ECLI:NL:RBDHA:2015:15064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 april 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
09/808286-13
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brandstichting in parkeergarage met gevaar voor personen en goederen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 16 april 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen brandstichting heeft gepleegd in een parkeergarage in Zoetermeer. De verdachte, geboren in 1997, heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk in brand steken van een quad, waarbij hij en zijn medeverdachten met vuur hebben gespeeld bij een geopende tank vol brandstof. In plaats van de brand te blussen of hulp in te schakelen, zijn zij weggerend, wat leidde tot een aanzienlijke schade aan de quad en de parkeergarage, met een totale schade van € 22.376,68. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brandstichting een groot gevaar heeft opgeleverd voor zowel goederen als personen in de omgeving, waaronder omwonenden en winkelend publiek. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het medeplegen van opzettelijk brandstichten, met gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar als gevolg. De verdachte is eerder niet veroordeeld en de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn jeugdige leeftijd en positieve ontwikkeling sinds het delict. De rechtbank heeft een taakstraf van 40 uren opgelegd, bestaande uit onbetaalde arbeid en een leerproject, en de vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer 09/808286-13
Datum uitspraak: 16 april 2015
Tegenspraak
(Promis)
De rechtbank Den Haag, rechtdoende in jeugdstrafzaken, heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte]
geboren te [Geboorteplaats] op [geboortedag] 1997,
[Adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting met gesloten deuren van 2 april 2015.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. I. Doves en van hetgeen door de raadsvrouw van de verdachte mr. M.S.C. Leistra, advocaat te Zoetermeer, en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 29 mei 2013 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een (in een parkeergarage geparkeerde) quad, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) meermalen, althans eenmaal, de tankdop van voornoemde quad opengedraaid en/of (vervolgens) zijn/hun vinger(s) in de benzine (in de tank) gedoopt en/of (vervolgens) de in benzine gedoopte vinger(s) in aanraking gebracht met een aangestoken althans brandende aansteker, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met benzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de quad geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in de parkeergarage aanwezige voertuigen en/of voor de boven de parkeergarage gelegen (inboedel(s) van) winkel(s) en/of een of meer (inboedel(s) van) omliggende woning(en), in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bestuurder(s) van voornoemde voertuig(en) en/of winkelier(s) en/of winkelend publiek van de bovengelegen winkel(s) en/of bewoner(s) van de omliggende percelen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

3.Bewijsoverwegingen

3.1
Inleiding
De volgende feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben ter terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de bewijsvraag.
Op 29 mei 2013 is in Zoetermeer in de parkeergarage aan de Nederlandlaan aan een aldaar geparkeerde quad brand ontstaan ten gevolge van brandstichting. [1] De verdachte was met de [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] in de nabijheid van de quad met vuur aan het spelen op het moment dat de brand ontstond. [2] [3] [4]
De rechtbank ziet zich gesteld voor de vraag of de verdachte en de medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de brandstichting in voornoemde parkeergarage.
3.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen zal verklaren dat de verdachte dit feit heeft begaan.
3.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich met betrekking tot de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.4
De beoordeling van de tenlastelegging.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting leidt de rechtbank het volgende af.
Aangifte mevrouw [slachtoffer 1]
Mevrouw [slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van brandstichting op 29 mei 2013 aan haar quad, die geparkeerd stond in de parkeergarage op etage -2 aan de Nederlandlaan in Zoetermeer. [5]
Aangifte de heer [slachtoffer 2]
De heer [slachtoffer 2] heeft als schadeonderzoeker namens [bedrijf] , de beheerder van de parkeergarage aan de Nederlandlaan in Zoetermeer, aangifte gedaan van brandstichting in voornoemde parkeergarage. Op verdieping -2 stond in de hoek een quad geparkeerd, die is afgebrand.
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat door de brand ernstig gevaar is ontstaan. Boven de parkeergarage bevindt zich een flat die bewoond wordt, rondom de garage bevindt zich een winkelcentrum met winkelend publiek en boven de uitgebrande quad lopen verschillende elektriciteitskabels. De beschermmantel van de bekabeling is geheel verbrand waardoor de kern van de elektriciteitskabels bloot zijn komen te liggen. De kabels stonden nog onder spanning van 220 volt en 380 volt.
Voorts heeft [slachtoffer 2] verklaard dat de schade die door de brand is ontstaan aanzienlijk is. Er is schade ontstaan aan de bekabeling en de betonconstructie. [6]
De totale schade bedraagt € 22.376,68. [7]
Bevindingen politie
Onderzoek door de politie heeft de volgende bevindingen opgeleverd.
De verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn op 29 mei 2013 naar aanleiding van een melding dat een voertuig in de brand stond ter plaatse gekomen op de Nederlandlaan in Zoetermeer en zagen vanuit een steeg tussen de Nederlandlaan en de winkelstraat een dikke zwarte rookontwikkeling omhoog rijzen, tot 20 meter hoog. Door de wind werd de zwarte rook de winkelstraat in geblazen. Er was duidelijk gevaar voor personen en/of goederen. De verbalisanten zagen dat het winkelend publiek zichtbaar last had van de rookontwikkeling en dat het winkelend publiek op afstand werd gehouden door medewerkers van de Media Markt en de Capicorn. De verbalisanten hoorden dat de naastgelegen winkels waren ontruimd. Later hoorden de verbalisanten van de brandweercommandant dat de locatie van de brand was ontdekt en dat er brand was in de parkeergarage aan de Nederlandlaan. Hierop hebben de verbalisanten de voetgangersingang van de garage afgezet. Van de brandweer hoorden de verbalisanten dat er nog steeds mensen de garage in kwamen lopen. De liften van de woonflats bleken nog steeds in werking te zijn. [8]
De gevolgen van de brand zijn vastgelegd op foto’s. [9]
De verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] hebben op 13 juni 2013 tijdens de dagelijkse briefing, vanuit hun hoedanigheid als schoolwijkagent, drie leerlingen van de [school] herkend op foto’s van mogelijke verdachten van een brandstichting. [10] Op de foto’s herkennen zij de ambtshalve bekenden:
  • [medeverdachte 1] (naar de rechtbank begrijpt: de medeverdachte [medeverdachte 1] ),
  • [verdachte] (naar de rechtbank begrijpt: de verdachte), en
  • (medeverdachte) [medeverdachte 2] .
Verklaring van de medeverdachten
De medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard dat hij met de verdachte en [medeverdachte 2] bij de quad in de parkeergarage was. De verdachte heeft de dop van de tank van de quad gedraaid. Zowel [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] als de verdachte hebben hun vingers in de benzine van de tank gedoopt en de vingers aangestoken met een aansteker. [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij een steekvlam zag toen de verdachte op de quad zat. [medeverdachte 1] zag vlammen en is toen gaan rennen. [12]
De medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en de verdachte in de parkeergarage aan de Nederlandlaan in Zoetermeer was en dat zij een quad zagen staan. Zij zaten daar wel vaker, ook op de quad. Op een gegeven moment haalden [medeverdachte 1] en de verdachte de tankdop van de quad en staken zij hun vingers in de tank, zodat er benzine aan hun vingers zat. Zij staken hun vingers aan en maakten het dan weer uit. [13]
Verklaring van de verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] naar de parkeergarage was gegaan en dat zij zich aan het vervelen waren. In de parkeergarage zagen zij een quad. Zowel [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] als de verdachte hebben op de quad gezeten. Zij hebben de tankdop van de quad gehaald, hun vingers in de tank gestoken en deze aangestoken met een aansteker. Dit hebben zij ongeveer drie keer gedaan. Toen de verdachte zijn in benzine gedoopte vinger aanstak met de aansteker, kwam er plotseling een vlam bij de tankdop en is de tank van de quad in brand gevlogen. De verdachte is weggerend toen hij de vlammen zag. [14]
Conclusie van de rechtbank
De rechtbank is gelet op vorenstaande bewijsmiddelen – in onderlinge samenhang en verband bezien – van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan brandstichting van een quad in de parkeergarage aan de Nederlandlaan in Zoetermeer.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat
hij op 29 mei 2013 te Zoetermeer, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk brand heeft gesticht aan een in een parkeergarage geparkeerde quad, immers hebben verdachte en zijn mededaders de tankdop van voornoemde quad opengedraaid en vervolgens hun vingers in de benzine in de tank gedoopt en vervolgens de in benzine gedoopte vingers in aanraking gebracht met een aangestoken aansteker, ten gevolge waarvan de quad is verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de in de parkeergarage aanwezige voertuigen en voor de boven de parkeergarage gelegen inboedels van winkels en inboedels van omliggende woningen, en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bestuurders van voornoemde voertuigen en/of winkeliers en/of winkelend publiek van de bovengelegen winkels en/of bewoners van de omliggende percelen, te duchten was.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.

4.De strafbaarheid van het feit

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat niet is gebleken van omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het hem bij dagvaarding ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie, waarvan 20 uren, subsidiair 10 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in voorlopige hechtenis doorgebracht, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (verder: de Raad).
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de sociale vaardigheidstraining, zoals geadviseerd door de Raad, kan worden gevolgd buiten het toezicht van de jeugdreclassering om. Toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering is dan ook niet noodzakelijk.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij het bepalen van de strafmaat rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is zijn gepleegd en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in acht genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan brandstichting in een parkeergarage. Zij hebben met vuur gespeeld bij de geopende en met brandstof gevulde tank van een quad. Hierdoor is brand ontstaan. In plaats van de brand te blussen, dan wel iemand te waarschuwen, zijn de verdachte en de medeverdachten weggerend. De brand heeft zich uitgebreid en er is veel rookontwikkeling ontstaan. De quad is verloren gegaan en de schade in de parkeergarage is aanzienlijk gebleken.
Brandstichting is een delict met een sterk gevaarzettend karakter ten aanzien van zowel goederen als personen in de omgeving van de brand. Door zich aan dit misdrijf schuldig te maken, hebben de verdachte en zijn mededaders gevaar voor zowel goederen als voor personen in de omgeving van de parkeergarage veroorzaakt. Zij hebben geen rekening gehouden met de gevolgen van de brandstichting voor anderen. De situatie moet voor de omwonenden, het winkelende publiek, de winkeliers en de personen die zich bevonden in de garage zeer beangstigend zijn geweest. Voorts heeft de brand grote financiële schade opgeleverd voor de eigenaar van de parkeergarage. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan.
De rechtbank weegt mee dat de verdachte in het verleden niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van de Raad d.d. 6 december 2013. Uit dit rapport blijkt dat de verdachte een jongen is met een belast en traumatisch verleden. Bij zijn zus lijkt het goed te gaan met de verdachte en is sprake van een positieve ontwikkeling. Op basis van de onderzoeksgegevens acht de Raad een sociale vaardigheidstraining passend. De Raad heeft geadviseerd een voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde dat de verdachte meewerkt aan een sociale vaardigheidstraining.
Ter terechtzitting is namens de Raad in aanvulling op voornoemd rapport verklaard dat gesproken is met de voogdes van de verdachte. Zij staat achter het eerder door de Raad gegeven advies.
De rechtbank onderschrijft de conclusies uit voornoemd rapport en zal het gegeven advies opvolgen, met dien verstande dat de sociale vaardigheidstraining So-Cool Regulier zal worden opgelegd als leerstraf. De rechtbank ziet derhalve geen aanleiding een voorwaardelijke straf op te leggen met toezicht en begeleiding van de jeugdreclassering.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld en dat sprake is van een feit uit mei 2013. Daarnaast is gebleken dat de verdachte zich sindsdien goed heeft ontwikkeld. De rechtbank acht een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. Daarnaast zal na te melden leerstraf worden opgelegd. Voorts zal de rechtbank wat betreft het onvoorwaardelijk strafdeel nog meer dan de officier van justitie rekening houden met de toen nog jeugdige leeftijd van de verdachte, de ouderdom van deze strafzaak en de positieve lijn die de verdachte inmiddels heeft ingezet.

7.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 2]heeft zich ten aanzien van feit 1 als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot materiële schadevergoeding, groot € 22.485,58.
7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering. Het gevorderde bedrag is op geen enkele wijze onderbouwd en bevat veel onduidelijkheden.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk verklaren, aangezien de behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De vordering is door de benadeelde partij in 2013 ingediend en door het tijdsverloop is over de omvang van de vordering in verband met een eventuele vergoeding door de verzekering onduidelijkheid ontstaan. Nu ter terechtzitting de benadeelde partij, hoewel opgeroepen, niet is verschenen om op die punten een nadere toelichting te verstrekken is het de rechtbank niet duidelijk is geworden wat de daadwerkelijk geleden schade is.
De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met zijn verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank tot op heden begroot op nihil.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen:
47, 77a, 77g, 77h, 77m, 77n, 77gg en 157 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het hem bij dagvaarding ten laste gelegde feit heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN GEMEEN GEVAAR VOOR GOEDEREN TE DUCHTEN IS;
MEDEPLEGEN VAN OPZETTELIJK BRAND STICHTEN, TERWIJL DAARVAN LEVENSGEVAAR EN GEVAAR VOOR ZWAAR LICHAMELIJK LETSEL VOOR EEN ANDER TE DUCHTEN IS;
verklaart het bewezene en de verdachte deswege strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid voor de tijd van
40 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
20 DAGEN;
bepaalt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de hem opgelegde taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten So-Cool Regulier, voor de tijd van
40 UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de tijd van
20 DAGEN;
bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.M. Boone, kinderrechter, voorzitter,
mr. M. Dam, kinderrechter,
en mr. M.C. Bruining, kinderrechter,
in tegenwoordigheid van L.A. Neuman-Steenaart, griffier.
Het vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 april 2015.

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , blz. 112 en 113
2.Proces-verbaal verhoor verdachte , blz. 71
3.Proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , blz. 97, 102 en 103
4.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 2 april 2015
5.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 1] , blz. 112 en 113
6.Proces-verbaal verhoor aangever [slachtoffer 2] , blz. 115 en 116
7.Een geschrift, te weten een opgave van de schade en kosten als gevolg van brandstichting in de parkeergarage, blz. 117
8.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 135
9.Geschriften, te weten foto’s, blz. 137 tot en met 147
10.Een geschrift, te weten delen van een uitdraai van camerabeelden, blz. 150
11.Proces-verbaal van bevindingen, blz. 148
12.Proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] , blz. 40 t/m 42
13.Proces-verbaal verhoor medeverdachte [medeverdachte 2] , blz. 103, alinea 2 en alinea 5
14.Verklaring verdachte ter terechtzitting d.d. 2 april 2015