Uitspraak
Rechtbank den haag
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling van het geschil
bij de voorbereidingvan de beslissing van de rechtbank Rotterdam fundamentele rechtsbeginselen zijn veronachtzaamd.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 30 oktober 2015 uitspraak gedaan in een kort geding waarin eiser, thans gedetineerd, vorderde om in vrijheid te worden gesteld. Eiser was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van elf jaar en zes maanden, waarvan de Hoge Raad de straf had verminderd tot elf jaar en vier maanden. De rechtbank Rotterdam had op 28 mei 2014 de voorwaardelijke invrijheidstelling van eiser met 120 dagen uitgesteld. Eiser stelde dat deze beslissing was gebaseerd op onjuiste informatie, omdat terugbelverzoeken van de reclassering niet aan hem waren doorgegeven. De Staat voerde verweer en stelde dat de civiele rechter niet bevoegd was om de beslissing van de rechtbank Rotterdam te toetsen, aangezien daartegen geen rechtsmiddel openstond. De voorzieningenrechter oordeelde dat de vordering van eiser tot invrijheidstelling moest worden afgewezen, omdat de beslissing van de rechtbank Rotterdam niet op onrechtmatige wijze tot stand was gekomen en er geen grond was voor toewijzing van de gevorderde schadevergoeding. Eiser werd veroordeeld in de proceskosten.