ECLI:NL:RBDHA:2015:14660
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige vrijheidsontneming en schadevergoeding in het kader van de Vreemdelingenwet
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 14 december 2015 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsontnemende maatregel die op 28 november 2015 was opgelegd aan eiser, een vreemdeling van (gestelde) [land] nationaliteit. Eiser was in bewaring gesteld op grond van artikel 59a van de Vreemdelingenwet (Vw) 2000, maar de rechtbank oordeelde dat deze maatregel onterecht was, omdat de juiste grondslag artikel 59, eerste lid, onder a, van de Vw 2000 was, gezien de aanwezigheid van een Beneluxclaim. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie onvoldoende had onderzocht of er lichtere middelen beschikbaar waren en dat de medische en psychische omstandigheden van eiser niet waren meegewogen in de beslissing om hem in bewaring te stellen.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en eiser een schadevergoeding toegekend van € 875,-- voor de onterecht ondergane vrijheidsontneming. Daarnaast zijn de proceskosten van eiser vastgesteld op € 980,--, die door de Staat der Nederlanden moeten worden vergoed aan de rechtsbijstandverlener. De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldigheid en motivering bij het opleggen van vrijheidsontnemende maatregelen, vooral in gevallen waarin de persoonlijke omstandigheden van de betrokken vreemdeling in het geding zijn.
De beslissing is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen een week hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.