ECLI:NL:RBDHA:2015:14240

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
10 december 2015
Zaaknummer
15/19703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.W. Ente
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Chinese vrouw op basis van onjuiste personalia en ongeloofwaardige bekering

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 3 december 2015 uitspraak gedaan in het beroep van een Chinese vrouw tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had op 27 oktober 2015 besloten om de aanvraag af te wijzen, omdat deze als kennelijk ongegrond werd beschouwd. De eiseres had op 2 november 2015 beroep ingesteld tegen dit besluit. Tijdens de zitting op 19 november 2015, waar de eiseres en haar echtgenoot aanwezig waren, werd de zaak behandeld. De rechtbank oordeelde dat de eiseres bij haar aanvraag valse personalia had opgegeven en zich had ontdaan van belangrijke identiteitsdocumenten, wat afbreuk deed aan de geloofwaardigheid van haar asielrelaas. De rechtbank concludeerde dat de bekering van eiseres tot de christelijke stroming Quannengshen niet geloofwaardig was, omdat zij geen overtuigende verklaringen had afgelegd over haar innerlijke motivatie voor deze bekering. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat de aanvraag ongegrond was en dat de problemen die eiseres zou ondervinden als gevolg van haar bekering niet aannemelijk waren gemaakt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/19703
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 3 december 2015 in de zaak tussen
[Naam eiseres] , eiseres,
gemachtigde mr. J.J.J. Jansen,
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

gemachtigde mr. F.S. Schoot.

Procesverloop

Bij besluit van 27 oktober 2015 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen.
Op 2 november heeft eiseres tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De zaak is ter zitting van 19 november 2015 gevoegd behandeld met de zaak van de echtgenoot van eiseres, geregistreerd onder nummer AWB 15/19464 (V-nummer [v-nummer]). Eiseres en haar echtgenoot zijn ter zitting verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig J. Wang, tolk Mandarijn. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft tijdens het gehoor aanmeldfase gesteld dat zij [Naam 1] heet, is geboren op [geboortedatum 1] en de Chinese nationaliteit heeft. In de correcties en aanvullingen op dit gehoor heeft zij echter verklaard dat zij in werkelijkheid [Naam 2] heet en is geboren op [geboortedatum 2] . Op 7 februari 2015 heeft zij een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend.
2. Verweerder heeft in het bestreden besluit vastgesteld dat het asielrelaas van eiseres bestaat uit de volgende relevante elementen:
- de verklaring van eiseres [Naam 3] te zijn, afkomstig uit Zhuai-stad, China en in het bezit van de Chinese nationaliteit;
- de verklaring dat zij is gehuwd met [Naam 5] , geboren op [geboortedatum 3]
- de verklaring sinds 1999 gedoopt te zijn en het protestantse geloof Yinxinchenyi aan te hangen;
- de verklaring dat zij zich in 2011 heeft bekeerd tot de christelijke stroming Quannengshen;
- de verklaring dat zij problemen heeft ondervonden als gevolg van haar evangeliseringsactiviteiten in het kader van Quannengshen;
- de verklaring dat zij China heeft verlaten vanwege de gestelde problemen als gevolg van haar evangeliseringsactiviteiten in het kader van Quannengshen.
3. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder c, d en h, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
Verweerder acht de Chinese nationaliteit en het huwelijk van eiseres geloofwaardig.
Aan de identiteit van eiseres twijfelt verweerder omdat eiseres na aankomst in Nederland haar paspoort, identiteitsbewijs, huwelijksakte en vliegticket heeft vernietigd en weggegooid. Dit levert een ernstig vermoeden op dat zij de juiste gegevens verzwijgt. Door aan het begin van haar aanvraag opzettelijk onjuiste personalia te verstrekken bestaat het ernstige vermoeden dat zij heeft geprobeerd in een gunstiger positie komen te verkeren dan waarin zij zonder deze onjuiste gegevens zou verkeren. Het doelbewust verschaffen van onjuiste informatie over haar personalia komt voor haar rekening en doet op voorhand afbreuk aan de oprechtheid van haar asielrelaas. Voorts heeft verweerder in dit verband overwogen dat onderzoek naar in- en uitreisstempels en visa in haar paspoort niet mogelijk is, nu zij zich van haar paspoort heeft ontdaan.
Verweerder acht de doop en bekering op achttienjarige leeftijd tot het geloof Yinxinchenyi geloofwaardig. Haar bekering tot de stroming Quannengshen acht verweerder echter niet geloofwaardig. De daaruit voortvloeiende gestelde problemen worden derhalve evenmin geloofwaardig geacht.
4. Op hetgeen eiseres heeft aangevoerd wordt hierna, voor zover van belang, ingegaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
5. Ingevolge artikel 83a van de Vw omvat de toetsing van de rechtbank een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.
6. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond in de zin van artikel 32, eerste lid van de Procedurerichtlijn, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht overwogen dat op voorhand afbreuk wordt gedaan aan de oprechtheid van de verklaringen van eiseres, nu zij bij haar aanvraag valse personalia heeft opgegeven en zich heeft ontdaan van haar identiteits- en reispapieren en overige documenten. Weliswaar stelt eiseres later wel haar juiste personalia te hebben opgegeven, maar verweerder heeft terecht het standpunt ingenomen dat dit onverlet laat dat zij een poging heeft gedaan het onderzoek te belemmeren door valse personalia op te geven en zich te ontdoen van de documenten die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van haar asielaanvraag. Wat eiseres ter zitting naar voren heeft gebracht, te weten dat zij in het begin van haar procedure bang was te worden teruggestuurd naar China en nog niet voldoende vertrouwen had in de Nederlandse autoriteiten, kan niet tot een ander oordeel leiden. Eiseres heeft de Nederlandse autoriteiten om bescherming gevraagd en dan mag van haar verwacht worden dat zij alle relevante feiten en omstandigheden aanvoert die van belang zijn voor de beoordeling van haar asielaanvraag. Nu tijdens het aanmeldgehoor en bij het ondertekenen van de asielaanvraag bovendien duidelijk is vermeld dat eiseres naar waarheid dient te verklaren, heeft verweerder de omstandigheid dat zij valse personalia heeft opgegeven terecht voor haar risico laten komen. Verweerder mocht zich derhalve op het standpunt stellen dat deze omstandigheid op voorhand afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van haar asielrelaas.
8. De rechtbank is voorts van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de bekering van eiseres tot de stroming Quannengshen niet geloofwaardig is. Daarbij acht de rechtbank van belang dat uit de verslagen van het nader gehoor en het aanvullend nader gehoor blijkt dat eiseres enkel algemene verklaringen heeft afgelegd over de verschillen tussen Yinxinchenyi en Quannengshen. Zij heeft niets verklaard over haar innerlijk bewustwordingsproces of haar persoonlijke beweegredenen om te bekeren tot de Quannengshen stroming. Eiseres heeft daartegen aangevoerd dat het aan verweerder was om hierover meer vragen te stellen als er onduidelijkheden waren en verwijst in dit verband naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, van 3 september 2015 (ECLI:NL:RBNHO:2015:7551). De rechtbank volgt eiseres niet in deze stelling en acht daarbij allereerst van belang dat op 13 mei 2015 een aanvullend nader gehoor is afgenomen, omdat eiseres van mening was dat de tolk die bij het nader gehoor aanwezig was haar verklaringen niet juist had vertaald bij gebreke aan kennis van de christelijke terminologie. Uit de rapporten van deze gehoren blijkt dat eiseres nagenoeg dezelfde verklaringen heeft afgelegd in beide gehoren. Voorts blijkt dat haar duidelijk gevraagd is waarom zij heeft besloten zich te bekeren tot de Quannengshen stroming. De rechtbank is van oordeel dat de vergelijking met genoemde uitspraak van deze rechtbank van 3 september 2015 niet opgaat, omdat in die zaak wel degelijk verklaringen over het innerlijk bewustwordingsproces zijn afgelegd door de vreemdeling maar verweerder deze verklaringen onvoldoende duidelijk vond. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder dan ook terecht overwogen dat eiseres met de in haar gehoren afgelegde verklaringen niet inzichtelijk heeft gemaakt dat zij een proces van bekering en ontwikkeling heeft doorgemaakt en welke motieven zij had voor haar bekering tot de Quannengshen stroming.
9. De rechtbank acht hierbij tevens van groot belang dat uit het algemeen ambtsbericht van maart 2009 blijkt dat de stroming Quannengshen ten tijde van de bekering van eiseres al door de Chinese overheid was aangemerkt als een ‘evil cult’ en dat de leden van een dergelijke groepering strafrechtelijk worden vervolgd. Verweerder heeft zich ter zitting terecht op het standpunt gesteld dat met name in het geval van bekering tot een in het land van herkomst verboden stroming, de vreemdeling aannemelijk moet kunnen maken dat hij/zij bewust de keuze heeft gemaakt om zich desalniettemin tot deze stroming te bekeren. Daar is in het geval van eiseres niet van gebleken. Ter zitting heeft eiseres naar voren gebracht dat zij alsnog haar proces van en de motieven voor haar bekering op schrift heeft gesteld. Nog daargelaten dat dit stuk in het Chinees is opgesteld, is de rechtbank van oordeel dat dit te laat is. Verweerder heeft immers al in het voornemen tot afwijzing van de asielvergunning van 5 augustus 2015 overwogen dat haar bekering ongeloofwaardig is bevonden en waarom.
10. Nu verweerder terecht niet aannemelijk heeft geacht dat eiseres is bekeerd tot de stroming Quannengshen, heeft verweerder zich tevens op het standpunt kunnen stellen dat de problemen die eiseres stelt te hebben ondervonden dan wel te zullen ondervinden ten gevolge van haar bekering tot deze stroming evenmin aannemelijk zijn. Daarbij heeft verweerder terecht van belang geacht dat eiseres in oktober/november 2014 een paspoort en een visum heeft aangevraagd en zonder problemen heeft verkregen waarmee zij legaal heeft kunnen uitreizen. De stelling van eiseres dat zij legaal heeft kunnen uitreizen omdat zij haar eigen naam gebruikte en niet de schuilnaam waaronder zij als actieve aanhangster van een verboden protestantse stroming bekend staat bij de Chinese autoriteiten, kan niet worden geverifieerd omdat eiseres haar paspoort en reisdocumenten heeft vernietigd. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij gezocht wordt door de Chinese autoriteiten.
11. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiseres terecht met toepassing van artikel 31, eerste lid, van de Vw als ongegrond afgewezen.
12. Omdat eiseres niet betwist dat zij bij haar aanvraag een valse identiteit heeft opgegeven, noch dat zij met opzet haar identiteits-, reis- en overige documenten heeft vernietigd, noch dat zij zich niet onmiddellijk na aankomst in Nederland heeft gemeld, heeft verweerder de aanvraag als kennelijk ongegrond kunnen afwijzen op grond van artikel 30b, eerste lid, onder c, d en h, van de Vw.
13. Het beroep is ongegrond.
14. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.W. Ente, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Dijk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen één week na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.