ECLI:NL:RBDHA:2015:14567

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2015
Publicatiedatum
16 december 2015
Zaaknummer
AWB 15/2793
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de bewaring van een paspoort in het kader van uitzetting en rechtmatig verblijf

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 22 september 2015 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen het besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarbij het bezwaar van eiser tegen de bewaring van zijn paspoort ongegrond is verklaard. Eiser, die rechtmatig verblijf in Nederland geniet, betoogde dat zijn paspoort ten onrechte in bewaring is genomen, omdat hij de beslissing op zijn bezwaarschrift tegen een eerder besluit van 15 december 2014 in Nederland mag afwachten. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar van eiser tegen het besluit van 15 december 2014 de rechtsgevolgen van dat besluit, waaronder de uitzetting, tijdelijk opschort. Dit betekent echter niet dat eiser recht heeft op teruggave van zijn paspoort, aangezien hij niet heeft aangegeven Nederland te willen verlaten. De rechtbank concludeerde dat de uitzetting van eiser voldoende concreet is en dat er geen omstandigheden zijn die het belang van eiser om zijn paspoort te gebruiken boven het belang van de staatssecretaris bij de voorgenomen uitzetting doen prevaleren. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de teruggave van het paspoort af.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Team Bestuursrecht 2
zaaknummer: AWB 15/2793, [nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 september 2015 in de zaak tussen

[eiser], eiser,

gemachtigde: mr. F.K.H. Blom,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde: mr. A. Schut.

Procesverloop

Op 18 maart 2014 heeft de korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond eisers paspoort tijdelijk in bewaring genomen.
Op 20 januari 2015 heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 11 februari 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 augustus 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens is verschenen G. Abas-Wubuk, tolk.

Overwegingen

1. Eiser, geboren op [geboortedatum], bezit de [nationaliteit]. Hij is tot 31 juli 2013 in het bezit geweest van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘studie aan de universiteit Leiden’. Bij besluit van 22 oktober 2013 heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlenging van de geldigheidsduur van voornoemde verblijfsvergunning afgewezen en bepaald dat eiser binnen 28 dagen Nederland dient te verlaten. Bij brief van 18 maart 2014 heeft de korpschef van het regionaal politiekorps Rotterdam-Rijnmond eiser gevorderd om op 25 maart 2014 in persoon te verschijnen voor een gesprek met de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V). Eiser heeft op 14 april 2014 een aanvraag ingediend tot wijziging van de eerder aan hem verleende verblijfsvergunning in een verblijfsvergunning onder de beperking ‘arbeid als zelfstandige’. Bij besluit van 15 december 2014 heeft verweerder die aanvraag afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
2. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat thans geen aanleiding bestaat om het paspoort van eiser aan hem terug te geven, nu hij niet te kennen heeft gegeven Nederland te willen verlaten. Het door eiser gemaakte bezwaar tegen het besluit van verweerder van 15 december 2014 betreft slechts een tijdelijk beletsel in het kader van de terugkeer.
3. Eiser voert als beroepsgrond aan dat verweerder zijn paspoort ten onrechte in bewaring houdt, nu hij rechtmatig verblijf in Nederland geniet omdat hij de beslissing op zijn bezwaarschrift gericht tegen het besluit van verweerder van 15 december 2014 in Nederland mag afwachten. Eiser beschikt daarnaast over een vaste woon- en verblijfplaats, voldoende middelen van bestaan en heeft geen criminele antecedenten. De bezwaarprocedure tegen het besluit van verweerder van 15 december 2014 is kansrijk. Eiser loopt tegen problemen aan doordat hij niet kan beschikken over een paspoort.
De beroepsgrond faalt.
3.1.
Op grond van artikel 52, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000), zijn onze Minister, de ambtenaren, belast met de grensbewaking, en de ambtenaren, belast met het toezicht op vreemdelingen, bevoegd om, ter vervulling van hun taken, reis- en identiteitspapieren van personen in te nemen, tijdelijk in bewaring te nemen alsmede om hierin aantekeningen te maken. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden hierover nadere regels gesteld.
Op grond van het tweede lid van dat artikel wordt het reis- of identiteitspapier aan de vreemdeling teruggegeven indien hij te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hij ook daadwerkelijk vertrekt. Ingeval van uitzetting kan het reis- en identiteitspapier worden overgedragen aan de persoon belast met de grensbewaking in het land waar de toelating is gewaarborgd.
Op grond van artikel 4.23, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000) nemen de ambtenaren belast met de grensbewaking of de ambtenaren belast met het toezicht op vreemdelingen, op grond van artikel 52, eerste lid, van de Wet het reis- of identiteitspapier van een persoon tijdelijk in bewaring voorzover zulks nodig is met het oog op de uitzetting of de overgave aan de buitenlandse grensautoriteiten als bedoeld in artikel 52, tweede lid, van de Wet.
3.2.
Het door eiser gemaakte bezwaar tegen het besluit van verweerder van 15 december 2014 heeft als gevolg dat de rechtsgevolgen van dat besluit, waaronder de uitzetting van eiser, tijdelijk worden opgeschort totdat op het bezwaar van eiser is beslist. Hieraan doet niet af dat eiser door bezwaar te maken rechtmatig verblijf heeft verkregen als bedoeld in artikel 8, aanhef en onder h, van de Vw 2000. Nu sprake is van een tijdelijke opschorting van de uitzetting wordt nog steeds voldaan aan het bepaalde in artikel 4.23, eerste lid, aanhef en onder d, van het Vb 2000. Anders dan eiser ter zitting heeft aangevoerd is de uitzetting voorts voldoende concreet, nu verwacht mag worden dat binnen afzienbare tijd op de bezwaren van eiser zal worden beslist. De rechtbank is voorts niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat het belang van eiser om zijn paspoort te kunnen gebruiken prevaleert boven het belang van verweerder bij de voorgenomen uitzetting. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken dat eiser tot op heden onoverkomelijke problemen heeft ondervonden doordat hij niet over zijn paspoort, maar slechts over een kopie en een formulier ontvangstbewijs voor het tijdelijk in bewaring nemen van reis- en/of identiteitspapieren beschikt. Verweerder heeft in dit verband ter zitting opgemerkt dat de DT&V bereid is te faciliteren in geval van problemen wegens het niet kunnen beschikken over zijn paspoort. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht de teruggave van eisers paspoort geweigerd.
4. Het beroep is ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Wegman, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Abdelgabar, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2015.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.