ECLI:NL:RBDHA:2015:13599
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in asbestverwijderingszaak wegens gebrek aan bewijs van nadelige gevolgen voor het milieu
In de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte, die als bestuurder van [bedrijf 1] werd beschuldigd van het onzorgvuldig omgaan met asbesthoudende materialen tijdens sloopwerkzaamheden, heeft de rechtbank Den Haag op 24 november 2015 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het verwijderen van asbesthoudende coating van een silo zonder de juiste voorzorgsmaatregelen te nemen, wat zou hebben geleid tot nadelige gevolgen voor het milieu. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn bedrijf handelingen hebben verricht met betrekking tot asbesthoudende coating, maar dat er onvoldoende bewijs was dat deze handelingen daadwerkelijk schadelijke gevolgen voor het milieu hebben veroorzaakt.
De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de sloopwerkzaamheden in Hazerswoude-Rijndijk onderzocht. De verdachte had een werkplan opgesteld en advies ingewonnen van een hoger veiligheidskundige (HVK’er) over de asbestverwijdering. Tijdens de werkzaamheden zijn er echter problemen ontstaan met de stabiliteit van de silo, wat leidde tot wijzigingen in de werkwijze. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte niet volgens het oorspronkelijke werkplan had gehandeld, er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de asbest die was aangetroffen buiten het asbestafzettingsgebied afkomstig was van de oude silo.
De verdediging betoogde dat het aangetroffen asbest mogelijk van een andere bron afkomstig was en dat [bedrijf 1] niet kon weten dat hun handelingen schadelijk zouden zijn. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de gedragingen van de verdachte op zichzelf bewezen konden worden, er geen bewijs was dat hij wist of redelijkerwijs had kunnen weten dat deze handelingen nadelige gevolgen voor het milieu zouden hebben. Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten.