ECLI:NL:RBDHA:2015:13643

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
C/09/486585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van bijstandsverlening aan de man ten behoeve van de minderjarige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de Gemeente Leiden tot verhaal van bijstandsverlening aan de man, ten behoeve van de minderjarige. De man, die niet ter terechtzitting verscheen, is de vader van de minderjarige, die bij de vrouw verblijft. De gemeente verleent sinds 1 september 2012 bijstand aan de vrouw, en verzoekt nu om een verhaalsbijdrage van € 608,-- per maand, ingaande 1 januari 2015, en een aflossing van de achterstand van € 42,-- per maand. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man een onderhoudsplicht heeft jegens de minderjarige en dat de bijstandsverlening aan de vrouw mede ten behoeve van de minderjarige is verstrekt. De rechtbank overweegt dat de nieuwe Participatiewet, die op 1 januari 2015 in werking is getreden, geen wijziging brengt in het verhaal van bijstand op degene die zijn onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt. De rechtbank concludeert dat de gemeente het verhaalsrecht behoudt en wijst het verzoek van de gemeente volledig toe. De man wordt veroordeeld tot betaling van de verhaalsbijdrage en de aflossing van de achterstand, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Meervoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 15-2760
Zaaknummer: C/09/486585
Datum beschikking: 12 november 2015

Verhaal bijstand

Beschikking op het op 13 april 2015 ingekomen verzoek van:

de Gemeente leiden,

de gemeente.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. - .

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.
Op 14 september 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij is de heer [naam] , namens de gemeente verschenen. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen.

Verzoek en verweer

De gemeente zoekt verhaal van de kosten van bijstand op de man en het verzoek luidt:
- de door de man ten behoeve van de minderjarige [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , te betalen verhaalsbijdrage te bepalen op € 608,-- per maand, ingaande 1 januari 2015;
- de man te veroordelen bovenvermeld verhaalsbedrag van € 608,-- per maand aan de gemeente te voldoen zolang de bijstandsverlening aan [de vrouw] (hierna te noemen: de vrouw) voortduurt en daarenboven de inmiddels ontstane achterstand in de betalingen af te lossen met € 42,-- per maand;
- de man, voor het geval de bijstandsverlening aan de vrouw wordt beëindigd, met ingang van die datum te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 650,-- per maand totdat de achterstand in de betalingen volledig is afgelost;
- de man, in geval van niet tijdige betaling van hetgeen hij aan de gemeente verschuldigd is, te veroordelen tot betaling ineens van de hierboven vermelde bedragen,
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

Feiten

- De man en de vrouw zijn de ouders van het volgende thans nog minderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] , die door de man is erkend.
- De minderjarige verblijft thans bij de vrouw.
- De gemeente verleent met ingang van 1 september 2012 bijstand aan de vrouw, mede ten behoeve van de minderjarige, naar de norm voor een één-oudergezin.

Beoordeling

Per 1 januari 2015 is in werking getreden de Wet hervorming kindregelingen (WHK). Deze wet behelst onder meer wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB), welke wet per 1 januari 2015 is vervangen door de Participatiewet (Pw). Met ingang van 1 januari 2015 is de aanvulling van 20% van het minimumloon voor alleenstaande ouders, die was opgenomen in de norm voor alleenstaande ouders in de WWB, vervallen. In de plaats daarvan wordt een zogenoemde alleenstaande-ouderkop geïntroduceerd in het kindgebonden budget (33.716, H, brief Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 16 juni 2014, blz. 1).
Vast staat dat de man een onderhoudsplicht heeft jegens de minderjarige.
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of de gemeente per 1 januari 2015 onder de nieuwe Participatiewet nog een verhaalsrecht heeft ten laste van de man voor de aan de vrouw verstrekte bijstandsuitkering.
De gemeente heeft deze vraag tijdens de behandeling ter terechtzitting bevestigend beantwoord en daartoe aangevoerd dat de bijstandsuitkering aan de vrouw mede is geschied ten behoeve van de minderjarige.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 62, Pw kunnen kosten van bijstand worden verhaald tot de grens van de onderhoudsplicht, bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op degene die –kortweg– zijn onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt.
Blijkens de geschiedenis van de WHK draagt de alleenstaande ouder als gezinshoofd de volledige zorg voor de tot zijn last komende kinderen. De bijstand wordt zowel voor paren met kinderen als voor alleenstaande ouders mede ten behoeve van het levensonderhoud van die kinderen verstrekt. Ten laste van het gezinshoofd komende kinderen hebben als gezinsleden geen zelfstandig recht op bijstand. Omdat de bijstand als gezinsbijstand wordt verstrekt dienen de middelen van alle gezinsleden in beginsel in aanmerking te worden genomen, waaronder ook de kinderalimentatie. Het wetsvoorstel WHK brengt geen wijziging in het verhaal van bijstand op degene die zijn onderhoudsplicht jegens zijn minderjarige kind niet of niet behoorlijk nakomt. (Memorie van Toelichting 33716 onder VIII en EK, 2013-2014, 33.716. F, blz. 6).
Gelet op deze wetsgeschiedenis ziet de rechtbank geen reden om sinds de invoering van de Participatiewet de aan de vrouw verstrekte –lagere– bijstand anders te beschouwen dan als bijstand ten behoeve van haarzelf en de minderjarige.
Dit leidt ertoe dat de gemeente ook vanaf 1 januari 2015 nog steeds de aan vrouw, mede ten behoeve van de minderjarige uitgekeerde bijstand kan verhalen op de man tot de grens van de onderhoudsplicht van de man.
De gemeente heeft in deze zaak de verhaalsbijdrage ambtshalve vastgesteld op € 608,-- per maand.
De behoefte van de minderjarige kon niet worden bepaald bij gebreke van gegevens die de man aan de gemeente had dienen te verschaffen (zoals door de gemeente is verzocht) of die hij in deze procedure alsnog naar voren had kunnen brengen.
In lijn met het Trema-rapport gaat de rechtbank bij gebreke aan gegevens bij de bepaling van de behoefte van de minderjarige maximaal uit van de maximale tabelbehoefte volgens het Trema-rapport. Onder verwijzing naar de prejudiciële beslissing in HR 9 oktober 2015, ECLI:NL:HR:2015:3011 heeft het door de vrouw ontvangen kindgebonden budget geen consequenties voor de omvang van de behoefte. Nu de man een onderhoudsplicht heeft jegens de minderjarige én de gemeente aan de vrouw een ondeelbare bijstandsuitkering ten behoeve van de vrouw en de minderjarige verstrekt, is bij gebreke van gegevens die in de sfeer van de man liggen voldoende gebleken dat de verzochte verhaalsbijdrage de behoefte van de minderjarige niet overstijgt.
Het verzoek van de gemeente zal, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, volledig worden toegewezen.

Beslissing

De rechtbank:
bepaalt dat de man ten aanzien van verhaal van kosten van bijstand verleend aan de vrouw, mede ten behoeve van de minderjarige, met ingang van 1 januari 2015 aan de gemeente dient te betalen, een bedrag van € 608,-- per maand, vanaf heden telkens bij vooruitbetaling te voldoen, zolang en voor zover die bijstand wordt verleend;
bepaalt dat de man de inmiddels ontstane achterstand dient af te lossen met € 42,-- per maand;
bepaalt dat, voor het geval de bijstandsverlening aan de vrouw wordt beëindigd, met ingang van die datum de man € 650,-- per maand aan de gemeente dient te betalen, totdat de achterstand in de betalingen volledig is afgelost;
bepaalt dat, zodra de man zijn aflossingsverplichting niet nakomt, de resterende schuld terstond opeisbaar is;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O.F. Bouwman, M. van Paridon en K.M. Braun in tegenwoordigheid van mr. D. Spierenburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2015.