ECLI:NL:RBDHA:2015:14199

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 november 2015
Publicatiedatum
9 december 2015
Zaaknummer
4126361
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inkorting van giften door beneficiair erfgenamen in erfrechtelijke geschillen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, hebben eisers Willem en Maria, beiden kinderen van erflaatster, een vordering ingesteld tegen Willy, de derde erfgenaam en broer van eisers. De kern van het geschil betreft de inkorting van giften die erflaatster aan Willy heeft gedaan, en de legitieme porties van Willem en Maria uit de nalatenschap van hun moeder. De procedure begon met een dagvaarding op 23 april 2015, gevolgd door een comparitie van partijen op 8 september 2015. De erflaatster had in haar testament haar kinderen benoemd als erfgenamen, maar er zijn geschillen ontstaan over de waarde van de nalatenschap en de giften die aan Willy zijn gedaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de nalatenschap van erflaatster nihil is, maar dat er wel een vordering van Willem op de nalatenschap bestaat ter hoogte van € 14.810, wat de legitimaire massa beïnvloedt. De eisers hebben gesteld dat Willy giften heeft ontvangen van in totaal € 50.000 in contanten en een auto ter waarde van € 13.419, en dat deze giften moeten worden ingekort om de legitieme porties van Willem en Maria te waarborgen. Willy heeft echter betwist dat deze bedragen als giften kunnen worden aangemerkt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de Suzuki Swift als gift moet worden aangemerkt, maar dat de contante opnames niet als giften kunnen worden beschouwd. Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van eisers afgewezen, omdat de legitimaire massa negatief bleek te zijn, en heeft de proceskosten gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Team kanton Den Haag
Zaaknummer: 4126361 RL EXPL 15-13812
18 november 2015
Vonnis in de zaak van:

1.[eiser] ,

en

2.[eiseres] ,

eisers,
beiden wonende te [woonplaats] ,
gemachtigde: mr. S.W. Autar-Matawlie
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. J.G. Schnoor
Partijen worden aangeduid als “Willem”, “Maria”, en “Willy”, en eisers gezamenlijk als “eisers”.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende stukken, waaruit tevens het procesverloop blijkt:
 de dagvaarding d.d. 23 april 2015 met 13 producties;
 de conclusie van antwoord.
1.2.
Op 8 september heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden; hiervan heeft de griffier aantekeningen gemaakt.

2.De feiten

2.1.
Mevrouw [LMH] (hierna: “erflaatster”) was gehuwd met de heer [JDH] (hierna: [JDH] ).
2.2.
Erflaatster en [JDH] hebben beiden, bij afzonderlijke testamenten van 18 maart 1983, over hun nalatenschappen beschikt, waarbij zij elkaar tot enig en algeheel erfgenaam hebben benoemd.
2.3.
[JDH] is overleden op [datum] 2000. Willem - enig kind van erflaatster uit het huwelijk met [JDH] - heeft zijn legitieme portie uit de nalatenschap van [JDH] opgeëist. Die legitieme portie bedraagt € 14.810. Zoals bepaald in het testament van [JDH] , had erflaatster hierover het vruchtgebruik.
2.4.
Op [datum] 2012 is erflaatster overleden.
2.5.
Erflaatster had drie kinderen: naast Willem ook Maria en Willy (geboren uit een eerder huwelijk met [I] ).
2.6.
Willem heeft de erfenis van erflaatster bij akte van 25 juli 2013 beneficiair aanvaard.
2.7.
Erflaatster leed aan de ziekte van Parkinson en verbleef vanaf 18 januari 2006 in een verpleegtehuis. Maria had al jaren geen contact meer met erflaatster, ook in die periode niet. Willem heeft in ieder geval tot 2005 contact gehad met erflaatster. Willy had ook gedurende de laatste jaren van haar leven veelvuldig contact met erflaatster.
2.8.
Erflaatster heeft in 2006 een auto, merk Suzuki Swift, ter waarde van € 13.419, betaald . Die auto is op naam van Willy geregistreerd.
2.9.
Erflaatster beschikte over een ABN Amro rekening die, in ieder geval op het moment dat zij naar het verpleegtehuis verhuisde, is omgezet in een en/of rekening op naam van erflaatster en Willy. De tegoeden op die rekening waren van erflaatster. Gedurende de periode 10 maart 2006 tot en met december 2007 zijn kasopnames van in totaal € 50.000 ten laste van die rekening verricht.
2.10.
Willy behartigde in ieder geval gedurende de tijd dat erflaatster in een verpleegtehuis verbleef, de belangen van erflaatster.
2.11.
De waarde van de activa in de nalatenschap van erflaatster is nihil.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen:
primair:
I. “voor zover zal blijken dat het volledige bedrag van € 50.000,-- aan kasopnames verricht door Willy, de legitieme portie van [Willem] (Willem, toevoeging kantonrechter) en Maria vast te stellen op € 10.569,83 per legitimaris door uw rechtbank en Willy te veroordelen het voormelde bedrag vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 tot de dag der algehele voldoening te vergoeden aan de nalatenschap, dan wel het voormelde bedrag rechtstreeks te voldoen aan [Willem] en Maria (in totaal een bedrag van € 21.139,66 vanwege de uitkering van de legitieme portie aan [Willem] en Maria in de nalatenschap van erflater ( [JDH] , toevoeging kantonrechter) ten bedrage van € 14.810,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 tot de dag der algehele voldoening”;
II. Willy te veroordelen om aan Willem en Maria een overzicht met onderliggende stukken te verstrekken waaruit de kwalificatie van de onttrokken € 50.000,-- blijkt, zulks op straffe van een dwangsom;
subsidiair:
III. “de vordering van [Willem] en Maria op Willy vanwege de legitimaire
aanspraak van [Willem] en Maria, vast te stellen door uw rechtbank met
daarbij in acht nemend de waarde van de Suzuki Swift en de waarde
van de schenkingen van erflaatster aan Maria zoals door Willy zal
worden overgelegd in het door Willy nog over te leggen overzicht met
onderliggende stukken aan [Willem] en Maria en Willy te veroordelen
het door uw rechtbank vast te stellen bedrag ter zake van de legitieme
portie van [Willem] en Maria in de nalatenschap van erflaatster te
vergoeden aan de nalatenschap, dan wel rechtstreeks te voldoen aan
[Willem] en Maria, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 tot de dag der algehele voldoening
;
een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 en met veroordeling van Willy in de proceskosten.
3.2.
Eisers leggen aan hun vordering het volgende ten grondslag. De nalatenschap van [JDH] is nog niet afgewikkeld omdat de legitieme portie nog niet aan Willem is uitgekeerd. Deze nalatenschap dient eerst te worden afgewikkeld, in die zin dat uit het saldo van de nalatenschap van erflaatster allereerst de legitieme portie uit hoofde van de nalatenschap van [JDH] (van € 14.810) aan Willem moet worden voldaan.
Ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster geldt dat het saldo van de nalatenschap (nagenoeg) nul is en dat Willy giften heeft ontvangen. Die giften bedragen (maximaal) € 50.000 in contanten en € 13.419 voor de auto (Suzuki Swift) die Willy van erflaatster heeft gekregen. [Willem] en Maria hebben de erfenis beneficiair aanvaard. Zij kunnen na beneficiaire aanvaarding een beroep doen op hun legitieme portie. Als legitimaris zijn zij gerechtigd om de giften die erflaatster aan Willy heeft gegeven in te korten op grond van artikel 4:63 lid 1 BW juncto artikelen 4:79, 4:80 lid 1 en 4:89 BW. Zij hebben tijdig - binnen een termijn van vijf jaren na overlijden van erflaatster - een beroep gedaan op hun legitieme optie (artikel 4:85 BW) en op inkorting van de giften (artikel 4:90 lid 3 BW). Wanneer het volledige bedrag van € 50.000 als gift moet worden aangemerkt, bedragen de legitieme porties van Willem en Maria elk € 10.569,83 (dat is een zesde van € 50.000 + € 13.419).
3.3.
Willy voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. In de kern komt haar verweer erop neer dat eisers geen beroep kunnen doen op hun legitieme, en dat zij, zo dit wel mocht kunnen, geen schenkingen van erflaatster heeft ontvangen. Zo al sprake is van een giften, moeten deze buiten beschouwing blijven gelet op artikel 4:69 BW.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Kern van het geschil
4.1.
Voor de beantwoording van de vraag of de geldvorderingen kunnen worden toegewezen moeten de volgende onderwerpen, die partijen verdeeld houden, worden beoordeeld:
of Maria en Willy de nalatenschap beneficiair of zuiver hebben aanvaard;
of een beneficiair erfgenaam beroep op zijn legitieme kan doen en dientengevolge giften kan inkorten;
zo ja, of eisers legitieme aanspraken hebben, zo ja, wat de omvang daarvan is, waarbij van belang is of en zo ja tot welk bedrag, Willy giften heeft ontvangen van erflaatster.
Ook moet worden beoordeeld:
of Willy kan worden veroordeeld om onderliggende stukken over te leggen met betrekking tot de kasopnames.
De kantonrechter zal hierop achtereenvolgens ingaan, na uitleg van de vorderingen en na beoordeling van de vraag of de kantonrechter bevoegd is.
Uitleg van vorderingen en bevoegdheid van de kantonrechter
4.2.
De rechtbank begrijpt de primaire vordering sub I, gelet op de toelichting ter zitting en het over en weer door partijen gestelde, aldus dat eisers vorderen om Willy te veroordelen om aan de nalatenschap een bedrag van € 21.139,66 te betalen, dan wel aan eisers ieder € 10.569,83, maar alleen wanneer is voldaan aan de voorwaarde dat het volledige bedrag van € 50.000,-- aan kasopnames een gift aan Willy zal blijken te zijn. Willy heeft de vordering, gelet op het door haar in de conclusie van antwoord gevoerde verweer, ook aldus opgevat. Dit is ook in overeenstemming met het in de dagvaarding met betrekking tot de bevoegdheid gestelde.
Aan de laatste (onvolledige) regels van dit petitum (“
in de nalatenschap van erflater ten bedrage van € 14.810,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012 tot de dag der algehele voldoening”)komt in deze lezing geen betekenis toe.
4.3.
De primaire vordering beloopt derhalve in totaal € 21.139,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 2 december 2012. Gelet op de lage rente overstijgt dit bedrag de competentiegrens van € 25.000 niet, zodat de kantonrechter bevoegd is.
4.4.
De rechtbank begrijpt de subsidiaire vordering aldus dat eisers vorderen om een eventuele vordering die zij uit hoofde van hun legitieme portie in de nalatenschap van erflaatster hebben, vast te stellen en Willy te veroordelen om dit bedrag aan de nalatenschap dan wel rechtstreeks aan Willem en Maria te betalen.
Ad i. aanvaarding/verwerping nalatenschap door Maria en Willy?
4.5.
Niet in geschil is dat de erfopvolging ten aanzien van de nalatenschap van erflaatster bij versterf plaats heeft nu aan de uiterste wilsbeschikking door vooroverlijden van [JDH] geen betekenis toekomt. Partijen zijn het erover eens dat zij ieder voor een derde gerechtigd zijn tot de nalatenschap. Ook staat vast dat Willem de nalatenschap beneficiair heeft aanvaard. De vraag of dan wel hoe Willy en Maria de nalatenschap hebben aanvaard, is wel onderwerp van geschil. Willy voert aan dat Maria de nalatenschap zuiver heeft aanvaard omdat zij heeft stilgezeten. Eisers stellen dat Willy over de nalatenschap heeft beschikt en dat zij derhalve de nalatenschap zuiver heeft aanvaard. Willy brengt hiertegen in dat zij slechts beheersdaden heeft uitgevoerd, bestaande uit het regelen van de uitvaart en het weghalen van enkele privé spullen uit de kamer van erflaatster in het verpleegtehuis.
4.6.
De stelling van eisers dat Willy over de nalatenschap heeft beschikt is, gelet op de gemotiveerde betwisting door Willy, niet, althans onvoldoende onderbouwd. Handelingen met betrekking de uitvaart zijn geen handelingen waaruit stilzwijgende (zuivere) aanvaarding van de nalatenschap mag worden afgeleid. Nu gesteld noch gebleken is dat Willy zich heeft gedragen als ware zij heer en meester van de nalatenschap, staat niet vast dat zij zich ondubbelzinnig en zonder voorbehoud als een zuiver aanvaard hebbend erfgenaam heeft gedragen. Maria heeft stilgezeten; Willy heeft geen omstandigheden gesteld die dit anders maken. Beiden hebben geen keuze gemaakt ten aanzien aanvaarding of verwerking. Een en ander leidt tot de slotsom dat zowel Willy als Maria, gelet op het in artikel 4:192 lid 4 BW bepaalde, worden geacht de nalatenschap van erflaatster beneficiair te hebben aanvaard, zodat schulden uit de nalatenschap niet op hun privé vermogens kunnen worden verhaald.
Ad ii. Beroep op legitieme portie door beneficiair erfgenamen?
4.7.
Eisers doen als beneficiair erfgenamen een beroep op hun legitieme portie. Eisers stellen dat het saldo van de nalatenschap nihil is, maar dat Willy giften heeft ontvangen waarmee ter bepaling van de legitimaire massa rekening moet worden gehouden, welke giften zij willen inkorten. Willy betwist dat een erfgenaam een beroep kan doen op de legitieme portie.
4.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vooropgesteld wordt dat het saldo van de nalatenschap van erflaatster, anders dan eisers stellen, niet nihil is. Weliswaar staat vast dat de waarde van de activa, na betaling van de uitvaart, nihil is, maar bij de berekening is door eisers ten onrechte geen rekening gehouden met de schuld van de nalatenschap aan Willem. Willem had, uit hoofde van zijn legitieme portie uit de - anders dan eisers stellen afgewikkelde - nalatenschap van [JDH] , een vordering op zijn moeder, erflaatster, van € 14.810. Deze vordering rust na haar overlijden op haar nalatenschap, zodat het saldo van de nalatenschap € 14.810
negatiefbedraagt. Het versterfdeel van elk van de beneficiaire erfgenamen is derhalve nihil.
4.9.
Bij de vaststelling van het saldo van de nalatenschap spelen giften geen rol (behoudens giften waarvan de erflater heeft bepaald dat deze moeten worden ingebracht - artikel 4:229 BW - maar gesteld noch gebleken is dat dit in hier is gebeurd). Voor de legitieme portie ligt dit anders. De legitieme portie wordt berekend over de waarde van de goederen van de nalatenschap, welke waarde wordt vermeerderd met de giften die bij de berekening van het beloop van de legitieme porties ingevolge art. 4:67 BW e.v. in aanmerking zijn te nemen, en verminderd met de schulden van de nalatenschap, als bedoeld in art. 4:7 onder a tot en met c en f BW (de ‘legitimaire massa’, artikel 4:65 BW). Zoals hiervoor overwogen, is de waarde van de goederen van de nalatenschap nihil. De vordering van Willem op de nalatenschap is een schuld in de zin van artikel 4:7 lid 1 onder a, zodat deze in mindering moet worden gebracht op de waarde. De legitimaire massa bedraagt derhalve, zonder rekening te houden met eventuele giften, € 14.810
negatief. Er ontstaat pas een legitimaire aanspraak wanneer sprake is van giften die een waarde hebben die groter is dan het negatieve saldo van de nalatenschap, derhalve wanneer deze meer dan € 14.810 bedragen. Eisers stellen dat dit het geval is en dat zij die giften als legitimaris kunnen inkorten op grond van artikel 4:89 BW, voor zover deze giften afbreuk doen aan hun legitieme portie. De vraag is nu of zij daartoe als beneficiair erfgenamen gerechtigd zijn.
4.10.
Uit het systeem van de wet volgt dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Artikel 4:63 lid 1 BW bepaalt dat legitimarissen de afstammelingen van de erflater zijn die door de wet als erfgenamen tot zijn nalatenschap worden geroepen. In artikel 4:71 BW is bepaald dat de waarde van al hetgeen een legitimaris krachtens erfrecht verkrijgt, in mindering komt van zijn legitieme portie. Hieruit volgt dat de legitimaris tegelijk erfgenaam kan zijn en schuldeiser van een vordering terzake van hetgeen hem op zijn legitieme (portie) ontbreekt. Artikel 4:63 lid 3 BW, waarin is bepaald dat een legitimaris die de nalatenschap verwerpt, zijn recht op de legitieme portie verliest tenzij hij daarbij verklaart zijn legitieme te willen hebben, maakt dit niet anders. Dit is niet de enige weg tot de legitieme. Wel geldt dat de legitimaris-erfgenaam zijn aanspraak slechts geldend zal kunnen maken op de in artikel 4:79 aanhef en sub b voorziene wijze, dat wil zeggen door inkorting van een gift waardoor hij een vordering in geld op de begiftigde krijgen. Hetgeen wordt ingekort door legitimarissen op de begiftigde, komt derhalve niet ten goede aan de nalatenschap en heeft derhalve geen gevolg voor de schuldeisers bedoeld in artikel 4:7 lid 1 onderdeel a-c en f, zoals de vordering die Willem op de nalatenschap heeft. Een en ander brengt mee dat eisers in dit geval een beroep kunnen doen op hun legitieme portie. Gelet op het bepaalde in art. 4:85 BW is dit beroep tijdig gedaan. Of dit ook tot een legitimaire aanspraak leidt wordt hierna beoordeeld.
Ad iii Hebben eisers legitieme aanspraken?
4.11.
Doorslaggevend voor de beantwoording van de vraag of eisers een legitimaire aanspraak hebben die zij ten aanzien van Willy door inkorting van giften geldend kunnen maken, is of komt vast te staan dat Willy giften heeft ontvangen van erflaatster en, zo ja, of die giften het negatieve saldo van de nalatenschap van € 14.810 te boven gaan. Willy betwist dat sprake was van giften, en zo al sprake was van giften moeten die, gelet op artikel 4:69 BW, buiten beschouwing worden gelaten.
4.12.
Tot de giften die voor de berekening van de legitieme portie in aanmerking worden genomen, behoren de giften door een erflaatster aan een afstammeling gedaan, mits deze legitimaris is (art. 4:67 onder d BW). Nu Willy op grond van artikel 4:63, tweede lid BW in samenhang met artikel 4:10 eerste lid onder a BW legitimaris en afstammeling is van erflaatster, worden eventuele giften van erflaatster aan Willy, wanneer en voor zover komt vast te staan dat deze zijn gedaan, bij de berekening van de legitieme portie in aanmerking genomen. Een gift is iedere handeling die ertoe sterkt dat degene die de handeling verricht, een ander ten koste van eigen vermogen verrijkt (artikel 7:186 lid 2 BW).
Suzuki Swift
4.13.
Eisers stellen dat de Suzuki Swift die in 2006 met het geld van erflaatster voor een bedrag van € 13.419 is aangeschaft en die op naam staat van Willy, is aan te merken als een gift aan Willy. Willy heeft erkend dat haar moeder haar geld heeft gegeven om de auto te kopen. Zij voert echter, naar de kantonrechter begrijpt, aan dat dit geen gift is, omdat de auto noodzakelijk was voor het verrichten van zorgtaken voor erflaatster. Erflaatster was zelf niet meer in staat om te rijden en Willy vervoerde erflaatster met die auto naar dokters- en sociale afspraken. Voor zover wel sprake is van een gift, moet deze buiten beschouwing worden gelaten omdat deze niet bovenmatig is, mede gelet op de zorgtaken van Willy in verhouding tot het voordeel dat zij van de auto heeft gehad (artikel 4:69 BW).
4.14.
Dit standpunt van Willy wordt niet gevolgd. Nu Willy, tijdens de comparitie en in een eerdere procedure, ondubbelzinnig heeft erkend dat de auto op kosten van erflaatster is aangeschaft en dat de auto op haar naam staat, is de Suzuki Swift aan te merken als een gift van erflaatster aan Willy. Willy is hiermee immers, ten koste van het vermogen van erflaatster, verrijkt. Hieraan doet niet aan af dat de auto mede voor zorgtaken is gebruikt. Voor een geslaagd beroep op toepassing van de uitzondering van artikel 4:69 lid 1 onder b BW is vereist dat de gift gebruikelijk én niet bovenmatig is. Naar het oordeel van de kantonrechter is een auto niet te beschouwen als een gebruikelijke gift en is de omvang van de gift, mede gelet op de financiële positie van erflaatster, bovenmatig. Voor de bepaling van de legitimaire massa telt deze gift derhalve mee. Nu giften worden gewaardeerd naar het tijdstip van de prestatie, is de in aanmerking te nemen waarde van de auto € 13.419.
Contante opnamen van in totaal € 50.000
4.15.
Eisers stellen voorts dat Willy giften heeft ontvangen in contanten ter hoogte van (maximaal) € 50.000. Die stelling hebben zij slechts onderbouwd door erop te wijzen dat dit bedrag in cash is opgenomen gedurende de periode 10 maart 2006 tot en met 18 december 2007. Willy betwist niet dat in die periode opnames in contanten tot € 50.000 hebben plaatsgevonden, maar zij heeft, onder meer ter zitting, aangevoerd dat alle bedragen conform de wens van en ten behoeve van erflaatster zijn opgenomen en besteed. Zij heeft haar moeder jarenlang verzorgd en van het geld hebben zij samen veel leuke dingen gedaan en goed geleefd. Wanneer mocht worden geoordeeld dat ze een deel van het geld van haar moeder heeft gekregen, moet dit buiten beschouwing blijven omdat dit niet bovenmatig was. Bovendien heeft zij - naar de kantonrechter begrijpt in het kader van een beroep op artikel 4:69 lid 1 sub a – ter zitting aangevoerd dat zij van dat geld, met instemming van haar moeder, heeft geleefd. Zij heeft geen vermogen en geen inkomsten behalve een weduwenuitkering; zij heeft geen eigen huis.
4.16.
De kantonrechter overweegt als volgt. Wanneer het betoog van Willy wordt gevolgd dat erflaatster de gelden tezamen met Willy heeft besteed en dat zij er samen goed van hebben geleefd, is het vermogen van Willy niet met die gelden verrijkt, zodat geen sprake is van een gift. Ter zitting heeft Willy - op aandringen van de kantonrechter - een schatting gemaakt dat wellicht 40% van het bedrag, derhalve € 20.000, aan haar ten goede is gekomen. In de context van de zitting begrijpt de kantonrechter dit mede in het licht van haar betoog dat ze de gelden samen hebben besteed en dat in dat kader een deel aan haar ten goede is gekomen. Deze terloopse schatting ter zitting kan niet worden opgevat als basis om vast te stellen dat het vermogen van Willy met dat bedrag zou zijn verrijkt. Eisers hebben hun stelling dat wel sprake was van een gift niet met feiten onderbouwd. De stelling lijkt slechts ingegeven door een vermoeden naar aanleiding van de opnames en komt, naar de kantonrechter begrijpt, mede voort uit wederzijds wantrouwen en onbegrip, maar ook uit onwetendheid aan de zijde van eisers, nu vaststaat dat zij erflaatster de laatste jaren van haar leven niet hebben gezien. Het enkele vermoeden aan de zijde van eisers dat gelden die in 2006 en 2007 aan de rekening zijn onttrokken, aan Willy zouden zijn geschonken, is, gelet op de gemotiveerde betwisting door Willy, onvoldoende om hun stelling te onderbouwen dat Willy giften in de zin van artikel 4:67 BW heeft ontvangen in contanten tot een bedrag van € 50.000. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan bewijslevering zodat het, overigens uitsluitend in zeer algemene termen gedane, bewijsaanbod wordt gepasseerd.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat niet vaststaat dat sprake was van een gift in de zin van artikel 4:67 BW van erflaatster aan Willy in de vorm van contant geld, zodat dit geen rol speelt bij de berekening van de legitimaire massa.
Legitimaire aanspraak?
4.17.
De legitimaire massa komt daarmee op € 1.391 negatief (nihil + € 13.419 - € 14.810). Nu de waarde van de gift niet hoger is dat het negatieve saldo van de nalatenschap hebben eisers geen legitimaire aanspraak en wordt aan het inkorten van de giften niet toegekomen.
Ad iv Vordering tot afgifte stukken
4.18.
Eisers vorderen tot slot om Willy te veroordelen tot, kort gezegd, afgifte van stukken waaruit de kwalificatie van door Willy bij leven van erflaatster van haar rekening onttrokken bedragen van in totaal € 50.000 blijkt. Voor zover eisers nog belang hebben bij deze vordering - Willy heeft immers onbetwist aangevoerd dat de administratie van erflaatster niet meer aanwezig is; zij heeft de administratie niet bewaard omdat de anderen jaren niets van zich hadden laten horen - zal deze worden afgewezen wegens het ontbreken van een grondslag. Een vordering tot afgifte van stukken tussen mede-erfgenamen had in het kader van de vereffening van de nalatenschap aan de orde kunnen komen. Daarvan is in dit geval geen sprake, nu eisers geen vereffening vorderen. Ook kunnen eisers geen aanspraak maken op inzage van stukken op grond van artikel 4:78 BW. Dat artikel geldt immers alleen voor legitimarissen die niet tevens erfgenaam zijn.
Proceskosten
4.19.
Gezien de familierechtelijke aard van de zaak zal de kantonrechter de kosten compenseren, zoals in het dictum vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
compenseert de proceskosten, in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. M.E. Kokke en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 november 2015.