ECLI:NL:RBDHA:2015:14241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 november 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
15/12138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor gezinshereniging van Syrische asielzoekers

In deze zaak hebben eisers, bestaande uit een Syrische familie, beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, waarin hun aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd afgewezen. De aanvraag was ingediend met het doel gezinshereniging in het kader van nareis te realiseren. De rechtbank heeft op 26 november 2015 uitspraak gedaan in deze zaak, waarbij de eisers werden vertegenwoordigd door hun gemachtigde, mr. N. Brands, en de staatssecretaris door mr. M.A.M. Janssen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat referent, de hoofdpersoon van de aanvraag, op 2 juli 2014 Nederland is ingereisd en op dat moment meerderjarig was. De staatssecretaris had de aanvraag afgewezen op basis van het feit dat referent ten tijde van de aanvraag de meerderjarige leeftijd had bereikt, en dat hij niet voldeed aan de voorwaarden van het nareisbeleid. Eisers betoogden dat het peilmoment voor de beoordeling van de meerderjarigheid het moment van vertrek uit het land van herkomst moest zijn, en niet de datum van de aanvraag.

De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris ten onrechte het peilmoment had vastgesteld op de datum van de aanvraag en dat de leeftijd van referent op het moment van inreis in Nederland bepalend was. Desondanks werd het beroep ongegrond verklaard, omdat de eisers, zelfs met de juiste maatstaf, niet in aanmerking kwamen voor de gevraagde mvv. De rechtbank concludeerde dat de aanvraag terecht was afgewezen en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/12138
V-nummers: [V-nummers]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 26 november 2015 in de zaak tussen
[Naam1] , eiser 1, geboren op [geboortedatum 1]
[Naam2] , eiseres 1, geboren op [geboortedatum 2]
mede namens hun minderjarige kinderen,
[Naam3] , eiseres 2, geboren op [geboortedatum 3] ,
[Naam4] , eiseres 3, geboren op [geboortedatum 4]
[Naam5] , eiseres 4, geboren op [geboortedatum 5]
[Naam6] , eiser 2, geboren op [geboortedatum 6] alsmede
[Naam7] , eiser 3, hierna te noemen: referent, geboren [geboortedatum 7] ,
gezamenlijk te noemen eisers,
gemachtigde: mr. N. Brands,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde: mr. M.A.M. Janssen.

Procesverloop

Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 29 mei 2015 (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 17 november 2015. Eisers zijn verschenen bij hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eisers hebben allen de Syrische nationaliteit. Referent heeft gesteld dat eiser 1 en eiseres 1 zijn biologische ouders zijn en dat de overige eisers zijn broer en zussen zijn. Aan referent is met ingang van 3 juli 2014 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Referent is op 2 juli 2014 Nederland ingereisd.
2. Op 20 november 2014 is een aanvraag tot afgifte van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van de ouders, broer en zussen van referent met als doel ‘gezinshereniging in het kader van nareis’ ingediend. Op 5 februari 2015 heeft verweerder de aanvraag afgewezen. Daarbij heeft verweerder overwogen dat gebleken is dat referent ten tijde van het indienen van de aanvraag de meerderjarige leeftijd heeft bereikt. Referent voldoet niet aan de voorwaarden van het nareisbeleid.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt gehandhaafd en zijn de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
4. Eisers hebben in beroep betoogd dat verweerder van een onjuist peilmoment voor de bepaling van de meerderjarigheid van referent uitgaat. Bepalend is het moment waarop referent het land van herkomst heeft verlaten en niet de datum van de onderhavige aanvraag, aldus eisers. Zij verwijzen hierbij naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 2 juli 2014 (ref.nr. 201403190/1/V1). Daarnaast stellen eisers onder verwijzing naar het beleid zoals neergelegd in Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2014/33 dat, nu referent (de hoofdpersoon) meerderjarig is geworden na aankomst in Nederland, het peilmoment voor het bepalen van de feitelijke gezinsband als uitgangspunt te gelden heeft, te weten het vertrek van referent uit het land van herkomst. Op grond daarvan komen eisers in aanmerking voor een mvv nareis, aldus eisers.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat referent rechtstreeks belanghebbend is bij de toelating van zijn ouders, broer en zussen. Dientengevolge wordt referent naast de overige eisers toegelaten als eisende partij.
6. Ingevolge artikel 29, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), voor zover hier van belang, kan een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd worden verleend aan de hierna te noemen gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling behoorden tot diens gezin en gelijktijdig met die vreemdeling Nederland zijn ingereisd dan wel zijn nagereisd binnen drie maanden nadat aan die vreemdeling de verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd is verleend:
a. (…);
b. (…);
c. de ouders van de in het eerste lid bedoelde vreemdeling, indien die vreemdeling een alleenstaande minderjarige is in de zin van artikel 2, onder f, van Richtlijn 2003/86/EG van de Raad van 22 september 2003 inzake het recht op gezinshereniging (PbEU 2003, L 251).
7. Ter beoordeling staat de vraag naar welk moment de minderjarigheid van referent moet worden bepaald.
8. Overwogen wordt dat ingevolge artikel 29, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd kan worden verleend aan gezinsleden, indien deze op het tijdstip van binnenkomst van de referent in Nederland behoorden tot zijn gezin. Uit de tekst van deze bepaling vloeit dan ook voort dat de leeftijd van de referent dient te worden vastgesteld naar dat peilmoment. Voor de beoordeling in dit geval moet worden uitgegaan van de door eiser zelf opgegeven geboortedatum (2 juli 1996) en datum van inreis in Nederland (2 juli 2014). Eiser was ten tijde van zijn inreis dus meerderjarig. Verweerder heeft ten onrechte als uitgangspunt de leeftijd ten tijde van de datum van de aanvraag mvv-nareis genomen, te weten 20 november 2014. Verweerder heeft in het verweerschrift ter onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar artikel 3.24a van het Vreemdelingenbesluit. Deze bepaling heeft echter betrekking op aanvragen tot verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en is dit kader niet relevant. Deze onjuistheid leidt niet tot vernietiging van het bestreden besluit, omdat eisers bij hantering van de juiste maatstaf evenmin in aanmerking komen voor inwilliging van de aanvraag.
9. Het beroep van eisers op het beleid zoals neergelegd in WBV 2015/10 kan geen doel treffen omdat deze beleidswijziging met ingang van 29 juli 2015 (Staatscourant nr. 22872) van toepassing is verklaard en dateert van ná het bestreden besluit. Dit beleid kan daarom niet bij de beoordeling van dit beroep betrokken worden.
10. Het beroep van eisers op WBV 2014/33 kan evenmin doel treffen nu de daarin opgenomen beleidsregels niet betrekking hebben op de situatie van de minderjarige referent die zijn ouders wil laten nareizen als bedoeld in artikel 29, aanhef, tweede lid, aanhef en onder c, van de Vw.
11. De beroepsgrond van eisers inzake schending van de hoorplicht faalt eveneens. Ingevolge artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht kan van het horen van een belanghebbende worden afgezien indien het bezwaar kennelijk ongegrond is. Dat is het geval als op voorhand redelijkerwijs geen twijfel mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een andersluidend besluit. De aanvraag van eisers is afgewezen omdat niet is voldaan aan een wettelijke voorwaarde. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar terecht kennelijk ongegrond geacht. Verweerder heeft dus mogen afzien van het horen van eisers in bezwaar.
12. Verweerder heeft gelet op het vooroverwogene de aanvraag tot afgifte van een mvv van eisers terecht afgewezen. Het beroep is ongegrond.
13. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 november 2015.
De griffier is buiten staat deze uitspraak mede te ondertekenen
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.