ECLI:NL:RBDHA:2015:14211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
C/09/493548 / FA RK 15-5946
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot gezagsuitoefening en zorgregeling in een complexe ouderschapskwestie met een minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 oktober 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot gezagsuitoefening en het vaststellen van een zorgregeling tussen de ouders van een minderjarige. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.M. Strengers, heeft verzocht om de communicatie tussen hem en de moeder te hervatten en om een deskundige te benoemen die kan helpen bij het verbeteren van de onderlinge communicatie. De moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr.drs. E.J. Kim-Meijer, heeft verweer gevoerd en zelfstandig verzocht om eenhoofdig gezag over de minderjarige. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de pleitnotities van beide partijen, alsook van de Raad voor de Kinderbescherming, die betrokken was bij de zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er een langdurige procedure heeft plaatsgevonden tussen de ouders, waarbij eerder al een verbod tot contact voor de vader was opgelegd. De rechtbank heeft overwogen dat, gezien de omstandigheden, de vader ontvankelijk is in zijn verzoek. De moeder heeft echter aangegeven dat de minderjarige zich verzet tegen contact met de vader en dat zij het herstel van contact niet in het belang van de minderjarige acht. De rechtbank heeft geconcludeerd dat, hoewel het in het belang van de minderjarige zou zijn om met behulp van een deskundige in gesprek te gaan, de moeder niet bereid is om hieraan mee te werken.

Daarom heeft de rechtbank besloten om een bijzondere curator te benoemen die de minderjarige zal vertegenwoordigen en de situatie zal onderzoeken. De bijzondere curator moet binnen zes weken verslag uitbrengen aan de rechtbank. De rechtbank heeft de beslissing over de zorgregeling en het gezag aangehouden in afwachting van de bevindingen van de bijzondere curator. De proceskosten zijn eveneens aangehouden tot een later moment.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 15-5946
Zaaknummer: C/09/493548
Datum beschikking: 21 oktober 2015

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 28 juli 2015 ingekomen verzoek van:

[de man]

de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.M. Strengers te Soest.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr.drs. E.J. Kim-Meijer te 's-Gravenhage.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het bericht d.d. 6 augustus 2015, met bijlage, van de zijde van de vader;
  • verweerschrift;
  • het faxbericht d.d. 18 september 2015, met bijlagen, van de zijde van de vader;
  • het faxbericht d.d. 22 september 2015 van de zijde van de moeder.
Op 23 september 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en mevrouw [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad). Van de zijde van de vader en van de zijde van de moeder zijn pleitnotities overgelegd.

Verzoek en verweer

De vader heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) thans verzocht:
primair:
1. een deskundigenbericht te bevelen en met het oog daarop [naam] , kantoorhoudende te Amsterdam aan de [adres] of een andere deskundige te benoemen als deskundige en te bepalen dat het onderzoek erop gericht dient te zijn:
­ de communicatie tussen de ouders te hervatten en het bestaande communicatiepatroon te doorbreken, zodanig dat ouders in staat zullen zijn met elkaar te communiceren op een wijze die de ontwikkeling van de minderjarige ten goede zal komen;
­ de vraag hoe een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voor de minderjarige eruit zal moeten zien, alsmede te bepalen dat de kosten van deze deskundige door partijen samen, ieder voor een gelijk deel, zullen worden gedragen;
2. een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige vast te stellen zoals de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren;
subsidiair
3. te bepalen dat de vader, indien en voor zover moeder niet zal meewerken aan het deskundigenbericht en/of indien het deskundigenbericht niet zal leiden tot verwezenlijking van het doel waarvoor dit is bevolen, vader met onmiddellijke ingang zal worden belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder heeft verweer gevoerd, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de moeder zelfstandig verzocht tot:
beëindiging van het gezamenlijk gezag, in die zin dat de moeder verzoekt haar met het eenhoofdig gezag over de minderjarige te belasten;
veroordeling van de vader in de kosten van de onderhavige procedure.
De rechtbank begrijpt dat de moeder haar verzoek ten aanzien van het gezag doet steunen op de stelling dat de omstandigheden zijn gewijzigd.

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest tot [datum] .
- Zij zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] .
- De minderjarige verblijft bij de moeder.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarige uit.
- Bij beschikking van deze rechtbank d.d. 19 augustus 2013 is aan de vader een verbod opgelegd tot contact met de minderjarige.

Beoordeling

Ontvankelijkheid
Ingevolge artikel 1:253a, lid 2, sub a van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW) kan de rechter op verzoek van de ouders of een van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag, welke kan omvatten een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken. Nu aan de vader bij beschikking van 19 augustus 2013 op grond van artikel 1:253a, lid 2, sub a, BW een (tijdelijk) verbod is opgelegd om contact met de minderjarige te hebben, maar reeds een jaar is verstreken na verloop van deze beschikking, kan de vader worden ontvangen in zijn verzoek.
Verloop gerechtelijke procedures
Uit het dossier volgt dat partijen de afgelopen jaren een langlopende procedure hebben gevoerd. Uit de overgelegde beschikking van deze rechtbank d.d. 19 augustus 2013 blijkt – verkort weergegeven – het volgende procesverloop.
Zowel bij vonnis in kort geding d.d. 29 oktober 2010 als bij beschikking van 9 december 2010 zijn partijen in de gelegenheid gesteld om met behulp van een deskundige tot een zorgregeling te komen.
Nu het partijen niet is gelukt om onder begeleiding van deskundigen tot een zorgregeling te komen, heeft de rechtbank bij beschikking van 12 april 2011 de Raad verzocht een onderzoek te verrichten en verzocht te rapporteren en te adviseren ten aanzien van de zorgregeling.
Op verzoek van de Raad is bij beschikking van 26 september 2011 een ondertoezichtstelling uitgesproken voor de duur van een jaar, omdat de Raad heeft geconstateerd dat de minderjarige zich in een ernstig loyaliteitsconflict bevond en omdat er sprake was van de omstandigheid van een strafrechtelijk onderzoek naar aanleiding van de aangifte van de moeder van seksueel misbruik van de minderjarige door de vader. Bij beschikking van 14 augustus 2012 is het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling afgewezen, welke beschikking door het Gerechtshof Den Haag bij beschikking van 13 maart 2013 is vernietigd en waarbij de ondertoezichtstelling is verlengd tot 26 september 2013.
De rechtbank heeft bij beschikking van 20 oktober 2011 conform het advies van de Raad de beslissing betreffende het verzoek tot bepaling van een zorgregeling aangehouden voor de duur van zes maanden teneinde nader te worden geadviseerd en geïnformeerd door de Raad en de gezinsvoogd over een eventuele regeling tussen de vader en de minderjarige.
Na een eerdere aanhouding op advies van de Raad in afwachting van de uitspraak van de strafzitting, is de Raad bij beschikking van 11 januari 2013 opnieuw verzocht een onderzoek te verrichten naar de mogelijkheden voor contact tussen de vader en de minderjarige. Bij brief van 3 april 2013 heeft de Raad opnieuw geadviseerd en geconcludeerd geen verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen.
Op 2 mei 2013 heeft de officier van justitie van het Arrondissementsparket Den Haag besloten de vader niet te zullen vervolgen wegens ontucht met de minderjarige.
Bij beschikking van 19 augustus 2013 heeft de rechtbank op grond van artikel 1:253a, tweede lid, onder a, BW een tijdelijk verbod aan de vader opgelegd om contact met de minderjarige te hebben. De rechtbank overweegt in die beschikking dat het in het belang van de minderjarige noodzakelijk is dat er rust komt. Daarbij heeft de rechtbank de verwachting uitgesproken dat moeder hulp zou aanwenden teneinde te worden ondersteund in het berusten dat voormelde strafrechtelijke vaststelling zal uitblijven en te werken aan het hervinden van enige vorm van vertrouwen in de vader zodat zij toekomstig contact tussen de vader en de minderjarige positief zal kunnen ondersteunen, dit alles in het belang van de minderjarige. Het verzoek van de vader tot een deskundigenonderzoek en het verzoek van de moeder tot eenhoofdig gezag zijn afgewezen.
Zorgregeling
Tussen partijen staat vast dat tussen de vader en de minderjarige al een geruim aantal jaren geen contact heeft plaatsgevonden. De vader verzoekt de rechtbank een deskundige te benoemen teneinde de communicatie tussen partijen te verbeteren met als doel het contact tussen de vader en de minderjarige te hervatten. De vader stelt dat hij de minderjarige (en de moeder), conform de beschikking van de rechtbank van 19 augustus 2013, anderhalf jaar rust heeft gegund. Vader vreest ervoor dat herstel van het contact niet tot stand zal kunnen komen wanneer niet in de bestaande situatie wordt ingegrepen. Hij wijst er daarbij op dat de moeder blijft vasthouden aan de overtuiging dat de vader de minderjarige heeft misbruikt.
De moeder heeft verweer gevoerd en gesteld dat de minderjarige nog steeds het meest gebaat is bij rust. Zij stelt dat de minderjarige zich hevig verzet tegen elke vorm van contact met de vader en zij acht het herstel van contact niet in het belang van de minderjarige.
De rechtbank zal allereerst de gezinssituaties van partijen schetsen. Zowel de vader als de moeder hebben een nieuwe partner. De moeder heeft naast de minderjarige nog een dochter uit een eerdere relatie en heeft tezamen met haar huidige partner nog een kind gekregen. De vader leeft met zijn partner en haar drie kinderen samen. Verder wonen partijen in dezelfde gemeente op korte afstand van elkaar.
Ten aanzien van het voornoemde advies aan de moeder om hulp aan te wenden heeft de moeder ter terechtzitting gesteld dat zij hulpverlening heeft gehad, dat haar een intensief vervolgtraject is aangeraden, maar dat zij daarmee nog niet is gestart. Haar is geadviseerd dit pas te doen als er (weer) rust is na de onderhavige procedure.
De rechtbank stelt vast dat partijen reeds in 2010 naar A. Hendriks, ontwikkelingspsycholoog, zijn verwezen, die zich als deskundige met de zaak heeft beziggehouden. Ter terechtzitting is het de rechtbank gebleken dat de hulpverlening evenwel nooit is gestart en dat partijen erover van mening verschillen waarom deze hulpverlening nooit van de grond is gekomen.
De rechtbank ziet thans geen mogelijkheid om het door de vader verzochte deskundige onderzoek te bevelen. De vrouw heeft ter terechtzitting aangegeven dat naar haar opvatting er geen probleem is tussen partijen op het niveau van ouders. Volgens haar wordt er tussen de ouders informatie uitgewisseld. Zij stelt dat de minderjarige zich verzet tegen contact met zijn vader en dat zij hem daarin als de verzorgende ouder moet ondersteunen/beschermen. De vrouw wil dan ook niet meewerken aan een onderzoek door een deskundig gericht op de verbetering van de onderlinge communicatie van de ouders. De vrouw stelt dat zij daar ook niet de financiële middelen voor heeft.
De rechtbank is van oordeel dat het wel in het belang van de minderjarige zou zijn als partijen, met de hulp van een deskundige, in gesprek zouden gaan. De rechtbank verwerpt dan ook het standpunt van de moeder dat er geen probleem bestaat in hun onderlinge relatie. De eenzijdige informatie verstrekking van de moeder aan de vader is niet voldoende om te concluderen dat er geen probleem is tussen partijen. Echter gezien het feit dat de moeder niet wil meewerken aan een dergelijk deskundigenbericht maakt dat de rechtbank dit thans niet zal bevelen.
De rechtbank ziet wel aanleiding een bijzondere curator te benoemen. Ingevolge artikel 1:250 BW kan de rechtbank een bijzondere curator benoemen om een minderjarige, zowel in als buiten rechte, te vertegenwoordigen. De rechtbank kan dit doen – voor zover hier van belang – wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van een minderjarige de belangen van (één van) de met het gezag belaste ouder(s) in strijd zijn met die van de minderjarige en de rechter de benoeming van een bijzondere curator in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht. Benoeming van een bijzondere curator kan plaatsvinden op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve.
De rechtbank overweegt dat haar uit het dossier en ter terechtzitting gebleken is dat er sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 BW. De zienswijzen van partijen staan lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om de vraag of herstel van het contact tussen de vader en de minderjarige in het belang van de minderjarige is. Ook is onvoldoende duidelijk wat de stem van de minderjarige in deze is. Daarnaast dient in het belang van de minderjarige te worden bezien of hulpverlening aan de minderjarige (en partijen) noodzakelijk is en in welke vorm dergelijke hulpverlening dient te worden aangeboden. Gelet hierop, en op de verstoorde verstandhouding tussen de ouders, acht de rechtbank het in het belang van de minderjarige dat hij door een vertrouwenspersoon in deze procedure wordt vertegenwoordigd.
Van de bijzondere curator wordt in dit verband verwacht dat wordt onderzoekt in hoeverre de minderjarige zich verzet tegen contact met de vader en of er mogelijkheden zijn tot herstel van het contact tussen de vader en de minderjarige en welke hulpverlening er voor zowel de minderjarige als voor partijen, mogelijk en wenselijk wordt geacht.
Het staat de bijzondere curator vrij om, als dit aan de orde is, ook met partijen te praten.
Van zijn bevindingen dient de bijzondere curator binnen zes weken na heden schriftelijk verslag te doen aan de rechtbank en aan partijen, indien nog nodig ook inhoudende een standpunt over het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling.
Zo nodig zal de rechtbank na ontvangst van het schriftelijk verslag van de bijzondere curator een behandeling ter terechtzitting plannen waarvoor partijen en de bijzondere curator zullen worden opgeroepen.
Indien de rechtbank van oordeel is dat de bijzondere curator zijn taak heeft volbracht, zal de rechtbank hem bij nadere beschikking van zijn taak ontslaan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzoek om vaststelling van een zorgregeling aanhouden in afwachting van de bevindingen van de bijzondere curator.
Gezag
Nu het verzoek tot vaststellen van een zorgregeling zal worden aangehouden, zal de rechtbank ook de beslissing ten aanzien van het gezag aanhouden tot na te melden pro formadatum.
De rechtbank overweegt dat de vader ter terechtzitting heeft verklaard zijn toestemming te zullen verlenen indien hulpverlening voor de minderjarige nodig is. De betreffende hulpverlener dient zich niet in de bekendensfeer van de vrouw te bevinden omdat de vader anders geen vertrouwen in de hulpverlening kan hebben. De rechtbank gaat er vanuit dat de vader zich aan deze toezegging zal houden.
Proceskosten
Nu nog geen eindbeslissing zal worden gegeven ten aanzien van het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling en wijziging van het gezag, zal de beslissing aangaande de proceskosten eveneens worden aangehouden.

Beslissing

De rechtbank:
benoemt tot bijzondere curator over de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] :
- mevrouw drs. J [naam] , [adres] , 's-Gravenhage;
bepaalt dat de bijzondere curator binnen zes weken na heden schriftelijk verslag dient te doen aan de rechtbank en aan partijen, indien nog nodig ook inhoudende een standpunt over het verzoek tot vaststelling van een zorgregeling;
bepaalt dat partijen:
[de man] , [gsm] (vader),
[de vrouw] , [gsm] (moeder),
binnen twee weken na ontvangst van het verslag van de bijzondere curator, desgewenst, hierop schriftelijk kunnen reageren; deze reactie dient aan de rechtbank, aan de bijzondere curator en aan de wederpartij te worden toegezonden;
houdt de behandeling van het verzoek in afwachting van het voorgaande pro forma aan tot
15 december 2015;
houdt iedere verdere beslissing over het verzoek tot
de vaststelling van een zorg- en opvoedingsregeling, wijziging van het gezag en de proceskostenaan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.M. Vink, M.P. Verloop en A.D. van Riel, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Mos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 oktober 2015.