ECLI:NL:RBDHA:2015:13642

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 november 2015
Publicatiedatum
30 november 2015
Zaaknummer
C/09/486636
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhaal van bijstandsverlening en kindgebonden budget in relatie tot alimentatieverplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 november 2015 uitspraak gedaan in een verzoek van de Gemeente Den Haag tot verhaal van bijstandsverlening op de man, die de vader is van een minderjarige. De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift, en de zaak is behandeld op 14 september 2015. De man is niet verschenen, terwijl de gemeente vertegenwoordigd was door twee personen. De gemeente verzocht om de verhaalsbijdrage vast te stellen op € 293,99 per maand, met ingang van 1 december 2014, zolang de bijstandsverlening aan de vrouw, de moeder van de minderjarige, voortduurt. De gemeente heeft haar verzoek aangevuld met de vraag om aanhouding van de zaak totdat de Hoge Raad uitspraak doet over de vraag of het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop, in mindering moet komen op de kosten van levensonderhoud van de minderjarige.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de man en de vrouw de ouders zijn van de minderjarige, die bij de vrouw verblijft. De gemeente verleent bijstand aan de vrouw, mede ten behoeve van de minderjarige. De rechtbank heeft de behoefte van de minderjarige vastgesteld op € 366 per maand en de draagkracht van de man op € 509,77 per maand. De rechtbank overweegt dat de bijstand die aan de vrouw wordt verstrekt, zowel voor haarzelf als voor de minderjarige is, en dat de gemeente de bijstand kan verhalen op de man, die zijn onderhoudsplicht niet nakomt.

De rechtbank heeft ook de impact van de Wet hervorming kindregelingen (WHK) en de Participatiewet (Pw) op de bijstandsverlening en de alimentatieverplichtingen beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de gemeente de verhaalsbijdrage kan vaststellen op € 293,99 per maand met ingang van 1 december 2014 en op € 269,- per maand met ingang van 1 januari 2015, zolang de bijstandsverlening aan de vrouw voortduurt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 15-2781
Zaaknummer: C/09/486636
Datum beschikking: 12 november 2015

Verhaal bijstand

Beschikking op het op 14 april 2015 ingekomen verzoek van:

de Gemeente Den Haag,

de gemeente.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. -.

Procedure

De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken, waaronder het verzoekschrift.
Op 14 september 2015 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn de heer [naam] en mevrouw [naam] namens gemeente verschenen.
De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter terechtzitting verschenen. Van de zijde van de gemeente zijn nadere stukken overgelegd.

Verzoek en verweer

De gemeente zoekt verhaal van de kosten van bijstand op de man en het verzoek luidt met ingang van 1 december 2014 de verhaalsbijdrage vast te stellen op € 293,99 per maand, zolang de bijstandsverlening aan [de vrouw] (hierna te noemen: de vrouw) mede ten behoeve van [de minderjarige] , geboren te [woonplaats] op [geboortedatum] , voortduurt, voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De gemeente heeft haar verzoek ter terechtzitting in die zin aangevuld, dat zij verzoekt de behandeling van de zaak aan te houden totdat de Hoge Raad uitspraak heeft gedaan over de prejudiciële vraag van het gerechtshof te Den Haag of het kindgebonden budget, inclusief de alleenstaande ouderkop bij de berekening van kinderalimentatie in mindering dient te komen op de kosten van levensonderhoud van minderjarigen (behoefte). De gemeente staat voor de lijn van de Hoge Raad te volgen.

Feiten

- De man en de vrouw zijn de ouders van:
[de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] .
- De minderjarige verblijft thans bij de vrouw.
- De gemeente verleent met ingang van 20 augustus 2014 bijstand aan de vrouw, mede ten behoeve van de minderjarige, naar de norm voor een één-oudergezin;
- De gemeente heeft op basis van gegevens die zij heeft verkregen middels Suwinet en met toepassing van de richtlijnen van het rapport van de Expertgroep Alimentatienormen de behoefte van de minderjarige bepaald op € 366,-- per maand (na indexering per 1 januari 2015 € 368,93 per maand), de draagkracht van de man op € 509,77 per maand en de draagkracht van de vrouw op € 25,-- per maand.

Beoordeling

De rechtbank stelt voorop dat zij het verzoek van de gemeente met betrekking tot de periode 1 december 2014 tot 1 januari 2015 als niet weersproken en op de wet gegrond zal toewijzen.
Per 1 januari 2015 is in werking getreden de Wet hervorming kindregelingen (WHK). Deze wet behelst onder meer wijziging van de Wet werk en bijstand (WWB), welke wet per 1 januari 2015 is vervangen door de Participatiewet (Pw). Met ingang van 1 januari 2015 is de aanvulling van 20% van het minimumloon voor alleenstaande ouders, die was opgenomen in de norm voor alleenstaande ouders in de WWB, vervallen. In de plaats daarvan wordt een zogenoemde alleenstaande-ouderkop geïntroduceerd in het kindgebonden budget (33.716, H, brief Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid d.d. 16 juni 2014, blz. 1).
Tot 1 januari 2015 verstrekte de gemeente aan de vrouw bijstand naar de norm voor een alleenstaande ouder, ten bedrage van op 31 december 2014 € 951,64 per maand plus de alleenstaande oudertoeslag ad € 271,90, derhalve in totaal € 1.223,54 per maand.
Per 1 januari 2015 verstrekt de gemeente aan de vrouw bijstand met toepassing van artikel 21, aanhef en onder a Pw naar de norm voor een alleenstaande ouder ad € 962,63 per maand. Deze norm is gelijk aan de norm voor een alleenstaande.
De vrouw komt hiernaast in aanmerking voor een hoger kindgebonden budget dan vóór 2015. Het kindgebonden budget voor de vrouw bedraagt per 1 januari 2015 € 340,- per maand inclusief alleenstaande ouderkop. Het kindgebonden budget wordt uitgekeerd door de belastingdienst. In totaal ontvangt de vrouw per 1 januari 2015 € 1.302,63 per maand.
De rechtbank ziet zich geplaatst voor de vraag of het feit dat de gemeente vanaf 1 januari 2015 minder bijstand verleent gevolgen heeft voor de verhaalsmogelijkheden van de gemeente op de man.
De gemeente stelt dat de aan de vrouw verstrekte uitkering mede geschiedt ten behoeve van de tot haar gezin behorende minderjarige en acht het gehele alimentatiebedrag verhaalbaar.
Ter motivering heeft de gemeente onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 28 februari 1997 aangevoerd dat de aan de vrouw verleende bijstand ook na 1 januari 2015 niet splitsbaar is in een deel voor de ouder en een deel voor de kinderen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ingevolge artikel 62, Pw kunnen kosten van bijstand worden verhaald tot de grens van de onderhoudsplicht, bedoeld in Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek op degene die –kortweg– zijn onderhoudsplicht niet of niet behoorlijk nakomt. Blijkens de geschiedenis van de WHK draagt de alleenstaande ouder als gezinshoofd de volledige zorg voor de tot zijn last komende kinderen. De bijstand wordt zowel voor paren met kinderen als voor alleenstaande ouders mede ten behoeve van het levensonderhoud van die kinderen verstrekt. Ten laste van het gezinshoofd komende kinderen hebben als gezinsleden geen zelfstandig recht op bijstand. Omdat de bijstand als gezinsbijstand wordt verstrekt dienen de middelen van alle gezinsleden in beginsel in aanmerking te worden genomen, waaronder ook de kinderalimentatie. Het wetsvoorstel WHK brengt geen wijziging in het verhaal van bijstand op degene die zijn onderhoudsplicht jegens zijn minderjarige kind niet of niet behoorlijk nakomt. (Memorie van Toelichting 33716 onder VIII en EK, 2013-2014, 33.716. F, blz. 6).
Gelet op deze wetsgeschiedenis ziet de rechtbank geen reden om sinds de invoering van de Participatiewet de aan de vrouw verstrekte –lagere– bijstand anders te beschouwen dan als bijstand ten behoeve van haarzelf en haar minderjarige kinderen. Dit leidt ertoe dat de gemeente ook vanaf 1 januari 2015 nog steeds de ten behoeve van zijn minderjarige kind uitgekeerde bijstand kan verhalen op de man.
De rechtbank ziet zich voorts geplaatst voor de vraag of het met de alleenstaande ouderkop verhoogde kindgebonden budget gevolgen heeft voor de hoogte van de onderhoudsbijdrage en –daarmee– ook voor de hoogte van de verhaalsbijdrage per 1 januari 2015.
Onder verwijzing naar de prejudiciële beslissing in HR 9 oktober 2015, nr. 15/02543, ECLI:NL:HR:2015:3011 is de rechtbank van oordeel dat het kindgebonden budget en de daarvan deel uitmakende alleenstaande ouderkop bij de vaststelling van de door de ouders verschuldigde onderhoudsbijdrage voor hun minderjarige kinderen in aanmerking dient te worden genomen bij de berekening van de draagkracht van de ouder die het kindgebonden budget ontvangt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen bedraagt het netto besteedbaar inkomen van de vrouw inclusief het kindgebonden budget vanaf 1 januari 2015 € 1.302,63 per maand. Onder verwijzing naar de draagkrachttabel behorend bij het Rapport Alimentatienormen bedraagt de draagkracht van de vrouw thans € 67,- per maand. De draagkracht van de vrouw is derhalve hoger dan vóór 2015. Dit heeft gevolgen voor de onderlinge verhouding van het aandeel dat de ouders afzonderlijk bijdragen in de kosten van de minderjarige.
De verdeling van de kosten over beide ouders wordt berekend volgens de formule:
ieders draagkracht gedeeld door de totale draagkracht vermenigvuldigd met de behoefte, oftewel:
het eigen aandeel van de vrouw bedraagt: 67 / 577 x 366 = € 42,-
het eigen aandeel van de man bedraagt: 510/ 577 x 366 =
€ 324,-
samen € 366,-
Derhalve komt van de totale behoefte van de minderjarige een gedeelte van € 324,- per maand voor rekening van de man. In aanmerking genomen de door de gemeente gehanteerde zorgkorting van 15% leidt dit tot een aandeel van de man in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige van € 269,- per maand.
Gelet hierop zal de rechtbank het door de man aan de gemeente te betalen verhaalsbedrag met ingang van 1 januari 2015 vaststellen op een bedrag van € 269,- per maand.

Beslissing

De rechtbank:
stelt het bedrag dat de man ten aanzien van verhaal van kosten van bijstand verleend aan [de vrouw] , mede ten behoeve van zijn kinderjarige kind:
- [de minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
met ingang van 1 december 2014 aan de gemeente dient te betalen vast op € 293,99 per maand, en met ingang van 1 januari 2015 op € 269,- per maand, zolang en voor zover die bijstandsverlening aan [de vrouw] , mede ten behoeve van de minderjarige voortduurt;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad,
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. O.F. Bouwman, M. van Paridon en K.M. Braun in tegenwoordigheid van mr. D. Spierenburg als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 november 2015.