ECLI:NL:RBDHA:2015:14572

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
4529731/15-2640
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot gijzeling in bestuursrechtelijke verkeerssanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 december 2015 uitspraak gedaan op een vordering van de officier van justitie tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling. De vordering was gebaseerd op een administratieve sanctie die aan betrokkene was opgelegd wegens het niet gebruiken van de rijbaan als (snor)fietser bij het ontbreken van een (brom)fietspad. De officier van justitie vorderde dat de kantonrechter machtiging verleende voor gijzeling van maximaal zeven dagen, omdat betrokkene de opgelegde sanctie van € 45,00 niet had betaald en er geen beroep tegen de beschikking was ingesteld.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2015 waren zowel betrokkene als de officier van justitie niet ter zitting verschenen. De officier van justitie stelde dat er verschillende pogingen waren gedaan om de openstaande sanctie te incasseren, waaronder het uitvaardigen van een dwangbevel en het in beslag nemen van het rijbewijs van betrokkene. Echter, deze pogingen hadden niet geleid tot betaling van de sanctie. De kantonrechter oordeelde dat gijzeling alleen kan worden toegepast als er een reële verwachting is dat betrokkene in staat is de sanctie te voldoen.

De kantonrechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat betrokkene betalingsmachtig was. Het feit dat betrokkene niet in een bewind-, curatele- of insolventieregister was opgenomen, was niet voldoende om te concluderen dat hij in staat was de sanctie te betalen. De kantonrechter wees de vordering van de officier van justitie af, omdat niet was aangetoond dat alle dwangmogelijkheden waren uitgeput en er geen bewijs was van betalingsonwil. De beslissing werd genomen in het belang van de rechtsbescherming van de betrokkene.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team kanton Den Haag
F
Zaaknummer: 4529731 / 15-2640
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
10 december 2015
1214861 \ EJ VERZ 12-86611
Beslissing op de vordering als bedoeld in artikel 28 Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv).
Aangaande:
[betrokkene]
[adres]
[postcode] [woonplaats]
hierna: “betrokkene”.
De mondelinge behandeling van de vordering vond plaats op 27 november 2015. Zowel betrokkene als de officier van justitie zijn niet ter zitting verschenen.

De vordering

1. De officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland vordert dat de kantonrechter aan de officier van justitie machtiging verleent tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling voor de duur van maximaal zeven dagen.
2. In deze zaak gaat het om een administratieve sanctie vanwege de gedraging “als (snor)fietser bij ontbreken (verplicht) (brom)fietspad niet de rijbaan gebruiken”, waarvoor op 2 mei 2012 een administratieve sanctie van € 45,00 aan betrokkene is opgelegd.

De onderbouwing van de vordering

3. Uit de door de officier van justitie overgelegde gegevens blijkt het volgende:
3.1
tegen de beschikking is door betrokkene geen beroep ingesteld;
3.2
door het CJIB is namens de officier van justitie op 26 november 2012 nagegaan of verhaal zonder dwangbevel kon worden toegepast, maar geconstateerd is dat verhaal zonder dwangbevel niet kon worden toegepast op een bij het CJIB bekend bankrekeningnummer;
3.3
op 17 januari 2013 werd een dwangbevel uitgevaardigd, die niet tot (volledige) betaling van de openstaande sanctie heeft geleid in verband met het ontbreken van voldoende verhaalsmogelijkheden;
3.4
vanaf 15 april 2015 heeft het CJIB getracht namen de officier van justitie het rijbewijs van betrokkene in te nemen, aan welke sommatie betrokkene niet heeft voldaan;
3.5
gedurende bovengenoemd dwangtraject is bij het CJIB niet gebleken dat betrokkene op enige wijze heeft aangegeven de (volledige) openstaande vordering te willen betalen dan wel betalingsonmachtig te zijn, dan wel nadrukkelijk heeft aangegeven een passende regeling daartoe te willen treffen.
4. Uit de door de officier van justitie overgelegde gegevens blijkt voorts nog het volgende:
4.1
het sanctiebedrag is niet betaald en is vanwege het uitblijven van betaling van rechtswege tweemaal verhoogd bij het versturen van een eerste en een tweede aanmaning tot een bedrag van in totaal € 141,00 (inclusief € 6,- aan administratiekosten);
4.2
uit het overzicht openstaande zaken blijkt dat betrokkene op 1 september 2015 naast de onderhavige sanctie nog een andere sanctie heeft openstaan ten bedrage van € 345,88;
4.3
betrokkene is niet opgenomen in een bewind-, curatele- of insolventieregister.
5. Op grond van het voorgaande concludeert de officier van justitie dat betrokkene betalingsmachtig is en dat slechts de mogelijkheid resteert om het dwangmiddel gijzeling toe te passen ten einde betrokkene aan te zetten tot betaling van de sanctie.

De beoordeling

6. Uitgangspunt bij een verzoek tot toepassing van gijzeling is dat dit dwangmiddel is bedoeld voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen. Slechts in uiterste noodzaak zal tot gijzeling worden overgegaan (Memorie van Toelichting Wahv). Gijzeling is, anders dan vervangende hechtenis, geen straf, maar een dwangmiddel. Als gijzeling wordt toegepast blijft de verplichting tot betaling van de opgelegde sanctie in stand. Gelet op de doelstelling van het dwangmiddel van gijzeling moet sprake zijn van een reële verwachting dat betrokkene in staat is de sancties te voldoen. Indien vaststaat dat betaling niet tot de mogelijkheden behoort, is er geen sprake van de bedoelde verwachting en zal het doel van de gijzeling niet kunnen worden bereikt.
7. Het feit dat betrokkene niet is opgenomen in het bewind-, curatele- of insolventieregister is naar het oordeel van de kantonrechter geen indicatie dat betrokkene in staat moet worden geacht de sanctie te kunnen voldoen. Weliswaar is het opgenomen zijn in een dergelijk register een indicatie dat er sprake is van betalingsonmacht, maar het feit dat iemand niet in de bewind-, curatele- of insolventieregister is opgenomen is geen indicatie van het tegenovergestelde, namelijk dat iemand in staat moet worden geacht de sanctie te kunnen voldoen.
8. Uit het hiervoor onder punt 3.4 vermelde volgt dat in het kader van de inname van het rijbewijs van betrokkene het erbij gebleven is betrokkene te sommeren zijn rijbewijs in te leveren. Van enige andere poging van de zijde van het CJIB respectievelijk de officier van justitie om actief het rijbewijs van betrokkene in te vorderen is niet gebleken. Naar het oordeel van de kantonrechter is deze omstandigheid weliswaar van belang, maar onvoldoende om te kunnen concluderen dat het CJIB respectievelijk de officier van justitie alle dwangmogelijkheden om betrokkene tot betaling van de sanctie te brengen heeft uitgeput.
9. Uit het voorgaande blijkt voorts dat op diverse manieren vergeefs is getracht de openstaande sancties te incasseren. Dit onder meer omdat betrokkene, zoals de deurwaarder op 17 januari 2013 heeft geconstateerd, zodanige schulden heeft dat beslag op het inkomen niets heeft opgeleverd.
10. Hoewel betrokkene, ondanks deugdelijk te zijn opgeroepen, ervoor gekozen heeft niet van zijn kant op de onderbouwing van de vordering van het CJIB respectievelijk de officier van justitie in te gaan, kan de kantonrechter thans niet concluderen dat geen sprake is van betalingsonmacht – en derhalve sprake van betalingsonwil – en zal hij de vordering van de officier van justitie afwijzen.

De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven door kantonrechter mr C.W.D. Bom, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.