Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
gemachtigde: mr. J. Kalkman,
gedaagde partij,
gemachtigde: E.J.A. Koers van LAVG Gerechtsdeurwaarders Groningen.
1.Procedure
- de dagvaarding van 24 juli 2014;
- de conclusie van antwoord;
- de in het geding gebrachte producties.
2.De feiten
3.Het geschil
4.Beoordeling
voor zover dit percentage het ingevolge artikel 4 [in de periode 1 maart 2000 - 1 juli 2011] respectievelijk artikel 11 Besluit kredietvergoeding maximaal toegestane percentage niet te boven gaat", of woorden van gelijke strekking.
- [eiseres] heeft, vanwege haar jarenlange verblijf in het buitenland, eerst kennis gekregen van het vonnis op 20 maart 2013 door de betekening aan [eiseres] van de grosse van het vonnis met de akte van cessie tussen Laser en Lindorff. Of de vordering door Primeline direct aan Laser is gecedeerd of dat Laser de vordering van iemand anders gecedeerd heeft gekregen, is onduidelijk gebleven, terwijl evenmin is gebleken, zoals artikel 3:94 lid 3 BW vereist, dat de cessie(s) is/zijn geregistreerd bij de belastingdienst of dat daarvan een notariële akte is opgemaakt. In elk geval is slechts van de laatste cessie aan [eiseres] mededeling gedaan.
- Na kennisneming van het vonnis heeft de advocaat van [eiseres] een verzetdagvaarding opgesteld die, zoals Lindorff erkent, aan haar is betekend. Door een fout van de advocaat van [eiseres] is deze echter niet tijdig ter griffie aanhangig gemaakt. Dit is temeer van belang daar de onderliggende kredietovereenkomst, waarvan het desbetreffende bewijsstuk ingevolge artikel 6:143 BW zou moeten zijn overgedragen aan Lindorff, ontbreekt en Lindorff dat stuk derhalve niet in het geding zou hebben kunnen brengen; het zou in dat geval alsnog tot vernietiging van het verstekvonnis en afwijzing van de vordering van Lindorff hebben geleid, zoals ook Lindorff overigens ter comparitiezitting heeft erkend. Weliswaar kan een en ander niet aan Lindorff worden tegengeworpen, maar het is relevant voor het bepalen van de wederzijdse belangen.
- Lindorff heeft in 2014 vervolgens een bedrag van € 10.678,75 op [eiseres] willen verhalen. De schuld had toen inmiddels een hoogte bereikt die in verhouding tot de oorspronkelijke hoofdsom disproportioneel is te noemen, hetgeen niet strookt met het doel van de WCK om de consument tegen te hoge rentepercentages te beschermen.
- Op basis van het in rechtsoverweging 4.3 besproken onjuiste uitgangspunt heeft Lindorff een afbetalingsregeling met [eiseres] getroffen. Het aflossingsbedrag is zeer gering, € 15,- per maand, met een, ook na aanpassing van het rentetarief, zeer lange looptijd van – geschat – ruim 50 jaar.
- Blijkens de (onder 2.6 vermelde) brief van 26 mei 2014 komt daar echter nog bij dat de rente blijft doorlopen, zodat [eiseres], ook met de (in ro 4.3 berekende) aangepaste rentelast, met zekerheid nooit aan haar verplichtingen zal kunnen voldoen; integendeel: haar schuld zal op deze wijze elk jaar groter worden.
5.Beslissing
- betaling van het bedrag van € 15,- zal plaatsvinden steeds vòòr de eerste van iedere maand op het rekeningnummer vermeld in de onder 2.6 bedoelde brief, voor het eerst per 1 maart 2015;
- mocht [eiseres] in gebreke blijven met het voldoen van twee achtereenvolgende termijnen, dan is het resterende bedrag zonder ingebrekestelling onmiddellijk en in zijn geheel opeisbaar;