ECLI:NL:RBDHA:2015:15050

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 december 2015
Publicatiedatum
22 december 2015
Zaaknummer
C/09/497903 KG ZA 15/1556
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op publicatie en verspreiding van het boek 'De Doofpotgeneraal' wegens onrechtmatige uitlatingen over eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 december 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiseres, een vrouw die in het boek 'De Doofpotgeneraal' wordt genoemd, en gedaagde, de auteur van het boek. Eiseres stelt dat het boek onjuistheden bevat over haar persoon en haar rol, en vordert een verbod op verdere verspreiding en publicatie van het boek. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres met haar volledige naam in het boek wordt genoemd en dat zij een belangrijke rol speelt in de inhoud ervan. Eiseres heeft betoogd dat de beschrijvingen in het boek haar eer en goede naam aantasten en dat er sprake is van onrechtmatig handelen door gedaagde.

De rechtbank heeft de belangen van beide partijen afgewogen, waarbij het recht op vrijheid van meningsuiting van gedaagde tegenover het recht van eiseres op bescherming van haar eer en goede naam is geplaatst. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat gedaagde onrechtmatig heeft gehandeld door eiseres met naam en toenaam in het boek te noemen zonder haar toestemming en zonder haar voorafgaand te informeren over de publicatie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de uitlatingen in het boek niet voldoende steun vinden in feiten en dat gedaagde niet voldoende zorgvuldigheid heeft betracht bij het schrijven van het boek.

Als gevolg hiervan heeft de rechtbank gedaagde veroordeeld om af te zien van verdere verspreiding, publicatie en herdrukken van het boek, en om het boek van het internet te verwijderen, voor zover dat in zijn macht ligt. Tevens is er een dwangsom opgelegd voor het geval gedaagde niet aan deze veroordeling voldoet. De vordering van eiseres tot rectificatie in landelijke dagbladen is afgewezen, evenals de vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. Gedaagde is veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

Rechtbank den haag

Team handel - voorzieningenrechter
zaak- / rolnummer: C/09/497903 / KG ZA 15/1556
Vonnis in kort geding van 14 december 2015
in de zaak van
[eiseres] ,
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. R.F. Thunissen te Den Haag,
tegen:
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. J.G.J. van Groenendaal te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding en een nadien door eiseres overgelegde productie (het hierna vermelde boek);
- de door gedaagde overgelegde producties;
- de op 27 november 2015 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door gedaagde pleitnotities zijn overgelegd.
1.2.
Ter zitting is vonnis bepaald op heden.

2.De feiten

Op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting wordt in dit geding van het volgende uitgegaan.
2.1.
Gedaagde is de schrijver van het boek ‘de Doofpotgeneraal’ (hierna: het boek). Het boek is medio 2014 uitgegeven door uitgever SpeakEasy (hierna: de uitgeverij). De samenvatting van het boek luidt:
“Wat heeft een militaire inlichtingendienst te zoeken op de werkvloer van een kabelbedrijf? Waarom laat een [militaire rang 1] hier een privé-spion infiltreren? En is het beruchte fotorolletje van Srebrenica werkelijk mislukt?[gedaagde] raakt als nietsvermoedende burger ongewild betrokken bij een interne strijd van de Militaire Inlichtingendienst, die wordt uitgevochten binnen de muren van kabelbedrijf Casema. [gedaagde] wordt er benaderd om aan de slag te gaan als inlichtingenanalist. Tijdens zijn verblijf bij de kabelaar loopt de situatie volkomen uit de hand.De doofpotgeneraal biedt een onthutsende inkijk in een wereld waar spionage, chantage en de ongeoorloofde inzet van middelen aan de orde van de dag zijn. [gedaagde] onthult zaken die het daglicht niet kunnen verdragen. En natuurlijk beantwoordt hij ook die ene vraag: wie is de [militaire rang 1] die het deksel op deze doofpot houdt?”
2.2.
Eiseres was in de periode waarin het boek zich afspeelt, te weten eind jaren negentig, werkzaam bij de Militaire Inlichtingendienst (hierna: de MID) alsmede enige tijd bij Casema. Bij Casema heeft eiseres drie avonden samengewerkt met gedaagde.
2.3.
Eiseres komt veelvuldig voor in het boek. De eerste keer (in hoofdstuk 2 ‘Twee defensievrouwen’) wordt zij met haar voor- en achternaam aangeduid, met dien verstande dat haar achternaam is geschreven als [eiseres] . (
”Naast [X] leer ik ook de nieuwe collega [eiseres] kennen.”) Gedaagde beschrijft in het boek dat hij eiseres heeft ontmoet toen beide partijen in de avonduren werkzaam waren bij het bedrijf Casema. Eiseres wordt in het boek beschreven als zijnde een spion, werkzaam voor de Militaire Inlichtingendienst (hierna: de MID), die door de MID is geplaatst bij Casema om gedaagde, die enige tijd daarvoor had gesolliciteerd bij het Ministerie van Defensie als marinier en aldaar was afgewezen, te rekruteren voor de MID. In het boek wordt melding gemaakt van diverse uitlatingen van eiseres tegen gedaagde over het vorenstaande alsmede onder meer over i) haar overige spionagewerkzaamheden, ii) haar beschikking over de personeelsdossiers bij de MID en het hebben ingezien van het betreffende dossier van gedaagde aldaar en iii) haar kennis van het nog bestaan van een fotorolletje van Servische oorlogsmisdaden, dat volgens het Ministerie van Defensie verloren is gegaan (hierna: het fotorolletje). Ook wordt in het boek gemeld dat eiseres bij de MID moest vertrekken. In het boek staat dat niets in het boek is verzonnen. Het boek wordt aangeduid als non-fictie.
2.4.
Gedaagde heeft alvorens het boek te publiceren het manuscript gezonden naar de Minister van Defensie en de Minister van Binnenlandse Zaken, met het verzoek hierop te reageren. Hij heeft het boek niet gezonden aan eiseres en haar ook niet anderszins geïnformeerd over de publicatie hiervan.
2.5.
Eiseres heeft in maart 2015 kennis genomen van het bestaan van het boek.
2.6.
Medio 2015 heeft eiseres de uitgeverij van het boek er op gewezen (via haar juridisch adviseur) dat het boek vele onjuistheden bevat en dat haar een rol wordt toegedicht die niet overeenkomst met de realiteit. Zij stelt dat haar eer en goede naam daardoor zijn aangetast en dat haar veiligheid in het gedrang komt. Zij verzoekt gedaagde mee te werken aan een rectificatie in een landelijk dagblad, een verbod op verdere publicatie, een terugroepactie van de reeds gedistribueerde exemplaren en een schadeloosstelling. In deze brief wordt aangezegd dat eiseres voornemens is om, bij gebreke van een voldoende reactie, de uitgeverij en gedaagde in rechte te betrekken om een en ander te bewerkstelligen. Eiseres heeft een afschrift van deze brief aan gedaagde verzonden. De uitgeverij heeft eiseres hierop bericht dat zij geen relatie meer onderhoudt met gedaagde. Gedaagde heeft hierop geen reactie aan eiseres doen toekomen.
2.7.
Ten tijde van de mondelinge behandeling in dit geding stonden enkele hoofdstukken van het boek, waaronder hoofdstuk 2, online op de website van de uitgeverij.

3.Het geschil

3.1.
Eiseres vordert, zakelijk weergegeven:
1. gedaagde te veroordelen om in drie landelijke dagbladen voor zijn rekening een rectificatie te plaatsen, die luidt: “
In mijn boek De Doofpotgeneraal heb ik [eiseres] een majeure rol toegedicht. Het is allemaal onjuist wat ik daaromtrent heb geschreven. Het is geen non-fictie, maar volstrekte fictie die ik zonder haar toestemming niet had mogen (doen) publiceren”;
2. gedaagde te veroordelen af te zien van verdere verspreiding, publicatie en/of herdrukken van het boek en het boek te verwijderen van het internet en daar verwijderd te houden en af te zien van verdere promotie van het boek bij lezingen, boekpresentaties en andere openbare uitingen;
3. gedaagde te veroordelen om aan eiseres een voorschot op schadevergoeding te betalen van € 10.000,-;
een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat niet aan dit vonnis wordt voldaan en met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2.
Daartoe voert eiseres – samengevat – het volgende aan. Zij wordt met haar volledige naam genoemd in het boek, waarin vele onjuistheden en leugens staan over haar persoon, haar rol en de uitlatingen die zij heeft gedaan. In de dagvaarding noemt eiseres diverse voorbeelden van de onjuistheden. Samengevat stelt eiseres te worden afgeschilderd als iemand die een spionage- of inlichtingenfunctie had bij de MID en bij Casema is geplaatst om hem te werven voor de MID, terwijl zij slechts een administratieve functie vervulde bij de MID en enkel in de avonduren bij Casema werkte om wat bij te verdienen. Voorts wordt zij afgeschilderd als loslippig en babbelziek en worden haar uitlatingen toegedicht die zij helemaal niet gedaan heeft, te weten onder meer de uitlatingen als vermeld onder 2.3. Er wordt ook melding gemaakt van incidenten die niet hebben plaatsgevonden en er wordt gemeld dat zij is ontslagen bij de MID, terwijl aan haar eervol ontslag is verleend. Een en ander is des te erger omdat gedaagde in het boek meldt dat niets in het boek is verzonnen en dat er sprake is van non-fictie. Zij is door gedaagde nooit op de hoogte gesteld van zijn voornemen om het boek te publiceren en ook daarna niet van het bestaan van het boek. Gedaagde heeft hiermee haar eer en goede naam aangetast, haar veiligheid in het geding gebracht en haar (psychische) schade toegebracht. Hij heeft hierdoor onrechtmatig jegens haar gehandeld.
3.3.
Gedaagde voert gemotiveerd verweer, dat hierna, voor zover nodig, zal worden besproken.

4.De beoordeling van het geschil

4.1.
Het gaat in deze zaak om een botsing van twee fundamentele rechten, namelijk aan de zijde van gedaagde het recht op vrijheid van meningsuiting en aan de zijde van eiseres het recht op bescherming van haar eer en goede naam. Het antwoord op de vraag welk van deze beide rechten in het onderhavige geval zwaarder weegt, moet worden gevonden door een afweging van alle ter zake dienende omstandigheden van het geval.
4.2.
In zijn algemeenheid kan ten aanzien van het boek het volgende worden vastgesteld. Ook als wordt aangenomen dat het boek niet gaat over eiseres, maar over de rol die [militaire rang 2] [Y] heeft gespeeld bij de affaire betreffende het mislukken van het fotorolletje, zoals gedaagde stelt, moet worden vastgesteld dat eiseres wel een zeer belangrijke rol speelt in het boek. Zij komt vanaf hoofdstuk 2 zeer frequent voor in het boek, gedaagde beschrijft wie zij is, wat haar werkzaamheden zijn en hoe zij zich in zijn aanwezigheid gedraagt en uitlaat. Daarbij wordt zij onmiskenbaar op een negatieve wijze in het daglicht gesteld. De beschrijving door eiseres van de wijze waarop zij in het boek wordt afgeschilderd als vermeld onder 3.2 – heel kort gezegd: als een zeer loslippige spion – wordt door de voorzieningenrechter gevolgd. Ter illustratie zal hieronder een aantal passages uit het boek worden geciteerd. Het gaat hier om een kleine selectie uit de vele passages die in het boek aan eiseres zijn gewijd.
“In antwoord op mijn vraag begint [eiseres] direct te klagen over de werkdruk en stress bij de MID. Ze vertelt me dat er veel te doen is over het beruchte fotorolletje van Srebrenica. (…) Ze vertelt me dat ik niet echt moet geloven dat het fotorolletje bij het ontwikkelen is mislukt. Het rolletje ligt gewoon in het archief van de MID.”
“ [eiseres] voelt zich zo op haar gemak dat ze voorstelt over prille liefdeservaringen te praten. Van mijn vrouwelijke collega’s wil ze weten hoe hun ‘eerste keer’ was. (…) Ondanks haar kippenvel kiest [X] er voor om in te gaan op de indringende vragen van [eiseres] , die zich gedraagt alsof ze in een lesbienneclub zit.”
“ [eiseres] verzucht dat ze weg wil bij de MID omdat ze er ‘helemaal gek’ wordt. (…) Hoewel het voor haar als ambtenaar verboden is een tweede baan te nemen, zegt [eiseres] de extra inkomsten met haar vriendin goed te kunnen gebruiken. Ze heeft namelijk geen spaargeld omdat ze veel uitgeeft aan feesten en leren broeken.”
“ [eiseres] raakt maar niet uitgepraat over de behoefte aan informatie over de strijdende partijen, om zich vervolgens te beklagen over de sfeer bij de MID, die door intriges danig is verziekt. Bijna iedereen vertrekt bij de MID.”
“Niet veel later raadt [eiseres] mij nog iets anders aan. Ik moet mijn werkervaring en vaardigheden maar flink aandikken in de sollicitatiebrief. (…) De MID controleert toch niet alles. Toen ze er kwam werken wist ze dat nog niet, maar in de loop der jaren heeft ze het zo ervaren. (…) Het irriteert me dat [eiseres] zo lichtvaardig denkt over het plegen van valsheid in geschrifte, alsof dit normaal is in inlichtingenkringen.“
“Zodoende vraag ik mijn oom of de naam [eiseres] hem wat zegt. (…) Hij herinnert zich [eiseres] nog levendig. Hij had zich zo aan haar geërgerd. Onomwonden noemt hij haar een ‘brutale pot!’. In zijn boosheid voegt hij er nog aan toe dat [eiseres] uit [woonplaats 3] komt en een volksvrouw zonder manieren is.”
“ [Z] vertelt me dat [eiseres] op 1 oktober 1998 met veel ruzie en gedonder de MID verlaat om dezelfde dag ook bij Casema te vertrekken.”
“Ook [Z] stelt zijn ervaringen bij Casema op schrift. Zo legt hij twee verklaringen af over het mogelijk strafbare gedrag van [eiseres] die uit de school klapte over staatsgeheime dossiers.”
“Ik had [eiseres] bewust gespaard omdat ze met haar ontslag bij Defensie al was gestraft.”
”In tegenstelling tot [X] had ik [eiseres] nog wel eens gezien. Ik liep haar tegen het lijf op de Albert Cuypmarkt en in het uitgaansleven van Amsterdam. Ook al probeer ik [eiseres] dan te negeren, ik zie haar trillen van angst. Terwijl ik goed in mijn vel zit en me vaak schaamteloos gelukkig voel, is [eiseres] doodsbang. De ongemakkelijke situatie doet mij beseffen dat een spionne zich in ons kikkerlandje niet anoniem kan wanen. Al snel verliest ze haar gezicht.”
Nu eiseres met naam en toenaam in het boek wordt genoemd, wordt met onder meer de hier geciteerde passages een zeer negatief beeld van haar geschetst waardoor zij schade kan ondervinden.
4.3.
In het kader van de beoordeling van de vraag of verdere publicatie van het boek moet worden verboden en of gedaagde een rectificatie dient te plaatsen, is onder meer van belang dat voor zover er al van zou moeten worden uitgegaan dat de uitlatingen van eiseres zoals geciteerd in het boek inderdaad door haar zijn gedaan (iets wat in het geheel niet vaststaat) eiseres haar vermeende uitlatingen niet heeft gedaan in een situatie waarin zij er rekening mee moest houden dat deze in de openbaarheid zouden worden gebracht. Verder kan worden vastgesteld dat gedaagde geen reactie heeft gevraagd aan eiseres omtrent hetgeen hij in het boek over haar heeft geschreven – hij heeft haar in het geheel niet geïnformeerd over het bestaan van het boek – en er heeft dan ook hoor en wederhoor plaatsgevonden. Het vragen om een reactie aan de voormalige werkgever van eiseres (van bijna vijftien jaar daarvoor) kan niet als zodanig worden aangemerkt.
4.4.
Een belangrijke omstandigheid die in de afweging moet worden betrokken, betreft verder de vraag of hetgeen in het boek over eiseres staat vermeld voldoende steun vindt in het beschikbare feitenmateriaal. Eisers heeft er immers belang bij om niet lichtvaardig te worden blootgesteld aan voor haar schadelijke publiciteit en/of aan beschuldigingen die geen of onvoldoende steun vinden in het beschikbare feitenmateriaal. Dat is temeer van belang omdat gedaagde uitdrukkelijk in het boek vermeld dat alles waar is en dat er sprake is van non-fictie.
4.5.
Eiseres heeft zich gemotiveerd op het standpunt gesteld dat er vele onjuistheden in het boek staan en zij heeft daartoe diverse voorbeelden genoemd van feitelijke onjuistheden en van uitlatingen die zij stelt niet te hebben gedaan. Dat een aantal feitelijkheden niet kloppen is voldoende gebleken. Dit betreft bijvoorbeeld de verkeerde spelling van de geslachtsnaam van eiseres in het boek – waarover gedaagde heeft opgemerkt dat hij niet wist hoe haar naam werd geschreven – en het vermelden van een onjuiste leeftijd van eiseres. Aan gedaagde moet worden toegegeven dat deze onjuistheden niet essentieel zijn en het persoonlijke leven van eiseres niet wezenlijk negatief beïnvloeden, maar dit roept wel vragen op ten aanzien van de mate van zorgvuldigheid waarmee gedaagde te werk is gegaan bij het schrijven van zijn boek. Belangrijkere onderdelen die volgens eiseres bezijden de waarheid zijn, betreffen verder de aanname dat eiseres een spion was van de MID, die bij Casema gestationeerd werd om gedaagde te rekruteren voor de MID. Zij stelt dat zij administratief medewerkster bij de MID was en in de avonduren bij Casema werkte om wat geld bij te verdienen. Ook betwist eiseres uitdrukkelijk dat zij zich tegenover gedaagde heeft uitgelaten over spionagewerkzaamheden, over het fotorolletje en over het hebben ingezien van het personeelsdossier van gedaagde bij de MID.
4.6.
Gelet op deze gemotiveerde stellingen van eiseres kon gedaagde niet volstaan met het enkele verweer dat alles op waarheid berust. Het had op zijn weg gelegen om zijn verweer nader te motiveren en nader toe te lichten op grond waarvan kan worden uitgegaan van de juistheid van hetgeen in het boek over eiseres staat vermeld. Dat heeft hij echter niet dan wel onvoldoende gedaan. Hij heeft in dit kader slechts verwezen naar zijn eigen – op een later moment gemaakte – aantekeningen en naar anonieme bronnen. Dat acht de voorzieningenrechter zonder meer onvoldoende. Wat dat laatste betreft had het in ieder geval op de weg van gedaagde gelegen om aannemelijk te maken dat deze bronnen betrouwbaar zijn, hetgeen hij heeft nagelaten. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat er sprake is van schadelijke publiciteit en beschuldigingen in het boek die geen steun vinden in beschikbaar feitenmateriaal.
4.7.
Gedaagde heeft er belang bij dat hij zich in het openbaar kritisch, informerend, opiniërend, of waarschuwend moet kunnen uitlaten om te voorkomen dat door een gebrek aan bekendheid bij het publiek, misstanden die de samenleving raken, kunnen blijven voortbestaan. Gedaagde heeft er in dit verband op gewezen dat het boek gaat over de rol die [militaire rang 2] [Y] heeft gespeeld bij de affaire betreffende het mislukken van het fotorolletje. Het aan de orde stellen van eventuele misstanden die in dit kader hebben plaatsgevonden, kan worden aangemerkt als een te respecteren belang. Gedaagde heeft desgevraagd ter zitting echter niet dan wel onvoldoende nader kunnen toelichten waarom het, gelet op dat specifieke belang, noodzakelijk was om eiseres in het boek met haar volledige naam te noemen. De reactie van gedaagde op deze vraag dat hij geen contact met haar had en dat zij, anders dan andere mensen die in het boek voorkomen, niet om anonimiteit heeft verzocht, kan niet worden gevolgd. Gedaagde heeft eiseres immers bewust niet voorafgaand aan de publicatie van het boek daarover geïnformeerd. Wat daar echter ook van zij, dit betreft ook geen toelichting van de noodzaak van het vermelden van eiseres in het boek met haar volledige naam. Ook een andere reden hiervoor is niet gegeven. Dit terwijl aangenomen moet worden dat dit wel een bewuste keuze van gedaagde is geweest. Andere personen die in het boek voorkomen, blijven immers wel anoniem. De eventuele gevolgen van de keuzes die gedaagde in dit kader heeft gemaakt, komen naar het oordeel van de voorzieningenrechter voor zijn risico.
4.8.
Voormelde omstandigheden en belangen afwegende is de voorzieningenrechter van oordeel dat gedaagde met het publiceren van het boek onrechtmatig heeft gehandeld jegens eiseres en dat haar recht op bescherming van haar eer en goede naam in dit geval zwaarder dient te wegen dan het recht op vrijheid van meningsuiting van gedaagde. Resteert de vraag welke gevolgen hieraan moeten worden verbonden.
4.9.
Nu gedaagde heeft aangegeven mogelijk een tweede druk van het boek te willen laten uitgeven en er dan meer mensen kennis kunnen nemen van de – onrechtmatige – inhoud van het boek, acht de voorzieningenrechter het gerechtvaardigd om dit te verbieden, zoals door eiseres is gevorderd onder 2. Een minder verstrekkend gebod, zoals het niet vermelden van de volledige naam van eiseres in de herdruk, zoals gedaagde heeft aangeboden, acht de voorzieningenrechter onvoldoende. Aan de hand van de eerdere uitgave van het boek als ook met behulp van het internet kan de volledige naam van eiseres door de lezers van de herdruk immers eenvoudig worden achterhaald. Evenmin kan worden volstaan met een uitgave waarbij de persoon van eiseres niet meer in het verhaal voorkomt, gelet op de zeer grote rol die zij in het boek speelt. Gedaagde heeft dit overigens ook niet als mogelijkheid genoemd. Ook de overige vorderingen sub 2 acht de voorzieningenrechter toewijsbaar, gelet op het onrechtmatige handelen van gedaagde en de reeds veroorzaakte schade die niet meer ongedaan kan worden gemaakt. Aan het verwijderen van het boek van het internet zal echter worden toegevoegd dat gedaagde hiertoe slechts gehouden is, voor zover dat in zijn macht ligt. Gebleken is immers dat de publicatie op internet van een deel van het boek afkomstig is van de uitgeverij van het boek, waarmee gedaagde thans geen relatie meer onderhoudt.
4.10.
De sub 1 gevorderde rectificatie acht de voorzieningenrechter geen passende maatregel. Een rectificatie zou met name gericht moeten zijn tot de mensen die kennis hebben genomen van de onrechtmatige publicatie en dat acht de voorzieningenrechter met een rectificatie op de gevorderde wijze niet aannemelijk. Een rectificatie zorgt er voorts niet voor dat personen die eiseres op internet opzoeken (bijvoorbeeld als zij solliciteert) geen kennis meer kunnen nemen van de onrechtmatige publicatie, hetgeen eiseres met name bezwaarlijk acht. Uit de stellingen van eiseres kan worden afgeleid dat zij er met name belang bij heeft om het beeld dat van haar is geschetst recht te kunnen zetten. Daartoe kan zij echter ook dit vonnis gebruiken. De vordering sub 1 zal dan ook worden afgewezen.
4.11.
De vordering sub 3 tot toewijzing van een voorschot op schadevergoeding wordt afgewezen bij gebreke van enige onderbouwing van deze vordering.
4.12.
Oplegging van een dwangsom, als stimulans tot nakoming van de te geven beslissing, is aangewezen. De op te leggen dwangsom zal echter worden gematigd en gemaximeerd. Voorts zal er worden bepaald dat de op te leggen dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan.
4.13.
Ondanks de afwijzing van twee vorderingen, moet gedaagde worden aangemerkt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij. Hij zal dan ook worden veroordeeld in de kosten van dit geding.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt gedaagde om af te zien van verdere verspreiding, publicatie en/of herdrukken van het boek ‘De doofpotgeneraal’ en het boek te verwijderen van het internet en daar verwijderd te houden, voor zover dat in zijn macht ligt, en af te zien van verdere promotie van het boek bij lezingen, boekpresentaties en andere openbare uitingen, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat niet aan deze veroordeling wordt voldaan, met een maximum van € 100.000,-;
5.2.
bepaalt dat bovenstaande dwangsom vatbaar is voor matiging op de wijze zoals onder 4.11 is vermeld;
5.3.
veroordeelt gedaagde in de kosten van dit geding, tot dusverre aan de zijde van eiseres begroot op € 1.178,84,--, waarvan € 816,-- aan salaris advocaat, € 285,-- aan griffierecht en € 77,84 aan dagvaardingskosten, in voorkomende gevallen te vermeerderen met btw;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Groeneveld-Stubbe en in het openbaar uitgesproken op 14 december 2015.
ts