In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 februari 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuyder Bos te Heerhugowaard, en de Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het ministerie van Veiligheid en Justitie. [Eiser] vorderde een verbod op de tenuitvoerlegging van vervangende hechtenis in het kader van een schadevergoedingsmaatregel en een verbod op gijzeling wegens onbetaalde WAHV-boetes. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] eerder was veroordeeld tot een werkstraf en een schadevergoedingsmaatregel, en dat hij in verband met het uitblijven van betaling in de problemen is gekomen. De rechtbank oordeelde dat de Staat niet onrechtmatig handelt door de vervangende hechtenis ten uitvoer te leggen, aangezien er geen sprake is van een schending van fundamentele mensenrechten of discriminatie op basis van welstand of vermogen. De vorderingen van [eiser] zijn afgewezen, en hij is veroordeeld in de proceskosten. De voorzieningenrechter benadrukte dat de regels voor betalingsregelingen voor iedereen gelijk zijn en dat de Staat niet verplicht is om een betalingsregeling te treffen als de aanmaningen niet zijn nageleefd. De uitspraak bevestigt de noodzaak van het naleven van opgelegde schadevergoedingsmaatregelen en de gevolgen van betalingsonmacht.