ECLI:NL:RBDHA:2015:13912

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 december 2015
Publicatiedatum
4 december 2015
Zaaknummer
15/10754
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op grond van ongeloofwaardig asielrelaas van een Indonesische vrouw

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 december 2015 uitspraak gedaan in het beroep van een Indonesische vrouw tegen de afwijzing van haar asielaanvraag door de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie. De eiseres, geboren in 1974, had op 16 september 2014 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, omdat zij vreesde voor besnijdenis en gedwongen huwelijk door haar ouders, en voor haar leven vanwege doodsbedreigingen van de bordeelhoudster waar zij had gewerkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de asielaanvraag heeft afgewezen op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, omdat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig werd geacht. Tijdens de zitting op 23 november 2015 is eiseres bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl de staatssecretaris werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft overwogen dat eiseres inconsistenties vertoonde in haar verklaringen over haar vertrek uit het ouderlijk huis en haar ervaringen in het bordeel. De rechtbank concludeert dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat haar aanvraag gegrond is op omstandigheden die een rechtsgrond voor verlening van de asielaanvraag vormen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de kostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 15/10754
V-nummer: [V-nummer]
uitspraak van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken van 3 december 2015 in de zaak tussen
[Naam eiser] , eiseres,
gemachtigde mr. P.R. Klaver,
en
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
gemachtigde mr. drs. S.F.E. Verdonck.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 12 mei 2015 waarbij de asielaanvraag van eiseres is afgewezen (het bestreden besluit).
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden op 23 november 2015. Eiseres is ter zitting verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was ter zitting aanwezig J.M. Wesenbeek, tolk in de Engelse taal. Ter zitting is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [geboortedag] 1974 en bezit de Indonesische nationaliteit. Op 16 september 2014 heeft zij een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiseres heeft aan haar aanvraag ten grondslag gelegd dat zij vreest dat haar ouders haar zullen laten besnijden en haar zullen dwingen met een oudere man te trouwen. Verder vreest zij voor haar leven vanwege doodsbedreigingen van de eigenares van het bordeel waar zij heeft gewerkt.
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag afgewezen met toepassing van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder heeft de gestelde identiteit en nationaliteit van eiseres geloofwaardig geacht. Het relaas van eiseres met betrekking tot de gevreesde besnijdenis en de gedwongen uithuwelijking en met betrekking tot de doodsbedreigingen heeft verweerder echter niet geloofwaardig geacht.
3. Eiseres heeft in beroep aangevoerd en nader toegelicht dat verweerder ten onrechte haar asielrelaas ongeloofwaardig heeft geacht. Zij vreest dat zij bij terugkeer naar het land van herkomst wordt blootgesteld aan behandeling in strijd met artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM).
De rechtbank oordeelt als volgt.
4. Op 20 juli 2015 is de wet van 8 juli 2015 tot wijziging van de Vw ter implementatie van de herziene Richtlijn 2013/32/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 betreffende gemeenschappelijke procedures voor de toekenning en intrekking van de internationale bescherming (Procedurerichtlijn) en Richtlijn 2013/33/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van normen voor de opvang van verzoekers om internationale bescherming (Opvangrichtlijn) in werking getreden. Op grond van het in die wetswijziging opgenomen overgangsrecht, neergelegd in artikel II, eerste lid, is op aanvragen tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd waarop is besloten voor inwerkingtreding van deze wet en intrekkingen voor inwerkingtreding van deze wet, het recht zoals dit gold voor inwerkingtreding van deze wet van toepassing, met uitzondering van artikel 83a (nieuw) van de Vw, tenzij het onderzoek door de rechtbank is gesloten.
5. Nu de bestreden besluiten dateren van vóór 20 juli 2015, maar het onderzoek daarna is gesloten, is het oude recht van toepassing, met uitzondering van artikel 83a van de Vw.
6. Ingevolge artikel 83a van de Vw omvat de toetsing van de rechtbank een volledig en ex nunc onderzoek naar zowel de feitelijke als de juridische gronden, met inbegrip van, indien van toepassing, een onderzoek naar de behoefte aan internationale bescherming.
7. Ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw (oud) wordt een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen.
8. Gelet op de beroepsgronden staat de vraag ter beoordeling of verweerder terecht het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig heeft geacht. Daarover wordt het volgende overwogen.
9. Verweerder heeft onder meer tegengeworpen dat eiseres wisselende verklaringen heeft afgelegd over haar redenen om in 1999 het ouderlijk huis te verlaten. De rechtbank volgt dit standpunt. Tijdens het nader gehoor heeft eiseres verteld dat zij is vertrokken uit het ouderlijk huis omdat zij werd gedwongen om besneden te worden (pagina 13 rapport nader gehoor). Bij de correcties en aanvullingen verklaarde zij echter dat zij het ouderlijk huis had verlaten om geld te verdienen en dat haar ouders na vijf jaar kwamen om te vertellen dat zij besneden moest worden. Noch in de stukken, noch desgevraagd ter zitting heeft eiseres voor dit verschil een deugdelijke verklaring gegeven. De stelling in beroep dat verweerder ten onrechte aan de correcties en aanvullingen voorbij is gegaan, kan daarom geen doel treffen. Evenmin is een deugdelijke verklaring gegeven voor het feit dat eiseres na langdurig verblijf elders in 2013 toch weer gedurende enige tijd bij haar ouders heeft gewoond tot haar vertrek in september 2013. Dit laat zich moeilijk rijmen met haar vrees om onder dwang besneden te worden en om gedwongen te worden uitgehuwelijkt.
10. De rechtbank volgt voorts het standpunt van verweerder dat eiseres geen aannemelijke verklaring heeft afgelegd over de wijze waarop zij in contact is gekomen en is meegegaan in 2004 met de man die haar uiteindelijk zou hebben verkocht aan een bordeelhoudster. Eiseres heeft bovendien vage verklaringen afgelegd over de omstandigheden tijdens haar verblijf in dat bordeel. Zo weet zij geen namen te noemen van andere vrouwen die daar moesten werken. Verweerder heeft verder terecht in twijfel getrokken dat eiseres nu nog steeds wordt gezocht en met de dood wordt bedreigd door de bordeelhoudster terwijl zij in 2004 in totaal 2 à 3 weken in het bordeel heeft gewerkt. De in het Engels gestelde e-mailberichten, afkomstig van deze bordeelhoudster, dateren alle van na het nader gehoor in haar asielprocedure in Nederland. Deze omstandigheden hebben terecht tot twijfels bij verweerder geleid, welke twijfels eiseres naar het oordeel van de rechtbank niet heeft weggenomen.
11. De slotsom is dat verweerder terecht het standpunt heeft ingenomen dat het asielrelaas van eiseres ongeloofwaardig is. De stelling van eiseres dat ook nu nog sprake is van een reëel risico bij terugkeer dat zij zowel van haar ouders als van de bordeelhoudster een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM heeft te duchten, treft dan ook geen doel.
12. Eiseres heeft gezien het voorgaande niet aannemelijk gemaakt dat haar aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in samenhang met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Verweerder heeft de asielaanvraag van eiseres daarom terecht afgewezen.
13. Van omstandigheden op grond waarvan één der partijen moet worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte kosten is de rechtbank niet gebleken.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in tegenwoordigheid van mr. A.E. Paulus, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 december 2015.
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.