In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2015 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, waarbij de vrouw verzocht om inzage in de financiële gegevens van de man. De rechtbank had eerder op 14 juli 2015 de echtscheiding uitgesproken, maar verdere beslissingen over de verdeling van de gemeenschap waren aangehouden. De vrouw vermoedde dat de man de gemeenschap had benadeeld door vermogen te onttrekken, en vroeg om omkering van de bewijslast. De rechtbank oordeelde dat de vrouw onvoldoende bewijs had geleverd voor haar stelling dat er sprake was van benadeling. De rechtbank weigerde ook de verzoeken van de vrouw om inzage in jaaropgaven en een inkomsten- en uitgavenstaat, omdat de man voldoende financiële gegevens had overgelegd. De rechtbank besloot dat de echtelijke woning verkocht moest worden en dat de opbrengst gelijk verdeeld zou worden. De inboedel werd aan de vrouw toegedeeld, en de man moest een overbedelingsvergoeding betalen. De rechtbank bepaalde ook dat de man een bedrag van € 133.520 aan de vrouw moest voldoen uit de verkoopopbrengst van een appartement in Maleisië. De rechtbank wees het verzoek van de vrouw om inzage in bepaalde documenten af, omdat deze niet voldeden aan de eisen van 'bepaalde bescheiden'. De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs bij claims van benadeling van de gemeenschap en de voorwaarden voor het verkrijgen van inzage in financiële documenten.