ECLI:NL:RBDHA:2015:13972

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 november 2015
Publicatiedatum
7 december 2015
Zaaknummer
AWB - 15 _ 19750
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Vreemdelingenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van asielbesluit en onrechtmatigheid van vrijheidsontnemende maatregel

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 november 2015 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de toepassing van een vrijheidsontnemende maatregel. Eiser, een Iraanse nationaliteit, had eerder beroep ingesteld tegen de weigering van toegang tot Nederland en de vrijheidsontnemende maatregel die op hem was toegepast. De rechtbank had op 23 november 2015 het beroep tegen het asielbesluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. Dit leidde tot de conclusie dat de grondslag voor de vrijheidsontnemende maatregel, die was gebaseerd op de toegangsweigering, was komen te vervallen. De rechtbank oordeelde dat de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel onrechtmatig was, omdat de termijn van vier weken voor behandeling in de grensprocedure was verstreken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de onmiddellijke opheffing van de maatregel bevolen. Tevens is de Staat der Nederlanden veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan eiser voor de periode dat hij ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel was onderworpen, alsook de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. A.A. Spoel, rechter, en is bekendgemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ’s-GRAVENHAGE

Bestuursrecht
Zittinghoudende te Amsterdam
zaaknummer: AWB 15/19750 VRONTN
V-nr: [V-nummer]

uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken in de zaak tussen

[eiser] ,

geboren op [geboortedag] 1970, van (gestelde) Iraanse nationaliteit, eiser,
(gemachtigde: mr. M.E. Muller)
en

de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,

(gemachtigde: mr. B.H. Wezeman)

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2015 is het besluit omtrent de weigering van toegang tot Nederland uitgesteld voor de duur van de behandeling van eisers asielaanvraag in de grensprocedure op grond van artikel 3, eerste lid, in samenhang met artikel 3, vierde lid, Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Ten aanzien van eiser is op dezelfde datum de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw 2000 toegepast.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft een eerder beroep tegen de oplegging dan wel voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel ongegrond verklaard.
Bij besluit van 25 oktober 2015 is de asielaanvraag van eiser afgewezen. De vrijheidsontnemende maatregel is op 26 oktober 2015 voortgezet op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000.
Bij uitspraak van 23 november 2015 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, het beroep tegen voornoemd asielbesluit gegrond verklaard en dat besluit vernietigd.
Bij beroepschrift van 6 november 2015 heeft eiser beroep ingesteld tegen het voortduren van de vrijheidsontnemende maatregel. Daarbij heeft hij opheffing van de maatregel tot bewaring gevorderd en toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep behandeld ter openbare zitting van 24 november 2015. Eiser is vertegenwoordigd door mr. S. Sewnath, kantoorgenoot van eisers gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Het onderhavige beroep is een vervolgberoep tegen de toepassing van de vrijheidsontnemende maatregel. De rechtbank dient te beoordelen of de voortgezette toepassing daarvan sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige beroepsprocedure gerechtvaardigd is.
2.1.
Eiser voert aan dat de gegrondverklaring van het asielberoep per direct had moeten leiden tot opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel. De termijn van vier weken waarbinnen een asielaanvraag in de grensprocedure kan worden afgedaan is immers verstreken.
2.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit artikel 3, zesde lid, van de Vw 2000 volgt dat de beschikking van 25 oktober 2015 waarin eisers asielaanvraag kennelijk ongegrond is verklaard tevens geldt als weigering van de toegang. Nu eisers beroep tegen dat asielbesluit bij uitspraak van 23 november 2015 gegrond is verklaard en het besluit is vernietigd, geldt dat ook als vernietiging van de toegangsweigering. Daarmee is de grondslag voor de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, van de Vw 2000, komen te vervallen. Daarvoor is immers vereist dat aan eiser de toegang is geweigerd. De vrijheidsontnemende maatregel kon ook niet worden voortgezet op grond van artikel 6, derde lid, van de Vw 2000, omdat de termijn van vier weken waarbinnen de aanvraag in de grensprocedure kan worden afgedaan reeds is verstreken. Door de vernietiging van voornoemd asielbesluit heeft verweerder geen besluit genomen binnen die termijn, zodat eiser van rechtswege toegang verkrijgt tot Nederland op grond van artikel 3, zevende lid, van de Vw 2000. De beroepsgrond slaagt.
3. Hieruit volgt dat voortduring van de vrijheidsontnemende maatregel vanaf 26 oktober 2015 in strijd is met de wet. De rechtbank zal het beroep dan ook gegrond verklaren en onmiddellijke opheffing van de maatregel bevelen.
4. De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding gebruik te maken van de bevoegdheid om schadevergoeding toe te kennen als bedoeld in artikel 106 van de Vw 2000 en wel tot een bedrag van € 80,-- per dag dat eiser ten onrechte aan de vrijheidsontnemende maatregel onderworpen is geweest, in totaal € 2.400,--.
5. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,-- (1 punt voor het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 490,-- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank
- verklaart het beroep gegrond;
- beveelt dat verweerder de bewaring onmiddellijk opheft;
- veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan
eiser tot een bedrag van € 2.400,-- (zegge: tweeduizend vierhonderd euro);
- veroordeelt verweerder in de proceskosten tot een bedrag van € 980,-- (zegge: negenhonderdtachtig euro).
Deze uitspraak is gedaan op 25 november 2015 door mr. A.A. Spoel, rechter, in aanwezigheid van D.P. van Middelkoop, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
Afschrift verzonden aan partijen op:
Conc.: EvM
Coll:
D: C
VK
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open