Uitspraak
Scheiding
Beschikking op het op 4 juni 2014 ingekomen verzoek van:
[de vrouw] ,
[de man] ,
Procedure
- het verzoekschrift;
- het bericht d.d. 11 juni 2014 van de zijde van de vrouw, met als bijlage het exploot
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 augustus 2015 uitspraak gedaan in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die beiden de Nederlandse nationaliteit bezitten en in gemeenschap van goederen zijn gehuwd. Het verzoek tot echtscheiding is ingediend op 4 juni 2014, en de rechtbank heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder verzoekschriften en verweren van beide partijen. Tijdens de zitting op 28 juli 2015 zijn beide partijen verschenen met hun advocaten, en zijn pleitnotities overgelegd. De vrouw heeft verzocht om echtscheiding, waarop de man zich heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Tevens hebben partijen overeenstemming bereikt over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, welke is vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de wettelijke formaliteiten voor echtscheiding is voldaan en dat de duurzame ontwrichting van het huwelijk niet is bestreden, waardoor het verzoek tot echtscheiding als gegrond wordt beschouwd. De rechtbank heeft vervolgens besloten dat de echtscheiding wordt uitgesproken en dat de gemaakte afspraken, neergelegd in de vaststellingsovereenkomst, deel uitmaken van de beschikking. De beschikking is gegeven door de rechters C.G. Meeder, S.M. van der Schenk en W.G. de Boer, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 14 augustus 2015.