op hun vingers aangestoken met een aansteker. Zij waren zich bewust van het gevolg van deze handeling, namelijk het direct ontbranden van genoemde brandstof op hun vingers. Dit heeft hen er echter niet van weerhouden om deze handeling meermalen te herhalen in de directe omgeving van de geopende tank met brandstof.
Door deze handelingen te verrichten in de nabijheid van een geopende tank met daarin een zeer ontvlambare brandstof, hebben zij dan ook de aanmerkelijke kans op het ontstaan van brand in genoemde tank – en daarmee ook de quad zelf – in het leven geroepen.
De rechtbank is ten slotte, anders dan het standpunt van de verdediging van oordeel dat als gevolg van de brandstichting – behalve gevaar voor goederen – ook sprake is geweest van levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel. Door de brand zijn de beschermmantels van de bekabeling in de parkeergarage verbrand, ten gevolge waarvan de onder spanning staande elektriciteitskabels bloot zijn komen te liggen. Daarnaast is de omgeving ontruimd. Verschillende ingangen van de parkeergarage zijn afgesloten en de winkels gelegen boven de garage zijn ontruimd. Niet alleen het vuur, maar ook de daarmee gepaard gaande rookontwikkeling kan levensgevaar voor personen opleveren. Uit de verklaring van de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] is in ieder geval gebleken dat het winkelende publiek zichtbaar last heeft gehad van de rookontwikkeling. Het voorgaande brengt mee dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat als gevolg van de brand levensgevaar voor personen te duchten was.
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan de brandstichting in de parkeergarage aan de Nederlandlaan in Zoetermeer.