Uitspraak
1214861 \ EJ VERZ 12-86611
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 december 2015 uitspraak gedaan in een vordering tot gijzeling, ingediend door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland. De vordering was gebaseerd op een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De betrokkene had een sanctie van € 50,00 opgelegd gekregen op 20 februari 2013, maar had deze niet betaald. De officier van justitie verzocht de kantonrechter om machtiging tot gijzeling voor maximaal zeven dagen, omdat eerdere pogingen tot incasso zonder succes waren gebleven.
Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2015 waren zowel de betrokkene als de officier van justitie niet aanwezig. De kantonrechter heeft de onderbouwing van de vordering beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de betrokkene geen beroep had ingesteld tegen de beschikking en dat er geen verhaalsmogelijkheden waren. De officier van justitie concludeerde dat de betrokkene betalingsmachtig was, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene in staat was om de sanctie te voldoen.
De kantonrechter benadrukte dat gijzeling bedoeld is voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen. Aangezien er geen reële verwachting was dat de betrokkene in staat was om de sanctie te voldoen, werd de vordering tot gijzeling afgewezen. De beslissing werd genomen met inachtneming van de omstandigheden van de betrokkene, waaronder het feit dat hij niet in een bewind-, curatele- of insolventieregister was opgenomen, maar dat dit niet automatisch betekende dat hij in staat was om te betalen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden toegewezen en wees deze af.