Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 december 2015 in de zaak tussen
Procesverloop
Overwegingen
Feiten en omstandigheden (in chronologische volgorde)
Bij vonnis van 12 oktober 2012 van de rechtbank Rotterdam is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar en zes maanden ter zake van medeplegen van zeeroof.
Tegen dit vonnis heeft eiser hoger beroep ingesteld. Bij arrest van 21 maart 2014 van het gerechtshof te ’s-Gravenhage is eiser veroordeeld tot een gevangenisstraf van (eveneens) vier jaren en zes maanden.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld. Daarnaast heeft eiser de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Bij besluit van 8 juni 2015 is eiser in vreemdelingenbewaring gesteld.
Tegen dit besluit heeft eiser op 9 juni 2015 beroep ingesteld. Daarbij is verzocht om schadevergoeding.
Het bestreden besluit van 9 november 2015
ten grondslag gelegd dat eiser:
Verhandelde ter zitting
Standpunt van eiser
6 november 2015. Daarbij is van belang dat verweerder erkent dat de maatregel van bewaring op 5 november 2015 per abuis is opgeheven. Eiser is vier dagen na de opheffing van de maatregel opnieuw in vreemdelingenbewaring gesteld. Hij heeft die vier dagen onterechte strafrechtelijke detentie ondergaan in dezelfde inrichting als waarin hij ook zijn vreemdelingenrechtelijke detentie ondergaat. Hij is dus nimmer uit de macht van de autoriteiten geweest. Eiser heeft er belang bij dat het onderhavige beroep wordt aangemerkt als een vervolgberoep nu hij op 4 december 2015 zes maanden in vreemdelingenbewaring zit. Er dient in zijn zaak een verlengingsbesluit te worden genomen. Mocht dit anders zijn, dan zou dit betekenen dat louter door een fout of vergissing er opnieuw een termijn van ten hoogste achttien maanden gaat lopen waarin eiser in vreemdelingenbewaring kan worden gehouden. Dit is volgens eiser onacceptabel.
8 juni 2015 opgelegde maatregel is aangevoerd over de gronden die aan die eerdere maatregel ten grondslag zijn gelegd, omdat de gronden van die eerdere maatregel en die van de nieuwe maatregel gelijkluidend zijn.
In aanvulling hierop wijst eiser op de uitspraak van 27 oktober 2015 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem, voor zover daarbij het beroep tegen de afwijzing van het verzoek om opheffing van het inreisverbod gegrond is verklaard. Weliswaar is het inreisverbod voor tien jaar nog steeds van kracht, maar deze uitspraak impliceert dat zijn psychische problematiek maakt dat het inreisverbod niet kan worden gehandhaafd. Daar komt bij dat het inreisverbod uitsluitend aan hem is opgelegd vanwege zijn strafrechtelijke veroordeling. Aan een dergelijk inreisverbod komt geen betekenis toe in het kader van het opleggen van de maatregel van vreemdelingenbewaring.
Eiser bestrijdt dat hij niet of niet voldoende meewerkt aan het vaststellen van zijn identiteit en nationaliteit. Op zich is juist dat hij geen identiteitspapieren heeft. Maar dat laat onverlet dat zijn nationaliteit wel degelijk vaststaat; verweerder heeft in de asielprocedure ook niet getwijfeld aan zijn nationaliteit. Bovendien heeft eiser, tijdens een vertrekgesprek, over de telefoon met zijn zuster in Somalië gesproken. Verweerder twijfelt er niet aan dat zijn zuster Somalische is. Bij dit alles komt dat hij een psychotische stoornis heeft die maakt dat verweerder niet zonder meer aan hem mag tegenwerpen dat hij niet meewerkt.
Standpunt van verweerder
4 december 2015, hetgeen betekent dat verweerder vanaf dat moment gehouden is een verzwaarde belangenafweging te maken.
Verweerder wijst er op dat eiser wel degelijk onvoldoende meewerkt aan de vaststelling van zijn identiteit en nationaliteit. Dit blijkt onder andere uit het gehoor voorafgaand aan de inbewaringstelling en de vertrekgesprekken. Zo heeft eiser op enig moment verklaard dat hij uit Mogadishu komt. Eiser heeft dat niet in het geheel niet onderbouwd. Op de vraag, waar eiser precies vandaan komt, antwoordt hij dat verweerder dat zelf maar moet uitzoeken.
dat er regelmatig is gerappelleerd bij de Somalische autoriteiten. Er is contact tussen DT&V en de Somalische autoriteiten met betrekking tot de terugkeer van Somalische piraten.
Gisteren - 23 november 2015 - heeft de contactpersoon bij DT&V hem (gemachtigde van verweerder) laten weten dat in de week van 8 december 2015 in Mogadishu een gesprek zal plaatsvinden tussen een ambtelijke delegatie van DT&V en de Somalische autoriteiten over de terugkeer van Somalische piraten waarbij in het bijzonder ook de zaak van eiser zal worden besproken.
Verweerder stelt zich dan ook op het standpunt dat er zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn bestaat.
Oordeel van de rechtbank
5 november 2015 van de maatregel van vreemdelingenbewaring en de aansluitende strafrechtelijke detentie voor de duur van vier dagen achterwege hadden behoren te blijven nu de op 5 november 2015 gedane mededeling aan verweerder dat eiser nog een gevangenisstraf van 220 dagen diende te ondergaan, onjuist was. In dit geval moet door de rechter in vreemdelingenzaken dan ook worden uitgegaan van de onrechtmatigheid van de aanwending van strafrechtelijke bevoegdheden.
Eiser is op 8 juni 2015 in vreemdelingenbewaring gesteld. Op 5 november 2015 is de maatregel opgeheven. Op 9 november 2015 is eiser opnieuw in bewaring gesteld. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat zich op 9 november 2015 nog niet de situatie voordeed van een voorafgaande periode van aaneengesloten vreemdelingenbewaring en strafrechtelijke detentie waarvan de totale periode van feitelijke detentie inmiddels langer was dan zes maanden. Verweerder was derhalve niet gehouden met het oog op de nieuwe inbewaringstelling een verzwaarde belangenafweging te maken.
Voor zover eiser heeft beoogd te betogen dat hij in zijn belangen is geschaad omdat, bij voortduring van de eerdere maatregel van bewaring, verweerder gehouden was geweest om (op korte termijn) een verlengingsbesluit te nemen met daarin een gemotiveerde verzwaarde belangenafweging, overweegt de rechtbank dat zij niet vermag in te zien dat eiser met de nieuwe inbewaringstelling in zijn belangen is geschaad. Immers, verweerder dient sowieso na (meer dan) zes maanden aaneengesloten vreemdelingenbewaring, strafrechtelijke detentie en (opnieuw) vreemdelingenbewaring een verzwaarde belangenafweging te verrichten.
Nu eiser geen omstandigheden naar voren heeft gebracht die aanleiding geven van het tegendeel uit te gaan, kunnen deze bewaringsgronden de maatregel reeds dragen. Gelet op hetgeen namens eiser ter zitting is aangevoerd, overweegt de rechtbank nog in het bijzonder dat de gestelde psychische problematiek van eiser niet is aan merken als een zodanige omstandigheid. Overigens heeft eiser in de onderhavige procedure geen enkel stuk met betrekking tot zijn gestelde psychische problematiek ingebracht. De rechtbank volgt eiser voorts niet in zijn lezing van de uitspraak van 27 oktober 2015 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, zittingsplaats Haarlem. Anders dan eiser kennelijk meent, behelst die uitspraak niets meer of minder dan dat (de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat) verweerder niet heeft voldaan aan zijn vergewisplicht.