Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
[de Combinatie] V.O.F.,
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
verbintenisom vorderingen niet over te dragen.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak, die voor de Rechtbank Den Haag is behandeld, gaat het om de geldigheid van een cessieovereenkomst tussen een curator en een voormalig bestuurder van een failliete onderneming. De curator heeft een vordering van de failliete onderaannemer op de hoofdaannemer gecedeerd aan de voormalig bestuurder. De vordering was ontstaan uit een overeenkomst waarin een cessieverbod was opgenomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het cessieverbod geen goederenrechtelijke werking heeft, maar louter verbintenisrechtelijke werking. Dit is gebaseerd op de uitlegregel van de Hoge Raad van 21 maart 2014, die stelt dat cessieverboden in beginsel alleen verbintenisrechtelijke werking hebben, tenzij uit de formulering blijkt dat goederenrechtelijke werking is beoogd.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de cessieovereenkomst niet in strijd met de goede zeden is, omdat er geen bewijs is dat de curator en de voormalig bestuurder opzettelijk de hoofdaannemer benadelen. De rechtbank heeft de vordering van de voormalig bestuurder toegewezen, waarbij de hoofdaannemer werd veroordeeld tot betaling van de gecedeerde vordering. De zaak is van belang voor de uitleg van cessieverboden en de werking daarvan in het faillissementsrecht, en bevestigt dat de Haviltex-maatstaf niet van toepassing is op derden die geen partij zijn bij de oorspronkelijke overeenkomst.