ECLI:NL:RBDHA:2015:14210

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
6 oktober 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
C/09/480204 / FA RK 14-10244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding en gezag met nevenvoorzieningen in een complexe procedure

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 6 oktober 2015, wordt een verzoek tot echtscheiding behandeld, ingediend door de man, bijgestaan door zijn advocaat mr. M. Perfors. De vrouw, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. I.E. van der Bijl, heeft verweer gevoerd tegen de verzoeken van de man. De rechtbank heeft kennisgenomen van de ingediende stukken en de verzoeken van beide partijen, die onder andere betrekking hebben op de echtscheiding, de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen, en de verdeling van zorg- en opvoedingstaken.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen gehuwd zijn onder huwelijkse voorwaarden en gezamenlijk gezag uitoefenen over hun drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft eerder voorlopige voorzieningen getroffen, waarbij de man het gebruik van de echtelijke woning is toegewezen en een zorgregeling is vastgesteld. De vrouw heeft verzocht om vervangende toestemming voor verhuizing met de kinderen, wat door de man wordt betwist. De rechtbank heeft partijen verwezen naar een mediator om hun communicatie te verbeteren en heeft de beslissing over de verzoeken tot verhuizing en schoolinschrijving aangehouden tot 1 maart 2016.

Daarnaast is er een verzoek tot kinderalimentatie en de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden aan de orde. De rechtbank heeft bepaald dat de man de woning kan overnemen indien hij binnen zes maanden kan aantonen dat hij de overname kan financieren. De rechtbank heeft ook de verdeling van de inboedel en andere gezamenlijke eigendommen besproken, waarbij partijen overeenstemming hebben bereikt over verschillende zaken. De beslissing over de proceskosten is aangehouden tot een later moment.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 14-10244 (echtscheiding) en FA RK 15-4459 (verdeling)
FA RK 15-4966 (vervangende toestemming verhuizing)
Zaaknummer: C/09/480204 (echtscheiding) en C/09/490340 (verdeling)
C/09/491404 (vervangende toestemming verhuizing)
Datum beschikking: 6 oktober 2015

Scheiding en gezag

Beschikkingop de op 29 december 2014 ingekomen verzoeken (met zaaknummers C/09/480204 en C/09/490340) van:

[de man]

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Perfors te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw]

de vrouw,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. I.E. van der Bijl te Haarlem.
en
Beschikkingop het op 24 juni 2015 ingekomen verzoek (met zaaknummer C/09/491404) van:

[de vrouw]

de vrouw,
wonende te [woonplaats]
advocaat: mr. I.E. van der Bijl te Haarlem.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. M. Perfors te Leiden.

Procedure

De rechtbank heeft in de zaak met zaaknummers C/09/480204 en C/09/490340 kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • de brief d.d. 5 januari 2015 van de zijde van de man, met als bijlage het exploot
van betekening van het verzoekschrift;
- het verweerschrift tevens verzoekschrift;
- het verweer tegen het zelfstandig verzoek, tevens zijnde een aanvullend verzoekschrift;
- het formulier verdelen en verrekenen van de zijde van de vrouw;
- de brief d.d. 27 augustus 2015, met bijlagen, van de zijde van de man;
- de brief d.d. 27 augustus 2015 van de zijde van de man, zijnde een aanvullend verzoekschrift;
- het bericht d.d. 27 augustus 2015, met bijlagen, van de zijde van de vrouw;
- het bericht d.d. 28 augustus 2015, met bijlage, van de zijde van de vrouw.
De rechtbank heeft in de zaak met zaaknummer C/09/491404 kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift tevens verzoekschrift;
  • het bericht d.d. 27 augustus 2015, met bijlagen, van de zijde van de vrouw.
Op 8 september 2015 heeft ter terechtzitting van deze rechtbank een
gecombineerde behandelingplaatsgevonden van bovengemelde zaken. Ter terechtzitting zijn verschenen: partijen met hun advocaten.

Verzoek en verweer in de zaak met zaaknummers C/09/480204 en C/09/490340

Het verzoek van de man zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de man;
vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen, conform het voorstel van de man;
voortgezet gebruik van de echtelijke woning met inboedel;
vaststelling van een door de vrouw te betalen kinderalimentatie van € 159,-- per maand per kind, bij vooruitbetaling te voldoen;
afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de gezamenlijke eigendommen, conform het voorstel van de man;
bepaling dat ter zake van verrekening de vrouw aan de man een bedrag van € 11.549,80 verschuldigd is, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de datum beschikking;
bepaling dat de vrouw uiterlijk twee weken na betekening van de echtscheidingsbeschikking een bedrag van € 3.600,-- aan de man dient te betalen;
bepaling ten aanzien van de echtelijke woning:
primair:
­ veroordeling van de vrouw om binnen één maand na betekening van de echtscheidingsbeschikking medewerking te verlenen aan de juridische levering aan de man van de woning gelegen aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] , kadistraal bekend gemeente [woonplaats] , [nummer 1] , groot 0 hectare, 1 are en 30 centiare, waarbij wordt uitgegaan van een waarde van
€ 236.000,-- dan wel een waarde door de rechtbank in goede justitie te bepalen;
­ bevel aan de vrouw om daartoe met medeneming van een geldig legitimatiebewijs te verschijnen bij een door de man nog nader te noemen notaris op een door deze notaris vast te stellen datum en tijdstip, de voor de levering op te maken notariële akte te ondertekenen volgens de door de notaris juist geachte tekst en verder al hetgeen te doen en uit te voeren wat door de notaris voor de levering noodzakelijk wordt geacht;
­ bepaling dat deze uitspraak in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte, strekkende tot het notarieel transport van genoemde woning, indien de vrouw op het door de notaris vastgestelde tijdstip niet verschijnt, of al zijnde verschenen weigert aan de levering dan wel aan hetgeen de notaris voor de levering noodzakelijk acht haar medewerking te verlenen;
subsidiair en uitsluitend indien en voor zover de man binnen een maand na betekening van de echtscheidingsbeschikking schriftelijk heeft afgezien van toedeling en levering van de voornoemde woning aan hem:
­ veroordeling van de vrouw om medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning;
­ veroordeling van de vrouw om medewerking te verlenen aan het opstellen en ondertekenen van de verkoopovereenkomst en de juridische levering van de woning;
­ bevel aan de vrouw om daartoe met medeneming van een geldig legitimatiebewijs te verschijnen bij een door de man nog nader te noemen notaris op een door deze notaris vast te stellen datum en tijdstip, de voor de levering op te maken notariële akte te ondertekenen volgens de door de notaris juist geachte tekst en verder al hetgeen te doen en uit te voeren wat door de notaris voor de levering noodzakelijk wordt geacht;
­ bepaling dat deze uitspraak in de plaats treedt van een in wettige vorm opgemaakte akte, strekkende tot ondertekening door de vrouw van de verkoopovereenkomst alsmede tot het notarieel transport van genoemde woning, indien de vrouw weigert de verkoopovereenkomst te ondertekenen en/of op het door de notaris vastgestelde tijdstip niet verschijnt, ofwel zijnde verschenen weigert aan de levering dan wel aan hetgeen de notaris voor de levering noodzakelijk acht haar medewerking te verlenen;
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert verweer tegen het verzochte, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de vrouw zelfstandig verzocht om de echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarige kinderen van partijen bij de vrouw;
vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen, conform het voorstel van de vrouw;
voortgezet gebruik van de echtelijke woning ten behoeve van de man, tegen een redelijke vergoeding, onder de voorwaarde dat hij de volledige lasten van de woning voor zijn rekening neemt en hij een gebruiksvergoeding van € 129,-- per maand aan de vrouw voldoet;
vaststelling van een door de man te betalen kinderalimentatie van € 538,-- per maand, maandelijks bij vooruitbetaling te voldoen;
afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen, conform het voorstel van de vrouw,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert – behoudens ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding – verweer tegen het verzochte, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Verzoek en verweer in de zaak met zaaknummer C/09/491404

De vrouw heeft in het kader van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek (BW) verzocht:
de vrouw toestemming te verlenen om met de minderjarigen naar [stad] te verhuizen, op zodanige wijze dat de te wijzen beschikking de toestemming van de man vervangt;
de (voorlopige) hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de vrouw vast te stellen;
de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken over de minderjarige kinderen van partijen vast te stellen, conform het voorstel van de vrouw;
de vrouw toestemming te verlenen om de minderjarigen in te schrijven op de Daltonschool te [stad] , op zodanige wijze dat de te wijzen beschikking de toestemming van de man vervangt,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert verweer tegen het verzochte, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Tevens heeft de man zelfstandig verzocht om:
vaststelling van de hoofdverblijfplaats van de minderjarigen bij de man;
voor het geval de vrouw niet bereid is in [woonplaats] of binnen vijf kilometer, gemeten van de voormalige echtelijke woning in [woonplaats] , te wonen een zorgregeling te bepalen conform het voorstel van de man,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, kosten rechtens.

Feiten

- Partijen zijn met elkaar gehuwd op [huwelijksdatum] te Leiden.
- Zij zijn de ouders van de volgende thans nog minderjarige kinderen:
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over de minderjarigen uit.
- Partijen zijn gehuwd onder huwelijkse voorwaarden, kort gezegd inhoudende uitsluiting van elke gemeenschap van goederen.
- Deze rechtbank heeft op 5 maart 2015 voorlopige voorzieningen getroffen, voor zover thans van belang inhoudende:
­ dat de man bij uitsluiting gerechtigd zal zijn tot het gebruik van de echtelijke woning;
­ dat de minderjarigen voorlopige de ene week bij de vrouw zijn en de andere week bij de man, waarbij de wisseldag op woensdag is en de vakanties en feestdagen bij helfte worden verdeeld.

Beoordeling

Echtscheiding
Hoewel de inhoud van het door partijen op 19 november 2013 ondertekende ouderschapsplan en de op 2 juli 2014 ondertekende aanvulling op het ouderschapsplan thans gedeeltelijk tussen partijen in geschil is, is de rechtbank van oordeel dat partijen hebben voldaan aan het vereiste als bedoeld in artikel 815 tweede lid van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Nu ook aan de overige wettelijke formaliteiten is voldaan, zal de rechtbank partijen derhalve ontvangen in het over en weer gedane verzoek tot echtscheiding.
De gestelde duurzame ontwrichting van het huwelijk is niet bestreden en staat dus in rechte vast, zodat de daarop steunende, over en weer gedane verzoeken tot echtscheiding, als op de wet gegrond voor toewijzing vatbaar zijn.
Voortgezet gebruik en gebruiksvergoeding
Tussen partijen is niet in geschil dat het voortgezet gebruik van de echtelijke woning aan de man toekomt, zodat de rechtbank aldus zal beslissen.
De vrouw heeft hierbij evenwel verzocht te bepalen dat de man een gebruiksvergoeding is verschuldigd ter hoogte van 4% van de overwaarde van de woning.
Op grond van artikel 1:165 BW is een gebruiksvergoeding verschuldigd, wanneer een van de echtgenoten ten tijde van de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking de woning bewoont, die aan de andere echtgenoot uitsluitend of mede toebehoort. De door de rechtbank te bepalen vergoeding is allereerst te beschouwen als een compensatie voor het genot en gebruik van de echtelijke woning, dat de vrouw als rechthebbende mist. De hoogte is echter afhankelijk van de waardering van de omstandigheden, waarbij de redelijkheid ook in acht wordt genomen.
De rechtbank ziet in het onderhavige geval geen aanleiding tot vaststelling van een gebruiksvergoeding als door de vrouw is verzocht en zal het verzoek derhalve afwijzen.
Hierbij overweegt de rechtbank dat tussen partijen vaststaat dat de man de gehele woonlasten voor zijn rekening neemt, terwijl de vrouw als mede-eigenaar gehouden is tot betaling van de helft van die lasten. Daarmee is het door de vrouw gemiste genot en gebruik van de woning reeds voldoende gecompenseerd.
Vervangende toestemming tot verhuizing, hoofdverblijfplaats, zorgregeling en vervangende toestemming inschrijving school
Tussen partijen staat vast dat er thans sprake is van co-ouderschap, waarbij de minderjarigen de ene week bij de man verblijven en de andere week bij de vrouw.
De vrouw verzoekt haar vervangende toestemming te verlenen tot verhuizing met de minderjarigen, als gevolg waarvan onder meer de thans uitgevoerde zorgregeling aanpassing behoeft. De man verweert zich tegen dit verzoek.
De rechtbank heeft ter terechtzitting een vergelijk tussen partijen beproefd, hetgeen heeft geresulteerd in het volgende.
Partijen hebben ter zitting besloten om gezamenlijk en met de drie minderjarige kinderen van partijen systeemtherapie te gaan volgen bij het [naam] te Haarlem. De rechtbank gaat ervan uit dat partijen hun over en weer gedane toezegging hieromtrent gestand zullen doen.
Partijen hebben voorts ter terechtzitting afgesproken dat zij – in het geval zij niet binnen vier weken na de datum van de zitting d.d. 8 september 2015 terecht kunnen bij het Lorentzshuis – in afwachting van de aanvang van het traject bij het [naam] met tussenkomst van een mediator zullen trachten hun onderlinge communicatie te verbeteren. Partijen hebben ter terechtzitting afgesproken dat ook hun verschil van mening ten aanzien van de inschrijving van de minderjarigen in de basisregistratie personen tijdens de mediation aan de orde kan worden gesteld. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank partijen, in afwachting van de aanvang van het traject bij het [naam] , verwijzen naar een in onderling overleg aan te wijzen mediator.
Gelet op het bovenstaande zal de rechtbank de beslissing op de verzoeken tot vervangende toestemming tot verhuizing, vervangende toestemming tot schoolinschrijving, de hoofdverblijfplaats en de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken aanhouden tot 1 maart 2016 en partijen in de gelegenheid stellen om twee weken voor die datum de rechtbank en de wederpartij te informeren over de gewenste voortgang van de procedure.
Kinderalimentatie
Nu partijen zich zullen wenden tot het [naam] dan wel in afwachting van het traject bij het [naam] tot een voor hen bekende mediator, hebben zij ter terechtzitting afgesproken dat over en weer geen voorlopige kinderalimentatie verschuldigd is. De rechtbank zal daarom op dit punt thans geen beslissing nemen en de over en weer gedane verzoeken tot kinderalimentatie aanhouden tot na te melden pro formadatum.
Afwikkeling huwelijkse voorwaarden en verdeling eenvoudige gemeenschap
Tussen partijen staat vast dat zij zijn gehuwd buiten elke gemeenschap van goederen en dat er geen plicht tot verrekening in de huwelijkse voorwaarden is opgenomen. De rechtbank zal derhalve niet overgaan tot het verrekenen van enig vermogen of overgespaard inkomen.
Tevens staat vast dat sprake is van een aantal eenvoudige gemeenschappen die verdeeld dienen te worden.
Daarnaast dienen de over en weer gedane verzoeken tot vergoeding en tot betaling van de huishoudkosten beoordeeld te worden.
Peildatum
Nu partijen niet in onderling overleg een andere datum afgesproken, geldt als peildatum voor de omvang van de eenvoudige gemeenschappen de datum van indiening van het echtscheidingsverzoek, te weten 29 december 2014. Voor de bepaling van de waarde geldt als wettelijke peildatum de datum van de feitelijke verdeling, tenzij partijen in onderling overleg daarvan afwijken.
Verdeling
Partijen hebben de volgende vermogensbestanddelen opgevoerd die in de verdeling dienen te worden betrokken:
de (voormalig) echtelijke woning te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] ;
de hypothecaire geldleningen bij de Rabobank met nummer [nummer 2]
de levensverzekering bij Interpolis met nummer [nummer 2] ;
de kapitaalpolis met nummer [nummer 2] ;
de saldi van de bankrekeningen:
Rabobank met nummer [nummer 2] , ten name van beiden;
twee rekeningen ten behoeve van de minderjarige Benthe bij de ABN AMRO Bank met nummers [nummer 2] en [nummer 2]
twee rekeningen ten behoeve van de minderjarige Madelief bij de ABN AMRO Bank met nummers [nummer 2] en [nummer 2]
twee rekeningen ten behoeve van de minderjarige Lila bij de ABN AMRO Bank met nummers [nummer 2] en [nummer 2] ;
6. de inboedel;
7. de bakfiets.
Ad 1 t/m 4.
Partijen zijn het erover eens dat de man, indien hij binnen zes maanden (na de datum van inschrijving van deze beschikking in de registers van de burgerlijke stand) kan aantonen dat hij de overname van de woning kan financieren, de man de echtelijke woning zal overnemen. De rechtbank zal bepalen dat de man zich in dat geval dient in te spannen om te bewerkstelligen dat de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening.
Partijen zijn het niet eens over de hierbij te hanteren waarde van de woning bij toedeling van de woning aan de man. De rechtbank zal op grond van de overgelegde stukken de waarde van de woning in het kader van de beoogde toedeling ervan aan de man, bepalen op € 253.000,--. De rechtbank volgt daarbij de recent (juni 2015) in opdracht van de vrouw uitgevoerde taxatie, nu de man de daarin opgenomen waarde naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Dit had op zijn weg gelegen, nu het een zeer recente taxatie betrof op basis van een recente bezichtiging van de woning, waarbij de man ook zelf aanwezig was, terwijl de waardes die de man heeft genoemd, zijn gebaseerd op oudere waardebepalingen (2013) en WOZ-waardes. De rechtbank zal derhalve bepalen dat de man de woning, binnen de hiervoor genoemde termijn en onder de hiervoor genoemde voorwaarde, kan overnemen tegen een waarde van € 253.000,--.
Indien de man niet in staat blijkt de woning over te nemen, dan indien hij niet binnen de gestelde termijn heeft aangetoond dat hij daartoe in staat is, zal de echtelijke woning aan een derde dienen te worden verkocht en geleverd en zal de aan de woning verbonden hypothecaire geldlening worden afgelost met de verkoopopbrengst van de woning en de levensverzekering. Partijen zullen bij verkoop gezamenlijk een opdracht aan een makelaar geven en de kosten van de verkoop zullen door partijen gezamenlijk worden gedragen. De over- dan wel onderwaarde dient in dat geval door ieder van partijen bij helfte te worden gedeeld of gedragen.
Tussen partijen staat vast dat de kapitaalpolis als bedoeld onder 4 niet voor verdeling in aanmerking komt, nu deze meer bestaat. De rechtbank zal daaromtrent dan ook geen beslissing nemen.
Ad. 5.
De rechtbank volgt de vrouw in haar standpunt dat het saldo van de en/of-rekening als genoemd onder 5 a bij helfte dient te worden verdeeld. Zij neemt daarbij in aanmerking dat de man onvoldoende heeft onderbouwd dat alleen zijn inkomen op deze rekening binnenkwam en het saldo op die rekening om die reden alleen hem dient te worden toegedeeld.
Partijen zijn ter terechtzitting overeengekomen dat de vrouw de rekeningen van de minderjarigen als genoemd onder punt b tot en met d zal beheren, waarbij het noch de man noch de vrouw is toegestaan daarvan privéopnames te doen. Ook hebben partijen ter terechtzitting afgesproken dat de man periodiek inzage krijgt in het verloop van de rekeningen. Gelet op hetgeen is overeengekomen, gaat de rechtbank ervan uit dat zij op dit punt geen beslissing meer behoeft te geven.
Ad 6.
Partijen zijn ter terechtzitting overeengekomen dat zij in onderling overleg een afspraak maken om tezamen, mogelijk met tussenkomst van hun beider advocaten, een rondje door de (voormalig) echtelijke woning te maken, waarbij de vrouw aan kan geven welke goederen – behoudens de wasmachine en de droger – zij nog uit de woning wil hebben. De man zal de door de vrouw gewenste spullen vervolgens aan haar overhandigen. De overige inboedelgoederen zullen aan de man toekomen. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank ervan uit dat de verdeling van de inboedel hiermee tot stand zal zijn gebracht en dat zij op dit punt geen beslissing meer behoeft te geven.
Ad 7.
Partijen zijn het erover eens dat de vrouw de bakfiets zal verkopen en dat zij de helft van de opbrengst aan de man zal voldoen. De rechtbank gaat er hierbij vanuit dat, nu tussen partijen vaststaat dat de bakfiets bij de man is, de man deze fiets ten behoeve van de verkoop zo spoedig mogelijk overhandigt aan de vrouw.
Kosten van de huishouding en vergoedingsrecht
Zoals ter terechtzitting is gebleken, staat thans tussen partijen vast de man een bedrag van € 51.250,-- heeft geïnvesteerd in de (voormalig) echtelijke woning. Partijen zijn overeengekomen dat de vrouw in het kader van de vergoedingsvorderingen en het verzoek met betrekking tot de kosten van de huishouding de helft van dit te bedrag, te weten € 25.625,--, aan de man verschuldigd is.
Partijen zijn ter terechtzitting voorts overeengekomen dat dit bedrag na verkoop van de woning, dan wel na overname van de woning door de man, voor zover mogelijk wordt afgetrokken van het aan de vrouw toekomende deel van de overwaarde van de woning.
Gelet op deze overeenstemming en nu partijen ter terechtzitting hebben verklaard af te zien van overige verrekenvorderingen, zal de rechtbank dienovereenkomstig beslissen.
Proceskosten
Nu nog geen eindbeslissing zal worden gegeven ten aanzien van onder meer het verzoek tot verhuizing en het vaststellen van een omgangsregeling, zal de beslissing aangaande de proceskosten eveneens worden aangehouden.

Beslissing

De rechtbank:
spreekt uit de echtscheiding tussen: [de man] , en [de vrouw] , gehuwd op [huwelijksdatum] te [stad] ;
*
bepaalt dat de partijen dienen deel te nemen aan het door het [naam] geadviseerde hulpverleningstraject waarbij ook aan de minderjarigen:
­ [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
­ [minderjarige 2] geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
­ [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
passende hulpverlening wordt geboden;
verwijst partijen – in het geval zij niet binnen vier weken na 8 september 2015 terecht kunnen bij het Lorentzshuis – in afwachting van de aanvang van het traject bij het [naam] naar een in onderling overleg aan te wijzen mediator om te trachten hun onderlinge communicatie te verbeteren;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
1 maart 2016 pro forma, in afwachting van de voortgang bij het [naam] en de resultaten van de mediation;
uiterlijk veertien dagen vóór voornoemde pro formadatum dienen partijen zich schriftelijk uit te laten over het resultaat van de mediation en de gewenste voortgang van deze procedure;
*
bepaalt dat de man jegens de vrouw bevoegd is de bewoning van de woning te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] , voort te zetten gedurende zes maanden na de inschrijving van deze beschikking, mits deze woning op het ogenblik van die inschrijving door de man wordt bewoond en aan de vrouw uitsluitend of mede toebehoort of ten gebruike toekomt, en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het verzoek van de vrouw tot een gebruiksvergoeding;
*
stelt de verdeling van de goederen die partijen in gezamenlijke eigendom hebben als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand (voor zover het schulden betreft wordt bepaald op welke wijze partijen deze in hun onderlinge verhouding behoren te dragen):
1. bepaalt dat de woning te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] , zal worden verkocht en geleverd aan een derde, waarbij de over- dan wel onderwaarde (zijnde de verkoopopbrengst en de levensverzekering te verminderen met de aflossing van de hypothecaire geldlening en eventuele met de verkoop samenhangende kosten) door partijen bij helfte wordt gedeeld of gedragen,
met dien verstande dat, in plaats van een verkoop aan derden, de man, indien hij binnen zes maanden na heden met een offerte van een hypotheekverlener kan aantonen dat hij de overname van de woning kan financieren, de echtelijke woning zal overnemen tegen een waarde van € 253.000,--, waarbij de man de vrouw dient te doen ontslaan uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ten aanzien van de hypothecaire geldlening;
2. bepaalt dat de vrouw in het kader van de vergoedingsvorderingen over en weer en het verzoek met betrekking tot de kosten van de huishouding een bedrag van
€ 25.625,-- verschuldigd is aan de man,
waarbij dit bedrag na verkoop van de woning, dan wel na overname van de woning door de man, voor zover mogelijk wordt verrekend met het aan de vrouw toekomende deel van de overwaarde van de woning;
3. aan de man worden toegedeeld:
a. de helft dat het saldo op de bankrekening bij Rabobank met nummer [nummer 2] per peildatum;
4. aan de vrouw worden toegedeeld:
de helft dat het saldo op de bankrekening bij Rabobank met nummer [nummer 2] per peildatum;
5. de bakfiets zal worden verkocht, waarbij aan ieder van partijen de helft van de verkoopopbrengst zal toekomen;
en verklaart deze bepaling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte ten aanzien van de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden en de verdeling van de eenvoudige gemeenschappen;
*
houdt iedere verdere beslissing (in de zaken met zaaknummers 480204 en 491404) ten aanzien van de verzoeken tot
vervangende toestemming tot verhuizing, vervangende toestemming tot schoolinschrijving, vaststelling van de hoofdverblijfplaats, verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, vaststelling van kinderalimentatie en de proceskostenaan tot
1 maart 2016 pro forma.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.C. Olland, A.M.A. Keulen, S.M. Westerhuis-Evers, tevens kinderrechters, bijgestaan door mr. L. Mos als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2015.