Overwegingen
1. De rechtbank verwijst voor het asielrelaas van eiseres en de onderbouwende stukken waarop zij zich heeft beroepen en op basis waarvan zij stelt voor een verblijfsvergunning asiel in aanmerking te komen, naar de reeds genoemde uitspraak van deze rechtbank van 26 november 2014.
2. De rechtbank overweegt vervolgens dat bij uitspraak van deze rechtbank van 26 november 2014 in rechte vast is komen te staan dat verweerder het ontbreken van documenten ter vaststelling van de reisroute van eiseres redelijkerwijs aan eiseres heeft kunnen tegenwerpen. Voorts is met voornoemde uitspraak in rechte vast komen te staan dat eiseres door het inbrengen van een contra-expertise van de Taalstudio tegen een in opdracht van verweerder gedane taalanalyse door Bureau Land en Taal (BLT) afbreuk heeft gedaan aan de bewijskracht van de taalanalyse van BLT. De rechtbank heeft in voornoemde uitspraak geoordeeld dat zowel de door BLT uitgevoerde taalanalyse als de door de Taalstudio uitgevoerde contra-expertise zorgvuldig tot stand zijn gekomen en inzichtelijk en concludent zijn. Nu BLT echter concludeert dat eiseres eenduidig niet te herleiden is tot de Democratische Republiek Congo (DRC) en de Taalstudio concludeert dat eiseres eenduidig wel te herleiden is tot de DRC, heeft de rechtbank geoordeeld dat er een motiveringsgebrek aan het besluit van 26 oktober 2012 kleeft nu verweerder enkel de taalanalyse van BLT aan zijn standpunt dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is ten grondslag heeft gelegd. De rechtbank heeft verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van eiseres met inachtneming van de uitspraak.
3. De rechtbank stelt naar aanleiding van het op 26 november 2015 ontvangen verweerschrift vast dat verweerder er thans vanuit gaat dat eiseres afkomstig is uit de DRC, meer specifiek uit de regio Zuid-Kivu. Verweerder bestwist niet langer de door eiseres gestelde identiteit en nationaliteit. Hij handhaaft echter zijn standpunt dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt bij terugkeer te vrezen te hebben voor vervolging dan wel een behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Verweerder gelooft dat eiseres en haar familie mogelijk slachtoffer zijn geworden van de algemene onveilige situatie in Zuid-Kivu, maar acht ongeloofwaardig de wijze waarop eiseres en haar familie problemen hebben ondervonden, omdat eiseres hierover onvoldoende kan verklaren. Eiseres blijft op dit punt steken in algemeenheden, zo vindt verweerder.
4. Ook de onveilige situatie in Zuid-Kivu kan volgens verweerder niet tot toewijzing van de aanvraag leiden. In Zuid-Kivu heerst een situatie als bedoeld in artikel 15c van Richtlijn 2004/83/EG (Definitierichtlijn). Eiseres kan zich echter aan het geweld in Zuid‑Kivu onttrekken door zich te vestigen in Kinshasa. Dat eiseres een jonge, alleenstaande vrouw is, maakt dit volgens verweerder niet anders. Zij zou als Banyamulenge bescherming kunnen vinden bij andere Banyamulenge in Kinshasa.
5. Eiseres betwist dat haar asielrelaas niet (geheel) geloofwaardig is. Eiseres volhardt in haar eerder afgelegde verklaringen over hetgeen haar en haar familie in de DRC is overkomen. Subsidiair stelt eiseres zich op het standpunt dat, los van de vraag of haar asielrelaas al dan niet geloofwaardig wordt bevonden, verweerder haar ten onrechte tegenwerpt dat zij zich kan vestigen in Kinshasa. Eiseres heeft geen familie of kennissen in Kinshasa wonen waar zij op terug kan vallen. Uit het Algemeen Ambtsbericht Democratische Republiek Congo van december 2014 volgt verder dat de situatie voor (alleenstaande) vrouwen in de DRC in het algemeen maar ook specifiek in Kinshasa slecht is. Zij nemen een ondergeschikte positie in, worden vaak gediscrimineerd en lopen een reëel risico om slachtoffer te worden van seksueel geweld. Eiseres verwijst tot slot naar een rapport van de UNHCR van september 2014 genaamd “UNHCR position on returns to north kivu, south kivu and adjacent areas in the democratic republic of congo affected by on-going conflict and violence in de region – update 1”. Hierin wordt de onverminderd slechte situatie in Noord- en Zuid Kivu beschreven en wordt tevens afgeraden om personen terug te sturen naar andere delen van de DRC dan waar zij vandaan komen, tenzij zij sterke en hechte banden hebben met die andere delen. Eiseres heeft geen enkele band met een andere regio/gemeenschap dan de gemeenschap waarvandaan zij komt. Nu vast staat dat eiseres daar niet naartoe kan terugkeren, kan eiseres zich gelet op voornoemd rapport evenmin veilig vestigen in Kinshasa. Eiseres wijst er tot slot op dat aan personen afkomstig uit Kivu met een geloofwaardig bevonden asielrelaas geen vestigingsalternatief wordt tegengeworpen. Dit onderscheid is volgens eiseres niet gerechtvaardigd.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Op 20 juli 2015 is de wijziging van de Vw 2000 ter implementatie van Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (Procedurerichtlijn) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (Opvangrichtlijn) in werking getreden (Stb. 2015, 292). Het bestreden besluit dateert van vóór 20 juli 2015, maar de behandeling ter zitting en sluiting van het onderzoek zijn van na deze datum. Dit betekent op grond van het overgangsrecht dat de toetsing van de rechtbank het in artikel 83a (nieuw) van de Vw 2000 bedoelde volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden omvat, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.
8. Ingevolge artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 (voor zover thans van belang) kan een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 worden verleend aan de vreemdeling:
a. die verdragsvluchteling is;
b. die aannemelijk heeft gemaakt dat hij gegronde redenen heeft om aan te nemen dat hij bij uitzetting een reëel risico loopt om te worden onderworpen aan:
1. doodstraf of executie;
2. folteringen, onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen; of
3. ernstige en individuele bedreiging van het leven of de persoon van een burger als gevolg van willekeurig geweld in het kader van een internationaal of binnenlands gewapend conflict.
9. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd, als bedoeld in artikel 28 van die wet, afgewezen, indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zich zelf, hetzij in verband met andere feiten een rechtsgrond voor verlening vormen. Het is derhalve aan de vreemdeling om de aan zijn aanvraag ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden aannemelijk te maken.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien om eiseres voor de gestelde gebeurtenissen in 1998 in aanmerking te brengen voor een verblijfsvergunning asiel nu deze gebeurtenissen voor eiseres niet de aanleiding zijn geweest om haar land te verlaten. Eiseres heeft haar land van herkomst pas eind 2011 verlaten. De gestelde gebeurtenissen in juni 2011, te weten dat tante Ange in een nacht is verkracht en dat er toen tevens vier koeien van tante Ange zijn gestolen, heeft verweerder terecht niet overtuigend geacht. In de bewuste nacht zouden vreemde mannen de woning van tante Ange (alwaar eiseres toentertijd ook verbleef) binnen zijn gedrongen. Zij hebben tante Ange volgens de verklaringen van eiseres verkracht en hebben vervolgens vier koeien gestolen. De rechtbank acht het net als verweerder niet aannemelijk dat de mannen eiseres niet hebben opgemerkt in het huis. Verder wekt het bevreemding dat eiseres en haar zus drie dagen na voornoemde gebeurtenis de bewuste mannen hebben opgezocht om te kijken of de koeien die zij hadden, de koeien van tante Ange waren. In het licht van de algemene positie van vrouwen alsmede in het licht van de eerdere verkrachting van tante Ange, is het niet geloofwaardig dat eiseres en haar zus verhaal gaan halen bij de vermeende verkrachters van tante Ange. De verklaringen van eiseres over de verkrachting van haar en haar zus Beatrice heeft verweerder vervolgens terecht ongeloofwaardig geacht nu deze slechts summier en niet nader geconcretiseerd zijn, terwijl dit gelet op de ernst van de gebeurtenis wel van eiseres gevergd kan worden.
11. Verweerder heeft het standpunt ingenomen dat eiseres een vestigingsalternatief in Kinshasa heeft. De rechtbank is van oordeel dat dit standpunt onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd. Vast staat dat in Zuid-Kivu sprake is van een zogenoemde 15c-situatie en dat van eiseres niet wordt verlangd dat zij naar die regio terugkeert. Ook is (inmiddels) onbestreden dat eiseres een alleenstaande vrouw is, afkomstig uit Zuid‑Kivu, behorend tot de Banyamulenge bevolkingsgroep. Bij personen uit Zuid-Kivu met een geloofwaardig asielrelaas wordt het vestigingsalternatief Kinshasa niet tegengeworpen. Verweerder heeft ter zitting geen antwoord kunnen geven op de vraag waarom dit van eiseres, nu haar relaas ongeloofwaardig is bevonden, wel kan worden verlangd. De 15c-situatie in Zuid-Kivu en of er voor mensen afkomstig uit die regio een alternatief is om zich te vestigen, staat los van de vraag naar de geloofwaardigheid van het relaas. Van verweerder mag dan ook worden verwacht dat hij de reden en achtergrond van dit onderscheid deugdelijk kan uitleggen.
Daar komt bij dat evenmin op zorgvuldige wijze is onderzocht en gemotiveerd hoe eiseres zich in Kinshasa staande zou kunnen houden. Uit het Algemeen ambtsbericht van december 2014 komt naar voren dat vrouwen in de DRC een ondergeschikte positie innemen, discriminatie van vrouwen wijdverbreid is en de algemene positie van de vrouw onverminderd slecht is. Ook komt naar voren dat in het gehele land seksueel geweld tegen vrouwen en meisjes op grote schaal voorkomt. Alleenstaande vrouwen in Kinshasa die afkomstig zijn uit andere regio’s dan Kinshasa hebben het volgens het ambtsbericht zwaarder dan alleenstaande vrouwen die een baan hebben en/of over een eigen akker kunnen beschikken. Alleenstaande vrouwen uit andere delen van het land zouden zich in Kinshasa kunnen aansluiten bij hun eigen etnische groep. Op de vraag of het voor eiseres mogelijk zou zijn zich bij haar eigen etnische groep aan te sluiten, heeft verweerder er ter zitting op gewezen dat er in Kinshasa (in 2014) 60 à 70 Banyamulenge leven. De rechtbank is van oordeel dat op een inwoneraantal van meer dan 10 miljoen, 60 à 70 mensen (waarbij onduidelijk is hoeveel daarvan vrouw zijn) een te verwaarlozen aantal is. Rekening houdend met het feit dat eiseres geen familie meer heeft, alleenstaand is, al sinds 2012 niet meer in de DRC heeft verbleven en als gezegd tot de Banyamulenge uit Zuid-Kivu behoort, mogen vraagtekens worden geplaatst bij de stelling van verweerder dat aan eiseres het vestigingsalternatief Kinshasa kan worden tegengeworpen. Ook in die zin is het bestreden besluit niet deugdelijk gemotiveerd.
12. Gelet op voornoemde motiveringsgebreken zal de rechtbank het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Voor het toepassen van een bestuurlijke lus als bedoeld in artikel 8:51a van de Algemene wet bestuursrecht ziet de rechtbank geen aanleiding gelet op de eerdere vernietiging van het besluit van 26 oktober 2012, die bij uitspraak van deze rechtbank van 26 november 2014 is uitgesproken.
13. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 980,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 490,- en een wegingsfactor 1).