ECLI:NL:RBDHA:2015:14137

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 december 2015
Publicatiedatum
8 december 2015
Zaaknummer
AWB 15/18645
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding en herziening van eerdere uitspraken inzake Surinaamse nationaliteit

In deze zaak verzoekt eiser om schadevergoeding voor perioden waarin hem de maatregel van bewaring is opgelegd, omdat deze maatregelen achteraf onrechtmatig zijn gebleken. De minister van Binnenlandse Zaken van Suriname heeft op 14 september 2011 meegedeeld dat de Surinaamse nationaliteit ten onrechte aan eiser is verleend, wat heeft geleid tot de intrekking van de beschikking van 17 april 1990. Eiser, die vanaf zijn geboorte de Nederlandse nationaliteit bezit, stelt dat hij ten onrechte als ongedocumenteerde is behandeld, wat ernstige gevolgen heeft gehad voor zijn leven in Nederland.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek van eiser om schadevergoeding moet worden opgevat als een verzoek om herziening op grond van artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelt dat er geen nieuwe feiten zijn die aan de voorwaarden voor herziening voldoen, aangezien het besluit van de Surinaamse minister van 14 september 2011 niet vóór de eerdere uitspraken heeft plaatsgevonden. De rechtbank wijst het verzoek om herziening af, ondanks de emotionele impact die de situatie op eiser heeft gehad. De rechtbank benadrukt dat zij gehouden is om het verzoek te beoordelen aan de hand van de toepasselijke regelgeving.

De uitspraak is gedaan door rechter N.O.P. Roché en is openbaar uitgesproken op 8 december 2015. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 15/18645
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 8 december 2015 in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedatum] , van Nederlandse nationaliteit,
eiser,
(gemachtigde: mr. J. Sprakel, advocaat te Haarlem),
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

verweerder,
(gemachtigde: mr. T. Nauta, werkzaam bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst).

Procesverloop

Bij schrijven van 16 oktober 2015 heeft eiser de rechtbank verzocht te beslissen dat de opgelegde maatregelen van bewaring in de perioden van 3 augustus 2003 tot 18 augustus 2003, 18 februari 2006 tot 2 juni 2006, 20 september 2007 tot 24 juli 2008 en 12 maart 2009 tot 20 november 2009 onrechtmatig waren en eiser een schadevergoeding toe te kennen voor elke dag dat hij ten onrechte gedetineerd is geweest.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 23 november 2015. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De rechtbank betrekt bij de beoordeling de volgende feiten.
Bij uitspraken van 15 augustus 2003 (AWB 03/42601) en 25 september 2003 (AWB 03/48673) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Groningen, de beroepen van eiser tegen de hem bij besluit van 3 augustus 2003 opgelegde maatregel van bewaring ongegrond verklaard. Bij uitspraken van 16 maart 2006 (AWB 06/8968), 4 mei 2006 (AWB 06/17562) en 19 juni 2006 (AWB 06/24780) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Assen, de beroepen van eiser tegen de hem bij besluit van 18 januari 2006 opgelegde maatregel van bewaring ongegrond verklaard. Bij uitspraken van 6 november 2007 (AWB 07/38962), 17 maart 2008 (AWB 08/5975), 19 mei 2008 (AWB 08/15112) en 1 augustus 2008 (AWB 08/25474) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Dordrecht, de beroepen van eiser tegen de hem bij besluit van 20 september 2007 opgelegde maatregel van bewaring ongegrond verklaard. Bij uitspraken van 31 maart 2009 (AWB 09/8702), 8 mei 2009 (AWB 09/15131), 30 juni 2009 (AWB 09/20382) en 19 oktober 2010 (AWB 09/35016) heeft deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, de beroepen van eiser tegen de hem bij besluit van 12 maart 2009 opgelegde maatregel van bewaring ongegrond verklaard.
Bij besluit van 14 september 2011 no. [# 1] heeft de minister van Binnenlandse Zaken van Suriname meegedeeld dat ten onrechte aan eiser ingevolge artikel 5, tweede lid, van de tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Suriname op 25 november 1975 gesloten Toescheidingsovereenkomst inzake Nationaliteiten (TOS), de Surinaamse nationaliteit is verleend. De minister heeft daarom besloten de beschikking van 17 april 1990 no. [# 2] , waarbij eiser van rechtswege de Surinaamse nationaliteit is verleend, in te trekken. In artikel 2, eerste lid, van de TOS is bepaald dat het verkrijgen van de Surinaamse nationaliteit ingevolge deze Overeenkomst verlies van het Nederlanderschap tot gevolg heeft.
Bij beschikking van 7 maart 2013 (zaaknummer [# 3] ) heeft de meervoudige kamer van deze rechtbank vastgesteld dat eiser vanaf zijn geboorte in het bezit is van de Nederlandse nationaliteit. Daartoe is, onder meer, het volgende overwogen:
“Dit betekent dat het besluit van 14 september 2011 moet worden aangemerkt als een nieuw feit dat aanleiding geeft tot een ander oordeel dan gegeven in de beschikkingen van 13 januari 1999 en 6 maart 2008. Indien [eiser] niet op grond van artikel 5 lid 2 van de TOS de Surinaamse nationaliteit heeft verkregen kan niet langer worden volgehouden dat [eiser] ingevolge artikel 2 lid 1 van de TOS de Nederlandse nationaliteit heeft verloren. Nu voorts niet anderszins is gebleken dat [eiser] de Nederlandse nationaliteit heeft verloren, zal de rechtbank vaststellen dat [eiser] nog altijd de Nederlandse nationaliteit bezit.”
4. De rechtbank stelt vast dat eiser verzoekt hem schadevergoeding toe te kennen voor perioden in het verleden waarin hem de maatregel van bewaring is opgelegd, op de grond dat die maatregelen onrechtmatig zijn geweest omdat hij, achteraf bezien, in de betrokken perioden de Nederlandse nationaliteit had en de autoriteiten destijds ten onrechte van de Surinaamse nationaliteit zijn uitgegaan. Eiser heeft aangegeven dat hij nog dagelijks de gevolgen ondervindt van de tijd waarin hij ten onrechte als ongedocumenteerde werd bestempeld. Hij heeft op straat geleefd en heeft zich bezig moeten houden met liegen en het plegen van diefstallen. Ook heeft hij geen vader kunnen zijn voor zijn kinderen.
4.1 De rechtbank stelt vast dat bij de hiervoor onder 1. genoemde uitspraken reeds een oordeel is gegeven over de vraag of de destijds opgelegde maatregel rechtmatig was en - in het verlengde daarvan - de vraag of eiser aanspraak kon maken op een schadevergoeding. Vast staat dat deze uitspraken onherroepelijk zijn geworden.
5. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verzoek van eiser om hem schadevergoeding toe te kennen, moet worden opgevat als een verzoek om herziening als bedoeld in artikel 8:119 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van de onherroepelijk geworden uitspraken. Volgens het eerste lid van deze bepaling kan de bestuursrechter op verzoek van een partij een onherroepelijk geworden uitspraak herzien op grond van feiten en omstandigheden die:
a. hebben plaatsgevonden vóór de uitspraak,
b. bij de indiener van het verzoekschrift vóór de uitspraak niet bekend waren en redelijkerwijs niet bekend konden zijn, en
c. waren zij bij de bestuursrechter eerder bekend geweest, tot een andere uitspraak hebben kunnen leiden.
5.1 Voor herziening is aldus vereist dat nieuwe feiten of omstandigheden aanwezig zijn, die aan de cumulatieve voorwaarden genoemd onder a., b. en c. voldoen.
6. Zoals ook in de beschikking van 7 maart 2013 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval een nieuw feit is gelegen in het besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van Suriname van 14 september 2011, nu daarin de beschikking van 17 april 1990, waarbij eiser de Surinaamse nationaliteit werd verleend, is ingetrokken. Het gevolg van die intrekking is dat het verlies van het Nederlanderschap op grond van artikel 2, eerste lid, TOS ook ongedaan is gemaakt.
6.1 Nu dit nieuwe feit heeft plaatsgevonden op 14 september 2011 - en derhalve niet vóór de onder 1. vermelde uitspraken - wordt niet aan de voorwaarde genoemd onder a. van artikel 8:119 Awb voldaan.
6.2 Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet volgt het standpunt van eiser dat het “feit” betreft de Nederlandse nationaliteit van eiser, die hij – achteraf bezien – altijd heeft behouden, zodat dit dus vóór de uitspraken genoemd onder 1. ook al het geval was. Nog daargelaten dat dit standpunt - indien dit gevolgd zou worden - er toe leidt dat niet aan de voorwaarde onder b. wordt voldaan, aangezien eiser heeft gesteld altijd bekend te zijn geweest met het feit dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft behouden, overweegt de rechtbank dat het oordeel dat eiser de Nederlandse nationaliteit niet heeft verloren, een gevolg is van het eerdergenoemde besluit van de minister van Binnenlandse Zaken van Suriname van 14 september 2011, omdat eerst per die datum de beschikking van diezelfde minister van 17 april 1990 is ingetrokken.
7. Het verzoek om herziening moet worden afgewezen. De door eiser aangevoerde omstandigheid dat de Nederlandse autoriteiten in de perioden hier in geding steeds zijn uitgegaan van de Surinaamse nationaliteit van eiser, hetgeen zeer ingrijpende gevolgen heeft gehad voor zijn mogelijkheden om in Nederland een bestaan op te bouwen en te behouden, kan - hoezeer de rechtbank begrip heeft voor de emoties van eiser over deze periode - niet tot een ander oordeel leiden, omdat de rechtbank gehouden is het verzoek van eiser te beoordelen aan de hand van de toepasselijke regelgeving.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om herziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.O.P. Roché, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. S.R.N. Parlevliet, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2015.
griffier rechter
afschrift verzonden aan partijen op:
Coll:

Rechtsmiddel