ECLI:NL:RBDHA:2015:14570

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 december 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
4529776/15-2642
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot gijzeling in bestuursrechtelijke sanctieprocedure

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 10 december 2015 uitspraak gedaan in een vordering tot gijzeling, ingediend door de officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland. De vordering was gebaseerd op een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd wegens het handelen in strijd met een geslotenverklaring. De betrokkene had een sanctie van € 50,00 opgelegd gekregen op 20 februari 2013, maar had deze niet betaald. De officier van justitie verzocht de kantonrechter om machtiging tot gijzeling voor maximaal zeven dagen, omdat eerdere pogingen tot incasso zonder succes waren gebleven.

Tijdens de mondelinge behandeling op 27 november 2015 waren zowel de betrokkene als de officier van justitie niet aanwezig. De kantonrechter heeft de onderbouwing van de vordering beoordeeld, waarbij werd vastgesteld dat de betrokkene geen beroep had ingesteld tegen de beschikking en dat er geen verhaalsmogelijkheden waren. De officier van justitie concludeerde dat de betrokkene betalingsmachtig was, maar de kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat de betrokkene in staat was om de sanctie te voldoen.

De kantonrechter benadrukte dat gijzeling bedoeld is voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen. Aangezien er geen reële verwachting was dat de betrokkene in staat was om de sanctie te voldoen, werd de vordering tot gijzeling afgewezen. De beslissing werd genomen met inachtneming van de omstandigheden van de betrokkene, waaronder het feit dat hij niet in een bewind-, curatele- of insolventieregister was opgenomen, maar dat dit niet automatisch betekende dat hij in staat was om te betalen. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van de officier van justitie niet kon worden toegewezen en wees deze af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Team kanton Den Haag
F
Zaaknummer: 4529776 / 15-2642
CJIB-nummer: [CJIB-nummer]
10 december 2015
1214861 \ EJ VERZ 12-86611
Beslissing op de vordering als bedoeld in artikel 28 Wet Administratieve Handhaving Verkeersvoorschriften (Wahv).
Aangaande:
[betrokkene]
[adres]
[postcode] [woonplaats]
hierna: “betrokkene”.
De mondelinge behandeling van de vordering vond plaats op 27 november 2015. Zowel betrokkene als de officier van justitie zijn niet ter zitting verschenen.

De vordering

1. De officier van justitie bij het arrondissementsparket Noord-Nederland vordert dat de kantonrechter aan de officier van justitie machtiging verleent tot het toepassen van het dwangmiddel gijzeling voor de duur van maximaal zeven dagen.
2. In deze zaak gaat het om een administratieve sanctie vanwege de gedraging “handelen in strijd met een geslotenverklaring (bord C2)”, waarvoor op 20 februari 2013 een administratieve sanctie van € 50,00 aan betrokkene is opgelegd.

De onderbouwing van de vordering

3. Uit de door de officier van justitie overgelegde gegevens blijkt het volgende:
3.1
tegen de beschikking is door betrokkene geen beroep ingesteld;
3.2
door het CJIB is namens de officier van justitie op 8 oktober 2013 nagegaan of verhaal zonder dwangbevel kon worden toegepast, maar geconstateerd is dat verhaal zonder dwangbevel niet kon worden toegepast op een bij het CJIB bekend bankrekeningnummer;
3.3
op 7 november 2013 werd een dwangbevel uitgevaardigd, die niet tot (volledige) betaling van de openstaande sanctie heeft geleid in verband met het ontbreken van voldoende verhaalsmogelijkheden;
3.4
op 23 juni 2015 werd geconstateerd dat het niet mogelijk was om het rijbewijs in te nemen;
3.5
gedurende bovengenoemd dwangtraject is bij het CJIB niet gebleken dat betrokkene op enige wijze heeft aangegeven de (volledige) openstaande vordering te willen betalen dan wel betalingsonmachtig te zijn, dan wel nadrukkelijk heeft aangegeven een passende regeling daartoe te willen treffen.
4. Uit de door de officier van justitie overgelegde gegevens blijkt voorts nog het volgende:
4.1
het sanctiebedrag is niet betaald en is vanwege het uitblijven van betaling van rechtswege tweemaal verhoogd bij het versturen van een eerste en een tweede aanmaning tot een bedrag van in totaal € 157,00 (waaronder € 7,00 aan administratiekosten);
4.2
uit het overzicht openstaande zaken blijkt dat betrokkene op 22 september 2015 naast de onderhavige sanctie nog andere sanctie heeft openstaan ten bedrage van € 142,00;
4.3
betrokkene is niet opgenomen in een bewind-, curatele- of insolventieregister;
4.4
op 19 juni 2013 en op 7 april 2014 heeft betrokkene in twee zaken, waarin verhaal met dwangbevel is toegepast, de gehele openstaande vorderingen voldaan.
5. Op grond van het voorgaande concludeert de officier van justitie dat betrokkene betalingsmachtig is en dat slechts de mogelijkheid resteert om het dwangmiddel gijzeling toe te passen ten einde betrokkene aan te zetten tot betaling van de sanctie.

De beoordeling

6. Uitgangspunt bij een verzoek tot toepassing van gijzeling is dat dit dwangmiddel is bedoeld voor mensen die wel kunnen maar niet willen betalen. Slechts in uiterste noodzaak zal tot gijzeling worden overgegaan (Memorie van Toelichting Wahv). Gijzeling is, anders dan vervangende hechtenis, geen straf, maar een dwangmiddel. Als gijzeling wordt toegepast blijft de verplichting tot betaling van de opgelegde sanctie in stand. Gelet op de doelstelling van het dwangmiddel van gijzeling moet sprake zijn van een reële verwachting dat betrokkene in staat is de sancties te voldoen. Indien vaststaat dat betaling niet tot de mogelijkheden behoort, is er geen sprake van de bedoelde verwachting en zal het doel van de gijzeling niet kunnen worden bereikt.
7. Het feit dat betrokkene niet is opgenomen in het bewind-, curatele- of insolventieregister is naar het oordeel van de kantonrechter geen indicatie dat betrokkene in staat moet worden geacht de sanctie te kunnen voldoen. Weliswaar is het opgenomen zijn in een dergelijk register een indicatie dat er sprake is van betalingsonmacht, maar het feit dat iemand niet in de bewind-, curatele- of insolventieregister is opgenomen is geen indicatie van het tegenovergestelde, namelijk dat iemand in staat moet worden geacht de sanctie te kunnen voldoen.
8. Uit het hiervoor onder punt 3.4 vermelde volgt dat het om – voor de kantonrechter –onbekende redenen niet mogelijk was om het rijbewijs van betrokkene in te nemen. Uit het voorgaande blijkt voorts dat op diverse manieren vergeefs is getracht de openstaande sancties te incasseren. Dit onder meer omdat betrokkene, zoals de deurwaarder op 7 november 2013 heeft geconstateerd, zodanige schulden heeft dat beslag op het inkomen niets heeft opgeleverd.
10. Hoewel betrokkene, ondanks deugdelijk te zijn opgeroepen, ervoor gekozen heeft niet van zijn kant op de onderbouwing van de vordering van het CJIB respectievelijk de officier van justitie in te gaan, kan de kantonrechter thans niet concluderen dat geen sprake is van betalingsonmacht – en derhalve sprake van betalingsonwil – en zal hij de vordering van de officier van justitie afwijzen.

De beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af.
Deze beslissing is gegeven door kantonrechter mr C.W.D. Bom, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 10 december 2015, in tegenwoordigheid van de griffier.