ECLI:NL:RBDHA:2015:13797

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 december 2015
Publicatiedatum
2 december 2015
Zaaknummer
C/09/478987 / FA RK 14-9703
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot vervangende toestemming erkenning door de man in het belang van de minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 december 2015 uitspraak gedaan in een verzoek tot vervangende toestemming voor erkenning door de man van twee minderjarigen. De man, die feitelijk verblijft in een penitentiaire inrichting, verzocht de rechtbank om toestemming om de minderjarigen te erkennen, terwijl de moeder van de kinderen, die op een geheime verblijfplaats woont, zich daartegen verzet. De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de belangen van de minderjarigen en de psychische toestand van de moeder. De Raad voor de Kinderbescherming had eerder geadviseerd om het verzoek van de man af te wijzen, omdat erkenning door de man zou kunnen leiden tot een ongestoorde verhouding tussen de moeder en de minderjarigen in gevaar zou komen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder in een kwetsbare situatie verkeert en dat erkenning door de man de stabiliteit van de minderjarigen zou kunnen ondermijnen. De rechtbank heeft de eerdere rapporten en adviezen van de Raad in haar overwegingen betrokken en geconcludeerd dat de erkenning door de man niet in het belang van de minderjarigen zou zijn. De rechtbank heeft het verzoek van de man dan ook afgewezen, met de overweging dat de huidige situatie van de moeder en de minderjarigen niet verder verstoord dient te worden. De beslissing is genomen in het belang van de kinderen, die behoefte hebben aan een stabiele en veilige opvoedingssituatie.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 14-9703
Zaaknummer: C/09/478987
Datum beschikking: 2 december 2015

Vervangende toestemming erkenning

Beschikking op het op 28 november 2014 ingekomen verzoek van:

[de man] ,

de man,
feitelijk verblijvende in de penitentiaire inrichting [plaats] ,
advocaat: mr. S. Köller te Oostkapelle.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekende geheime verblijfplaats,
advocaat: mr. S. Salhi te ’s-Gravenhage.

[de minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

en
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
de minderjarigen,
in rechte vertegenwoordig door mr. H. von Hegedus-Faouzi,
advocaat te Zoetermeer, in de hoedanigheid van bijzondere curator.
Als informant wordt aangemerkt:
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden, locatie Zoetermeer,
de gecertificeerde instelling.

Procedure

Bij beschikking van 27 mei 2015 van deze rechtbank is de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) verzocht onderzoek te verrichten, zulks ter beantwoording van de volgende vraag: bestaat er aanleiding om aan te nemen dat een erkenning door de man de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarigen, of de belangen van de minderjarigen zal schaden? Aan de raad is voorts gevraagd aandacht te besteden aan de draagkracht van de moeder, aan de vraag of en hoe de moeder en de minderjarigen in dit geheel begeleiding behoeven en is voorts verzocht bij dit alles te betrekken de eerdere bemoeienis/onderzoek(en) van de Raad waaronder die van 27 februari 2012, met kenmerk [nummer] . Partijen is vervolgens aangeraden om in afwachting van de procedure over en weer geen contact met elkaar op te nemen, anders dan via de jeugdbeschermingswerker. De behandeling van de zaak is in afwachting van rapport en advies van de Raad aangehouden.
De rechtbank heeft vervolgens de volgende stukken ontvangen:
- het rapport en advies d.d. 6 augustus 2015 van de Raad, kenmerk: [nummer]
.
Op 2 november 2015 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: de man met zijn advocaat, mr. H. Devkinandan-Premchand, kantoorgenoot van mr. Salhi, namens de moeder, de bijzonder curator, de heer [naam] en mevrouw
[naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming en mevrouw [naam] namens Jeugdbescherming west Haaglanden.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
De Raad heeft na onderzoek geadviseerd het verzoek van de man af te wijzen. Uit het rapport en de toelichting van de Raad ter zitting komt het volgende naar voren. Beide minderjarigen hebben heftige situaties en veel onrust meegemaakt in het verleden. Het zijn kwetsbare kinderen en het gaat niet goed met hen. De moeder ervaart negatieve spanningen door het (thans) indirecte contact met de vader. Dit heeft een negatief effect op de minderjarigen. De moeder leeft in angst voor de man en nu de man is veroordeeld voor mishandeling van de moeder acht de Raad haar angst voor hem voorstelbaar. Dat de man van dit vonnis in hoger beroep is gekomen maakt dit niet anders. Daarbij komt dat de leefsituatie van de moeder (nog) niet stabiel is. Haar draaglast en draagkracht zijn maar net in evenwicht en moeten nog worden vergroot. Als moeder weer een onstabiele periode door komt te maken zou dit kunnen betekenen dat de minderjarigen opnieuw uit huis geplaatst moeten worden. De moeder kan de erkenning van de minderjarigen door de man niet los zien van een mogelijke omgangsregeling en verandering in de gezagssituatie. Dit levert onrust en stress op wat ervoor zorgt dat de basisveiligheid van de minderjarigen, die rust en duidelijkheid in hun opvoedingssituatie nodig hebben, in het gedrang komt. Dat vader zich nu wel, onder druk van het raadsonderzoek, aan de afspraken houdt is nog maar een recente ontwikkeling. Het moet nog maar blijken of dit zo blijft. Een aanhouding van de zaak acht de Raad niet in het belang van moeder en de minderjarigen. Zij hebben behoefte aan rust en duidelijkheid.
De moeder ervaart nog steeds veel spanning en onrust en de hulpverlening voor moeder is volop ingezet. De moeder staat achter het advies van de Raad en verzoekt het verzoek van de man tot vervangende toestemming erkenning af te wijzen. Dat zal rust brengen bij de moeder hetgeen ook in het belang van de minderjarigen is. De relatieve stabiliteit die moeder nu kan bieden is nog maar van korte duur. Afgewacht moet worden hoe het op de langere termijn gaat. Aanhouding van de zaak zal de spanningen die moeder ervaart niet verminderen. Zij zal zich dan mentaal moeten voorbereiden op weer een nieuwe behandeling ter terechtzitting. De moeder erkent dat de man de biologische vader is van de minderjarigen en dat zal zo blijven. Misschien dat de moeder in de toekomst anders denkt over erkenning door de man, maar voorlopig kan dit niet aan de orde zijn.
De man heeft kennis genomen van het raadsrapport. De man is blij dat de minderjarigen weer bij moeder kunnen wonen. De man stelt zich op het standpunt dat de spanningen bij de moeder worden veroorzaakt door onbegrip over wat erkenning inhoudt. Het is echter niet zo dat die spanning ertoe heeft geleid dat zij thans niet voor de minderjarigen kan zorgen. De minderjarigen zijn immers bij haar teruggeplaatst. Ook daadwerkelijke erkenning door de man zal dat niet tot gevolg hebben, aldus de man. De man verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden tot augustus 2016. Dat zal de moeder misschien het vertrouwen geven dat de rust zoals die er nu is zal voortduren. Die rust zal ook voortduren als de man de minderjarigen heeft erkend.
De bijzonder curator heeft verklaard dat er duidelijk weerstand bestaat bij moeder tegen de erkenning. Uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat de enkele emotionele weerstand van de moeder onvoldoende is om het verzoek af te wijzen. De bijzonder curator is van mening dat niet dan wel onvoldoende is gebleken dat de erkenning de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met de minderjarigen dan wel de belangen van de minderjarigen zal schaden. De bijzonder curator adviseert het verzoek van de man aan te houden zoals verzocht en anders toe te wijzen omdat de minderjarigen belang hebben bij het vaststellen van een familierechtelijke betrekking met de man.
De jeugdbeschermingswerker heeft ter terechtzitting verklaard dat moeder goed haar best doet en meewerkt met de hulpverlening. De ondertoezichtstelling van de minderjarigen kan daarom waarschijnlijk afgesloten worden. Met de minderjarigen gaat het helaas niet goed. [de minderjarige 2] heeft gedragsproblemen en volgt speciaal onderwijs. Onderzoek moet uitwijzen wat er precies met hem aan de hand is. Voor de minderjarigen is het heel belangrijk dat er rust en stabiliteit is.
De rechtbank overweegt dat het thans goed gaat met de hulpverlening aan het gezin van moeder, maar dat het duidelijk is dat er nog veel moet gebeuren. De minderjarigen zijn erg kwetsbaar en moeder is nog onvoldoende stabiel zodat sprake is van een precaire situatie. Hoewel gezag en omgang los staan van de erkenning is dit in de beleving van de moeder duidelijk anders. De mogelijke erkenning door de man brengt zoveel spanning en angst bij moeder teweeg dat het risico reëel is dat dit ook van invloed is op haar verhouding met de kinderen. Daardoor wordt de stabiliteit van deze al kwetsbare kinderen in gevaar gebracht, wat een negatief effect heeft op het fragiele evenwicht in de draagkracht en draaglast van de moeder. Het vermoeden is gerechtvaardigd dat erkenning door de man ertoe leidt dat de moeder in een zodanig onevenwichtige psychische toestand komt te verkeren dat zij niet meer in staat is de minderjarigen een stabiel opvoedingsklimaat te bieden, wat pas sinds kort met zoveel moeite is bereikt. Deze omstandigheid maakt voorts het risico reëel dat de minderjarigen door de erkenning zullen worden belemmerd in een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling. De rechtbank is daarom van oordeel dat aan de reeds bestaande problematiek niet de extra spanning die erkenning in dit geval met zich brengt moet worden toegevoegd. De rechtbank wijst het verzoek daarom af.

Beslissing

De rechtbank:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.P. Verloop, tevens kinderrechter, bijgestaan door
P. Hillebrand als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 december 2015.